direct naar inhoud van 2.1 Historische schets
Plan: Oude Stad
Plannummer: BP1080005
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP1080005-0004

2.1 Historische schets

Het plangebied vormt prominent onderdeel van de historische binnenstad van Haarlem. De binnenstad is het oudste gedeelte van Haarlem. De stad is in de vroege Middeleeuwen ontstaan uit een nederzetting aan de rand van de strandwal, waar de oude handelsroute tussen Noord- en Zuid-Holland en de rivier het Spaarne elkaar het dichtst naderen. Op de zandrug van de strandwal was de landweg die het noorden van Holland met het zuiden verbond. Die landweg is nog altijd herkenbaar in het tracé van de Wagenweg, Gierstraat, Koningsstraat, Barteljorisstraat, Kruisstraat, Kruisweg en Schoterweg.

In de loop van de twaalfde en dertiende eeuw vinden in de omgeving van Haarlem vele ontginningen plaats, waardoor de centrale functie van de nederzetting zich versterkt. Tot het moment van stadsrechtverlening in 1245 is weinig concreets bekend over ontstaan en ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Ook de omvang van de stad is dan nog onduidelijk. Haarlem had tot dat moment een rol als markt- en handelsplaats. Een préstedelijk element van belang voor het ontstaan van de stad is de grafelijke hof die, mogelijk in de eerste helft van twaalfde eeuw, in Haarlem gevestigd wordt. Vermoedelijk krijgt de stad pas kort na 1274 een verdedigingsstelsel in de vorm van grachten en wallen. Deze stadsvesten worden in de huidige stadsplattegrond gerepresenteerd door de Bakenessergracht, het Spaarne, de Gedempte Oude Gracht en de Nassaulaan. De noordelijke stadsgracht is even ten zuiden van de huidige Nieuwe Gracht gelegen. De stad omvat dan de kern van de tegenwoordige stad met het Sant (nu Grote Markt) als centrale ruimte. De belangrijkste industrie was de bierbrouwerij. Ook de linnenindustrie en scheepsbouw waren belangrijk voor de economie.

Door de aantrekkingskracht die deze nijverheid op de omgeving uitoefende begon het inwonertal spectaculair te groeien. Rond 1350 telde de stad reeds zo'n 7500 inwoners. Nadat de hoofdstraten waren volgebouwd werd nieuwe bouwgrond verkregen door het splitsen van de aan de hoofdstraten gelegen erven en de aanleg van zogeheten achterstraten. Voorbeelden daarvan zijn de Frankestraat, Schagchelstraat, Lange Margarethastraat, Zoetestraat. De volgende stap was het volbouwen van de nauwe stegen die de hoofd- en achterstraten met elkaar verbonden (Ceciliasteeg, Parlaarsteeg). De ruimtelijke ontwikkeling tot de midden zestiende eeuw is in hoofdzaak af te lezen van de kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1560.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP1080005-0004_0002.jpg"

Afbeelding 2 Haarlem rond 1560

De voormalige vesten zijn als grachten in de stad opgenomen. Het stratenpatroon is minder dicht dan tegenwoordig maar is tot op de dag van vandaag voor het grootste deel onveranderd gebleven.

Bij het herstel van de stedelijke economie na de stagnatie van de zestiende eeuw en het beleg van 1572-1573 neemt met name de linnenindustrie een grote vlucht en trekt tot diep in de zeventiende eeuw grote groepen immigranten naar de stad. De bevolkingsomvang van de stad wordt tussen 1572 en 1622 meer dan verdubbeld (van 18.000 naar 39.455 inwoners). Hierdoor kon Haarlem zich na Leiden, de tweede industriestad in de Republiek der Verenigde Nederlanden noemen. De verstening van de stad komt in een stroomversnelling wanneer de stad in 1582 een verbod uitvaardigt op het bouwen van houten voor- en achtergevels. Vanaf 1603 verdwijnen ook de rieten daken uit het stadsbeeld.

De effecten van de linnenweverij op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad zijn hoofdzakelijk gelegen in de grote verdichting van de bebouwing. Anders dan de meeste steden die dan tot grote bloei zijn gekomen, ligt Haarlem nog geheel binnen de middeleeuwse ommuring. Op twee plaatsen is een nieuwe pleinruimte aan de stadsplattegrond toegevoegd: de Botermarkt en het Verwulft. Illustratief voor de bloei van de stad in deze periode is de totstandkoming van een aantal belangrijke openbare gebouwen, waaronder de Waag (1597) en de Vleeshal (1602). Vanaf 1642 worden plannen voorbereid voor uitbreiding van de stad. In 1670 wordt begonnen met de grote uitleg aan de noordkant en wordt de Nieuwe Gracht gegraven. Door hoge kosten en het uitblijven van de stroom nieuwkomers worden de verdere werkzaamheden echter al snel neergelegd.

De economische teruggang in de achttiende eeuw leidt tot het teruglopen van het aantal inwoners en afname van de bebouwingsdichtheid. In de 19e eeuw verliezen de oude verdedigingswerken hun functie, maar het zal nog geruime tijd duren voor de stad zich ook buiten de oude stadsvesten gaat ontwikkelen. Na 1830 begint voor Haarlem geleidelijk een nieuwe periode van economische opbloei en expansie. Een belangrijk ruimtelijk gevolg van deze economische opbloei is de geleidelijke verdichting die optreedt in de oude stad. Voor het merendeel voegen de 19e eeuwse gebouwen zich in het straatbeeld en volgen de rooilijn. Van grote invloed op het karakter van de stad is de sterke verwinkeling van met name de oude noord-zuidroute. Om redenen van volksgezondheid ontstond halverwege de 19e eeuw het idee de Haarlemse grachten te dempen. In 1855 werden de Oudegracht en de Kraaienhorstergracht (nu Nassaulaan) gedempt. Daarna waren de Raam- en Voldersgracht aan de beurt. In 1867 werd de Raaks dichtgegooid. Tenslotte verdween ook het gedeelte van de stadsgracht tussen Raaks en Raambrug (nu Wilhelminastraat) uit het stadsbeeld.

De tendens voor grootschaliger winkel- en bedrijfspanden zet zich in de eerste helft van de 20e eeuw voort. Een aantal markante gebouwen (bijv. V&D, voormalig postkantoor) zijn daar opvallende voorbeelden van. Een nieuw fenomeen zijn de horecavoorzieningen (Brinkmann). De binnenstad van Haarlem is wat het plangebied betreft vrijwel ongeschonden door de oorlog gekomen. Diverse ingrepen ten behoeve van het verkeer alsmede de sanering en transformatie van enkele stadsgedeelten veroorzaken daarna nog belangrijke meer of minder geslaagde wijzigingen in de binnenstad. Voorbeelden van gevoelige ingrepen zijn de kantoor-winkelontwikkeling Brinkmann, de nieuwbouw van de stadsbibliotheek bij het Doelenplein of diverse woningbouwcomplexen.

In het eerste decennium van deze eeuw is hard gewerkt aan het concept autoluwe binnenstad. Met het terugdringen van het (auto)verkeer is, met name bij de vroegere markten, ruimte ontstaan voor de inrichting van verblijfsplekken. Belangrijke recente ingrepen vormen verder de transformaties van het Joh. Enschedecomplex net buiten het plangebied en het meest recent van het Raaksgebied. Hier is van de voorheen bestaande bebouwing slechts de HBS-B en de wijnkerk gehandhaafd. Voor het overige is hier een geheel nieuwe invulling gegeven. Naast de vele veranderingen in gebruik en vormgeving van open ruimte en bebouwing sinds het midden van de 17e eeuw, is echter de ruimtelijke structuur in het binnenstadsgebied van voor 1670 zeer stabiel gebleven. Sinds 1990 valt het onderhavige plangebied volledig in het van rijkswege beschermde stadsgezicht.