Artikel 16 Tuin - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
-
b. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
-
c. tevens parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
-
d. tevens ondergrondse parkeergarage ter plaatse van specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage'.
-
e. tevens garage ter plaatse van de aanduiding 'garage'.
16.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in artikel 22.
16.2.1 Alle bouwwerken
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
-
b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
16.2.2 Gebouwen
-
a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
-
b. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
-
c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
16.2.3 Andere bouwwerken
-
a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
b. de hoogte van overige 'ander bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.
dakterras
-
c. voor dakterrassen gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 22.
16.3 Afwijken van de bouwregels
-
1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 onder b en c voor het verhogen van de bouwhoogte van gebouwen tot 4 m.
-
2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 onder b en c en toestaan dat de goot van aan-, uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m.
-
3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid, of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
-
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de bezonningssituatie;
-
3. cultuurhistorische waarden;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel
2.1
lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik van:
-
a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
-
b. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij dit gebruik is toegestaan middels de aanduiding
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder b bepaalde en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein'op de verbeelding is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.