direct naar inhoud van Artikel 12 Tuin - 2
Plan: Burgwal
Plannummer: BP1080002
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP1080002-0003

Artikel 12 Tuin - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw:
  • c. ondergronds) parkeren van motorvoertuigen binnen bebouwing;
  • d. parkeren van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding;
  • e. bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

12.2.1 Alle bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van 'bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding aangegeven;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

12.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;

12.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige 'ander bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen

Dakterras

  • d. Voor dakterrassen gelden de bouwregels zoals aangegeven in art 18 lid 2

Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking

  • e. Voor collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking gelden de regels zoals aangegeven in art 18 lid 2

12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 2.2 onder b en c voor het verhogen van de bouwhoogte van aan- uit en bijgebouwen tot 4 meter.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 2.2 onder b en c en toestaan dat de goot van aan-, uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;

Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 onder a en b, of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de bezonningssituatie;
    • 3. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • 4. cultuurhistorische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 20, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  • a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
  • 1. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • 2. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij dit gebruik is toegestaan middels de aanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding, of ingevolge lid 5 onder b.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het in lid 1 onder c bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken, op die plaatsen waar niet de aanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is weergegeven ;
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.