Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, bed en breakfast of gastouderopvang;
-
b. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
16.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de bouwregels zoals aangegeven in art 18 lid 2
16.2.2 Andere bouwwerken
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
c. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 meter bedragen.
-
d. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is.
-
e. de oppervlakte per 'ander bouwwerk' mag niet meer dan 10 m² bedragen;
-
f. overige 'andere bouwwerken' mogen alleen worden opgericht achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 20, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
-
a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
-
b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35% van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m2.
-
c. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
-
1. bijgebouwen als zelfstandige woning
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
-
a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
-
b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.