Plan: | Haarlem 023 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.641386200-0002 |
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het hoogheemraadschap van Rijnland is waterbeheerder in de regio. In het plangebied wordt het waterbeheer op dit moment nog gevoerd dor de gemeente Haarlem. Het beheer en onderhoud van het plangebied zal door Rijnland worden overgenomen van de gemeente nadat het nieuwe watersysteem is gerealiseerd. In het kader van de watertoets wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over dit bestemmingsplan. Vervolgens zijn de opmerkingen van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf. In samenwerking met het hoogheemraadschap, de gemeente en de ontwikkelingscombinatie is onderzoek gedaan naar de waterhuishouding in en rondom het plangebied. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het plan.
Beleidskader
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Rijksbeleid
De hoofddoelstelling binnen de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1998) is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Van belang zijn het doen van onderzoek naar de knelpunten in het stedelijk waterbeheer, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders en meer aandacht voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem.
Het Rijk heeft met het kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw, (WB21, 2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw omarmd. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, 2008) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
Provinciaal beleid
In het derde Waterhuishoudingsplan van de provincie Noord-Holland Bewust omgaan met water, Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 (2006) wordt Europees en nationaal beleid vertaald naar hoofdlijnen voor het provinciaal waterbeleid. Bij deze vertaling wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling, intensiever ruimtegebruik en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden. Voor het plangebied zijn de volgende beleidslijnen relevant. De provincie bereidt maatregelen voor om zwakke schakels in de Noord-Hollandse kustverdediging te versterken. De duinen en de binnenduinrand geldt als kwetsbaar gebied in de grondwaterverordening, de provincie wil de winning van natuurlijk duinwater tot een minimum terugbrengen en de infiltratie en terugwinning inpassen in het duinmilieu. De provincie zet daarnaast in op verminderde belasting van het oppervlaktewater door ongezuiverde lozingen in het buitengebied terug te dringen. In de planperiode wil de provincie ecologische waterkwaliteitsdoelen vaststellen en tot die tijd kosteneffectieve maatregelen uitvoeren die gericht zijn op nationale en Europese doelen.
Beleid waterbeheerders
In het Waterbeheersplan 2006-2009 (2006) wordt het motto van Rijnland geconcretiseerd: 'droge voeten en schoon water'. Dat is een behoorlijke opgave, zeker gezien de toekomstige ontwikkelingen, maar in het Waterbeheersplan beschrijft Rijnland hoe het waterbeheer de komende jaren wordt vormgegeven. In het waterbeheerplan is de missie en ambitie van het Hoogheemraadschap voor het watersysteem en het beheer daarvan geconcretiseerd in de vorm van strategische doelen: het waarborgen van veiligheid tegen overstromingen, het realiseren van voldoende water en het bereiken van gezonde watersystemen.
In de Handreiking Watertoetsproces (2008) wordt beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met de watertoets. Tevens wordt beschreven wat zij van derden verwacht in geval van ruimtelijke ontwikkelingen en plannen.
De Keur en beleidsregels (2006) maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
In de Nota Integrale inrichtingscriteria oppervlaktewateren en kunstwerken(2006) wordt invulling gegeven aan het Waterbeheersplan, in de vorm van aandachtspunten, vuistregels en concrete maatregelen met betrekking tot de (her)inrichting van het watersysteem. In principe gelden de volgende overwegingen:
Gemeentelijk beleid
Het Integraal Waterplan Haarlem (2004) bestaat uit drie delen: analyse, visie en uitvoering. Het doel van het Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem en bevat daarnaast doelstellingen met betrekking tot de waterketen. De in het Waterplan opgenomen duurzaamheidsprincipes, visie, streefbeelden en doelstellingen dienen als leidraad en beleidskader bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Bestaande situatie waterhuishouding
Het plangebied ligt in stedelijk gebied, aan de oostzijde van Haarlem. Ten westen van de Amerikaweg (fase 1) is het plangebied deels verhard in de vorm van het zwembad Boerhaavebad, deels is het westelijke deel onverhard (braakliggend). Ten oosten van de Amerikaweg (fase 2) is het plangebied grotendeels onverhard in de vorm van braakliggend terrein en sportvelden. De oppervlakken in beide fases zijn gegeven in tabel 6.8.
Tabel 6.8 Oppervlakken van het plangebied in de huidige situatie (zonder Boerhaavevaart)
fase 1 (m²) | fase 2 (m²) | |
bebouwing | 2.700 (3,2%) | 500 (0,7%) |
verharding | 11.700 (14,1%) | 6.900 (9,6%) |
Onverhard (gedraineerd | 60.900 (73,3%) | 59.000 (82,4%) |
water - polderwater - boezemwater18 |
7.800 (9,4%) n.v.t. |
1.750 (2,4%) 4.080 (5,6%) |
totaal | 83.100 (100%) | 71.600 (100%) |
Bodem en grondwater
De maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen circa NAP 0 m en NAP -1 m. De bodem bestaat ter plaatse uit klei op een ondergrond van veen. Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt. De bodem en de ontwateringsdiepte zijn niet bijzonder geschikt om water te kunnen infiltreren in de bodem.
Waterkwantiteit
De Amerikaweg maakt onderdeel uit van boezemland. De watergang parallel aan de Amerikaweg en de watergang parallel aan de Boerhaavelaan worden aangemerkt als primair boezemwater. Het waterpeil van het boezemsysteem bedraagt NAP -0,6 m. De primaire boezemwatergang transporteert het water in zuidelijke richting naar de Molenplas en het Spaarne.
Fase 1 en 2 maken onderdeel uit van peilvak 'De Noordstrook'. In dit peilvak wordt een waterpeil van NAP -1,2 m gehandhaafd. De randen van het plangebied worden gevormd door watergangen (geen hoofdwatergangen). Een gemaal in fase I (aan de westzijde van de Amerikaweg) watert af op de Amerikavaart. Deze watergang maakt onderdeel uit van het boezemsysteem, waar een streefpeil van NAP -0,6 m geldt. De boezem transporteert het water zuidwaarts door Schalkwijk, om uiteindelijk af te wateren op de Molenplas en het Spaarne.
Door middel van een gemaal wordt water uit de Boerhaavevaart ingelaten op de watergang ten zuiden van de sportvelden. Onder de sportvelden (fase II) ligt een drainagesysteem (onderbemaling), welke het drainagewater en het eventueel ingelaten water transporteert naar de watergang ten noorden van de sportvelden. De noordelijke watergang staat door middel van een duiker in verbinding met de watergangen rond het volkstuinencomplex. Water afkomstig van de verharde oppervlakken in fase II wordt afgevoerd naar het open water. In het zuidwesten van het volkstuinencomplex watert een gemaal overtollig water af op de Boerhaavevaart. Dit gemaal kan geen water inlaten vanuit de Boerhaavevaart naar het volkstuinencomplex. Dit betekent dat het volkstuinencomplex alleen wordt gevoed door middel van de inlaat bij de sportvelden.
Langs de Boerhaavevaart bevinden zich boezemwaterkeringen. In het zuidoostelijke deel van zowel fase 1 als fase 2 bevinden zich poldergemalen.
Waterkwaliteit
De kwaliteit van het boezemwater in het stedelijk gebied van Haarlem wordt bepaald door lozingen in het achterland (bollenteelt) en door lozingen in Haarlem zelf. Het water is zeer voedselrijk; de stikstof en fosforconcentraties overschrijden op alle meetlocaties in de boezem ruim de norm. Het doorzicht in de boezemwateren is in de zomer gemiddeld tussen 0,45 en 1 m. Hiermee wordt ruim voldaan aan de MTR-norm van 0,4 m. De zuurstofconcentraties in de relatief kleinere boezemwateren voldoen niet aan de MTR-norm van 5 mg/l. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn de relatief slechte doorstroming en de vervuilende bronnen zoals riooloverstorten. De waterbodems van de Haarlemse boezemwateren zijn over het algemeen matig tot zwaar verontreinigd.
In de polders wordt water ingelaten uit de boezem, maar ook de kwel en het neerslagwater bepalen hier de waterkwaliteit. In veel van de Haarlemse polders komen verhoogde fosfor- en stikstofconcentraties voor. De belangrijkste bronnen van nutriënten zijn uitspoeling, landbouw, riooloverstorten, ingelaten boezemwater. In de polderwateren is sprake van kroosvorming en gering doorzicht van het water.
De waterbodems in de Haarlemse polders zijn licht tot matig verontreinigd.
Riolering
Ter plaatse van het zwembad en bijbehorende parkeerterreinen in fase 1 is een gescheiden rioolstelsel aanwezig voor de afvoer van het zwembadwater, het afvalwater en de straatkolken (hemelwater). Hemelwater wordt door het riool geloosd ter plaatse van een overstort in de watergang ten zuiden van het zwembad. Afvalwater en zwembadwater worden buiten het gebied afgevoerd (in de richting van Schalkwijk), waarbij overstorten op de boezem aanwezig zijn. In de overige gebiedsdelen is wel drainage, maar geen riolering aanwezig.
De Boerhaavelaan en Amerikaweg wateren af op de DWA-riolering. De Boerhaavelaan en Amerikaweg zijn gerioleerd, de andere ontsluitingswegen (Schipholweg en Europaweg) zijn niet gerioleerd. Geen van de hier genoemde ontsluitingswegen is gedraineerd.
Toekomstige situatie waterhuishouding
Binnen het plangebied wordt nieuwbouw in de vorm van kantoren en woningen gerealiseerd, het zwembad blijft gehandhaafd. Een deel van de nieuwbouw wordt uitgevoerd met een deels verdiepte parkeervoorziening. Tussen de bouwblokken en langs de ontsluitingswegen worden onverharde ruimtes aangelegd. In het zuidelijke deel van fase 2 is een centrale groenvoorziening voorzien.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is voor fase 1 (2006) en voor fase 2 (2008) een overkoepelend waterhuishoudkundig plan opgesteld. Mede aan de hand van de betreffende waterhuishoudkundige plannen19 20 is deze waterparagraaf opgesteld. De toekomstige oppervlakken in beide fases zijn gegeven in tabel 6.9. De Boerhaavevaart is in de oppervlaktes niet meegenomen, omdat hier geen ontwikkelingen plaatsvinden.
Tabel 6.9 Toekomstige oppervlakken van het plangebied (zonder Boerhaavevaart)
fase 1 (m²) | fase 2 (m²) | |
bebouwing | 39.700 (47,8%) | 40.800 (56,5%) |
verharding | 30.600 (36,8%) | 20.300 (28,1%) |
onverhard | 2.600 (3,1%) | 4.330 (6,0%) |
water | 10.200 (12,3%) | 6.800 ( 9,4%) |
totaal | 83.100 (100%) | 72.230 (100%) |
Het peilvak 'De Noordstrook' wordt in de toekomstige situatie losgekoppeld van het Paswerkterrein, het peil blijft gehandhaafd op NAP -1,2 m. Voor het plangebied is een peilfluctuatie van 0,3 m toegestaan. Zowel in fase 1 als in fase 2 wordt een centrale waterpartij aangelegd. De waterpartij in fase 1 wordt aan de zuidzijde voorzien van een natuurvriendelijke oever, de zuidelijke oever bestaat uit een kademuur. Ten behoeve van onderhoud is voor beide waterpartijen (west en oost) voorzien in een boteninlaatplaats, respectievelijk in het zuidoosten en noordwesten.
Water zal worden aangevoerd vanuit de Romolenpolder, waar ook een waterpeil van NAP
-1,2 m geldt. Het watersysteem in beide fasen zal onderling worden verbonden, daartoe wordt een open duikerverbinding (met een doorsnede van 800 mm) onder de Amerikaweg aangelegd. Het water uit het plangebied wordt door middel van een nieuw gemaal via het volkstuinencomplex op de Boerhaavevaart geloosd. Tussen fase II en de Boerhaavevaart wordt een leiding met een gemaal aangelegd. Door deze nieuwe waterstructuur zal de doorstroming en de waterkwaliteit verbeteren.
De nieuwe bebouwing zal worden gerealiseerd door toepassing van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen). Op die manier wordt diffuse verontreiniging van water en bodem voorkomen.
Fase 1
In fase 1 worden 9 nieuwe bouwblokken, wegen en verharding gerealiseerd. 6 panden zullen worden voorzien van een verdiepte parkeervoorziening. Deze worden waterdicht uitgevoerd en rondom de verdiepte parkeervoorziening wordt extra drainage gerealiseerd. Het plangebied zal bouwrijp worden gemaakt, waarbij de locatie wordt opgehoogd tot maximaal NAP +0,6 m langs de randen en NAP -0,2 m centraal in het plangebied (rond de centrale waterpartij). Centraal in fase 1 wordt een bergingsvijver (circa 10.200 m²) gerealiseerd die het plangebied van west naar oost doorsnijdt. Het stedenbouwkundig plan voorziet in een kunstwerk dat het water door een gebouw naar de bergingsvijver transporteert. Het grootste deel van de bestaande watergangen zal worden gedempt, dit komt overeen met een oppervlakte van 7.495 m².
Fase 2
In fase 2 worden 7 nieuwe bouwblokken met bijbehorende wegen en verharding gerealiseerd. 3 panden zullen worden voorzien van een verdiepte parkeervoorziening. Deze worden waterdicht uitgevoerd en rondom de verdiepte parkeervoorziening wordt extra drainage gerealiseerd. Daarnaast wordt een bergingsvijver (circa 7.020 m²) aangelegd. Het plangebied zal bouwrijp worden gemaakt, waarbij de locatie wordt opgehoogd tot NAP +0,6 m langs de randen en NAP -0,2 m centraal in het plangebied (rond de centrale waterpartij). Centraal in fase 2 wordt een bergingsvijver (6.800 m²) aangelegd die het plangebied van oost naar west doorsnijdt. Het grootste deel van de bestaande watergangen (waaronder de primaire boezemwatergang langs de Amerikaweg) zal worden gedempt, dit komt overeen met een oppervlakte van 1.750 m² polderwater en 4.080 m² boezemwater. Het boezemwater zal worden gecompenseerd binnen het boezemsysteem en het nabijgelegen Reinaldapark. Compenserend oppervlaktewater dient te zijn gerealiseerd voordat bestaand oppervlaktewater wordt gedempt. Een overzicht van de verharding en compensatie is gegeven in tabel 6.10.
Tabel 6.10 Verharding en compensatie (m²)
fase 1 | fase 2 | |||||
huidig | toekomstig | toe-/afname | huidig | toekomstig | toe-/afname | |
bebouwing | 2.700 | 39.700 | 37.000 | 500 | 40.800 | 40.300 |
verhard oppervlak | 11.700 | 30.600 | 18.900 | 6.900 | 20.300 | 13.400 |
onverhard oppervlak (gedraineerd) | 60.900 | 2.600 | -58.300 | 59.000 | 4.330 | -54.670 |
subtotaal verharding | 75.300 | 72.900 | -2.400 | 66.400 | 65.430 | -970 |
polderwater | 7.800 | 10.200 | 2.400 | 1.750 | 6.800 | 5.050 |
boezemwater | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 4.080 | 0 | -4.080 |
totaal | 83.100 | 83.100 | 0 | 72.230 | 72.230 | 0 |
Riolering
In de toekomstige situatie zal de riolering in het gebied worden uitgebreid De nieuwe bebouwing en verharding zal worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Het schone hemelwater wordt afgevoerd naar de bergingsvijver. In het hemelwaterstelsel (HWA) wordt het hemelwater ingezameld en geloosd op de bergingsvijvers. Binnen het plangebied wordt voldoende capaciteit gerealiseerd om het afstromend hemelwater te bergen.
De overstort van het HWA-riool die in de huidige situatie in fase I aanwezig is blijft gehandhaafd gedurende de bouwfase, tot de realisatie van het nieuwe rioolsysteem. De droogweerafvoer (DWA) zal naar de zuivering worden getransporteerd.
Op welke wijze de ontsluitingswegen (Amerikaweg, Schipholweg, Boerhaavelaan en Europaweg) in de toekomst zullen afwateren is nog onduidelijk en behoeft nader onderzoek. Bij de reconstructie van deze wegen dienen maatregelen ter voorkoming van verspreiding van verontreinigd wegwater te worden genomen. Bij voorkeur wateren de wegen af op een eigen HWA rioleringssysteem.
Vergunningen
In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur' (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer (HWA) op het oppervlaktewater, het graven van nieuwe watergangen, het aanleggen van duikers, het realiseren van verhardingen etc.
Voor het afvoeren van afgekoppeld (of niet-aangekoppeld) water naar het oppervlaktewater dient een WVO-vergunning te worden aangevraagd.
Water in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden het oppervlaktewater bestemd als 'Water'.