2.2 Beschermd stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de Monumentenwet). De geldende bestemmingsplannen - met uitzondering van de gebieden Bestemmingsplan Stationsplein en Bestemmingsplan Kennemerplein en Bolwerken - hebben geen beschermende werking voor wat betreft het beschermd stadsgezicht en moeten mede om die reden herzien worden. De beschermende werking van het 'beschermd stadsgezicht' wordt in het onderhavige bestemmingsplan ingepast. Daartoe is in de waarderingskaart opgenomen.
Volgens het aanwijzingsbesluit hebben de volgende specifieke waardes aanleiding gegeven tot de aanwijzing van het gebied als beschermd stadsgezicht:
- Beide noord-zuid routes (Kruisweg en Jansweg) vormen de centrale elementen in de Nieuwstad. Zij vormen de verbinding tussen oude en nieuwe stad. De noord-zuid routes zijn in de uitbreiding rechtgetrokken en op een uniforme breedte gebracht. (pag. 17 aanwijzingsbesluit)
- Het stratennet is in de Nieuwstad loodrecht op de noord-zuid routes geprojecteerd (Nieuwegracht en Parklaan). Vooral de Nieuwegracht is als brede stadsgracht met voorname bebouwing van grote ruimtelijke waarde. Dat geldt vooral voor het gedeelte tussen beide noord-zuid straten, waar het voorkomen van een aantal particuliere stoepen met trappen, hekpalen en dergelijke de visuele waarde van het grachtprofiel vergroot. Behalve de gracht zelf is ook de bebouwing strak van opbouw. De oorspronkelijke betekenis van de Parklaan, vastgelegd in de oorspronkelijke naam Achtergracht, is op een enkele plaats in de vorm van dienstbebouwing bij een pand aan de Nieuwegracht nog herkenbaar. Overigens is het karakter van de laan in hoofdzaak laat-negentiende eeuws en van betrekkelijk gering belang. (pag. 17/18 aanwijzingsbesluit)
- De aanleg van de spoorlijn in 1839 met station binnen de oude omwalling van de stad is een niet veel voorkomend gegeven. Het tussen beide noord-zuid routes gelegen station, daterend van 1905, is op zichzelf beschermd als monument. Met de verhoging van de spoorlijn wordt de stad visueel losgesneden van de omwalling langs de noordzijde en ontstaat een nieuwe ruimtelijke grens, de spoorlijn. Door de aanleg van van de tunnels in beide noord-zuid wegen onder de spoorlijn door en door de situering van het station tussen deze voor de stad zo belangrijke wegen is aan de relatie tussen stad en noordrand een nieuwe waardevolle vorm gegeven, waarmee het contact tussen beide op de belangrijkste punten is bewaard. (pag. 18 aanwijzingsbesluit)
- In de nabijheid van het station komt in 1868 het Kenaupark, in 1870 het Ripperdapark en in de jaren daarna de villabebouwing op de bolwerken tot stand. Van beide door Zocher ontworpen villaparken verschilt vooral het Kenaupark wezenlijk van opzet met de rest van de stad door de open bebouwing en de plantsoenaanleg op zichzelf. De openheid van het door Zocher in Engelse landschapsstijl aangelegde park is het grootst aan de westzijde, waar een bastion in het park begrepen is. Aan de oostzijde, waar het park aansluit op de verdere noordelijke stadsuitbreiding, is een gesloten bouwblok gesitueerd. De bebouwing van het park bestaat bijna uitsluitend uit statige gepleisterde huizen. De brede weg door het park vormt een wezensvreemd element in de aanleg. Door de breedte van deze weg in de op het park aansluitende Parklaan is het parkkarakter van deze laan en de beoogde samenhang met het Kenaupark van weinig betekenis. Het Ripperdapark, duidelijk van minder allure dan het Kenaupark, is vooral van belang vanwege zijn in twee holle bouwblokken gevatte hoofdvorm en plantsoenaanleg. De plantsoenaanleg op de bastions is ten gevolge van de inbreng van L. Springer tamelijk open van karakter. (pag. 18 aanwijzingsbesluit)
Met betrekking tot het bebouwingskarakter wordt het volgende vermeld :
- Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw van de stad is het aaneengesloten bouwen direct langs de straat. Alleen in het Kenaupark is dat wezenlijk anders. (pag. 19 aanwijzingsbesluit)
- Langs de Nieuwegracht is de breedte van de panden groter dan 8 meter. (pag. 19 aanwijzingsbesluit)
- In de Jansstraat zijn de grotere gebouwen dominerend in het ruimtelijk beeld. (pag. 19 aanwijzingsbesluit)
- In de Nieuwstad komen overheersend langskappen voor (pag. 20 aanwijzingsbesluit)
- In het gedeelte van de stad, waar ook het historisch bebouwingsbeeld nog van belang is, zijn de voorkomende geveltypen gevarieerd. In samenhang met het dominerend negentiende-eeuws uiterlijk van de bebouwing komen veel lijstgevels voor. Zeer bepalend is dit geveltype voor b.v. de Jansstraat en de Nieuwegracht. Vooral in de negentiende-eeuwse aanleg is in verband met de grote architectonische samenhang ook het gebruikte materiaal voor gevels en daken zeer bepalend. (pag. 20 aanwijzingsbesluit)
- Zeer waardevol zijn nog altijd de grachtprofielen. Van betekenis zijn de relatie tussen de breedte van het water waarin bomen zijn geplaatst, een verkeersgedeelte en een zone direct langs de bebouwing, waarin langs het middendeel van de Nieuwegracht ook particuliere stoepen nog een rol spelen in het ruimtelijk beeld. (pag. 20 aanwijzingsbesluit)
- Zeer waardevol is tenslotte de aanleg van beide parken en van de noordelijke bastions, waarin alleen de breedte van enkele nieuwere wegen niet in de opzet past. (pag. 21 aanwijzingsbesluit)