5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;
-
b. per bouwperceel zal ten hoogste twee steigers of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
-
c. de afstand van een steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 1,00 m te bedragen;
-
d. de gezamenlijke oppervlakte van steigers of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
-
e. de lengte van een steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde, zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de doorvaart breedte van het water ten minste 6,00 m zal bedragen;
-
f. de bouwhoogte van steigers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 0,40 m bedragen;
-
g. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 1,80 m bedragen;
-
h. de doorvaart breedte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 3,00 m bedragen;
-
i. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.