direct naar inhoud van Artikel 15 Tuin - 2
Plan: Nieuwstad
Plannummer: BP1080004
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP1080004-0003

Artikel 15 Tuin - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. aan-, uit en bijgebouwen ten dienste van het hoofdgebouw;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van het uitvoeren van een pension ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
  • d. parkeren van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. bijbehorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

15.2.1 Alle bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

15.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;

15.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige 'ander bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen;

Dakterras

  • d. Voor dakterrassen gelden de bouwregels zoals aangegeven in art 22 lid 2

15.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 onder b en c voor het verhogen van de bouwhoogte van aan- uit en bijgebouwen tot 4 meter.

Kap

  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 onder b en c en toestaan dat de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;

Nadere eisen

  • c. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. cultuurhistorische waarden;
    • 3. de bezonningssituatie;
    • 4. de privacy van omwonenden;
    • 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. prostitutie en seksinrichtingen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder b bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken,
  • b. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de bezonningssituatie;
    • 3. de privacy van omwonenden;
    • 4. de cultuurhistorische waarden;
    • 5. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.