direct naar inhoud van 4.3 Milieutoets
Plan: Oude Kom Volendam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpOudeKomVolendam-vg01

4.3 Milieutoets

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

In het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering uit 2009. Bij bestaande situaties kan worden afgeweken van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. In het plangebied zijn verschillende bedrijfsactiviteiten aanwezig, waaronder horeca, detailhandel en locaties met een specifieke bedrijfsbestemming. In deze paragraaf wordt met name dieper ingegaan op de vier locaties met een specifieke bedrijfsbestemming. Vanwege de aard van het gebied en zijn karakteristieke samenstel van functies is onderhavig gebied te typeren als een 'gebied met functiemenging', waarbij de bedrijfsactiviteiten qua milieubelasting kunnen worden onderverdeeld in respectievelijk klasse A, B of C. De aanduiding 'A' staat voor de lichtste milieubelasting (kortste afstand 0 m) en die van C voor de meer zware bedrijfsactiviteiten (kortste, toelaatbare afstand 50 m). Door de wijze van bestemmen is de vestiging van nieuwe bedrijven in klasse C uitgesloten. De mogelijkheid van vestiging van dergelijke zwaardere (nieuwe) bedrijven in klasse C wordt binnen het plangebied door de aard hiervan evenmin wenselijk geacht. Er is zoals gezegd binnen het plangebied een viertal bestaande locaties die een specifieke bedrijfsbestemming gekregen hebben. Het betreft de adressen:

  • Haven 45;
  • Haven 47;
  • Kathammerstraat, nabij huisnummer 1;
  • Kerkepad 7.


Haven 45

Hier is ter plaatse een zeilmakerij aanwezig. Dit bedrijf valt volgens de handreiking Bedrijven en milieuzonering binnen de categorie 'Vervaardiging van textielwaren'. De bijbehorende SBI-code is 139. Dit bedrijf valt in klasse B, waarbij geluid de bepalende factor is. Er wordt een afstand van 50 m van het bedrijf tot aan de dichtstbijzijnde gevoelige bestemming geadviseerd. De afstand tussen het bedrijf en de dichtstbijzijnde woning bedraagt momenteel minimaal 33,5 meter. Dit gebied aan de haven is te typeren als gemengd gebied. In dat geval mag er van de gecorrigeerde afstanden, behorende bij 'Gemengd gebied' van de bedrijvenlijst worden uitgegaan, zoals die in de handreiking is opgenomen. In een gemengd gebied mag de toelaatbare afstand van een bedrijf tot een gevoelige bestemming worden verkleind ten opzichte van een rustige woonwijk met één afstandsstap. In dat geval zal de afstand tussen het bedrijf en de woning in een nieuwe situatie tenminste 30 meter (i.p.v. 50 m) moeten bedragen. In onderhavige bestaande situatie is deze afstand derhalve ook aanvaardbaar. Het bedrijf is daarom niet van negatieve invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse.


Haven 47

Ter plaatse van Haven 47 is een Scheepsreparatiebedrijf aanwezig, primair gericht op het onderhoud en reparatie van scheepsmotoren. Dit bedrijf valt binnen de categorie Vervaardiging van transportmiddelen (exclusief auto's en aanhangwagens). De bijbehorende SBI-code is 301.4 waarbij het specifiek gaat om scheepsbouw- en reparatiebedrijven: metalen schepen > 25 m en/of proefdraaien motoren > 1 MW. De bepalende factor is het continue aanwezig zijn van geluidhinder. De afstand van het bedrijf tot een gevoelige bestemming dient bij een dergelijk bedrijf 500 m te bedragen. Zoals in de vorige alinea reeds is aangegeven betreft het hier een gemengd gebied en is het geoorloofd om een afstandsstap te verkleinen. De afstand van het bedrijf tot een gevoelige bestemming dient dan 300 m te bedragen. Echter dit is het geval als het bedrijf hier nieuw zou komen. Aangezien het hier een bestaande situatie betreft hoeft er niet getoetst te worden aan de handreiking. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is er in de milieuvergunning van het bedrijf rekening gehouden met de omgeving. Er zijn geluidsnormen vastgesteld waarbinnen het bedrijf zich aan dient te houden. De geluidswaarden uit de milieuvergunning liggen op maximaal 50 dB (A) overdag. Deze waarden mogen niet overschreden worden ter plaatse van het in de milieuvergunning aangegeven meetpunt. Derhalve zijn er geen nadelige gevolgen voor het bestaande woon- en leefklimaat.


Kathammerstraat nabij nr. 1

De bedrijfsbestemming ter plaatse heeft een extra aanduiding 'nutsvoorzieningen'. Op dit perceel is een trafogebouw aanwezig. Het trafogebouw valt binnen de categorie Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water. De bijbehorende SBI-code is 35.C1 waarbij het specifiek gaat om een elektriciteitsdistributiebedrijf met een transformatorvermogen kleiner dan 10 MVA. De bijbehorende milieucategorie is categorie B. Geluid brengt de grootste hinder met zich mee (continue). Een afstand van 30 meter is aangegeven in de handreiking. De afstand tot de dichtstbijzijnde gevoelige bestemming bedraagt ongeveer 10 m. Door ook hier een afstandsstap te verkleinen (vanwege het gemengde gebied) dient de afstand tot de dichtstbijzijnde gevoelige bestemming 10 m te bedragen. Hieraan kan worden voldaan. Daarnaast gaat het hier om een bestaande situatie en hoeft er niet getoetst te worden aan de richtlijnen die in de handreiking staan.


Kerkepad 7

Op deze locatie is lange tijd een brood- en banketbakkerij gevestigd geweest. Op dit moment staat het pand leeg en te koop. Doordat er geen duidelijkheid bestaat over een nieuwe functie is uitgegaan van de thans vigerende bestemming. Conform het voormalige bestemmingsplan Oud Volendam heeft het voorste gedeelte van het perceel de bestemming 'Gemengd' gekregen en het achterste gedeelte de bestemming 'Bedrijf'. Het achterste deel van het perceel was in gebruik als bakkerij. Hier werd brood en banket voor een viertal bakkerijen gebakken.


Conclusie

Naar aanleiding van de bovenstaande bevindingen kunnen de volgende conclusies getrokken worden. De drie aanwezige bedrijven zorgen niet voor een ongunstig effect op het woon- en leefklimaat. De bestaande situatie zal niet wijzigen. Daarnaast gelden voor verschillende bedrijven naast het planologische kader ook de milieuvergunningen en het Activiteitenbesluit waarmee rekening gehouden wordt met de omgeving. Er kan daarom gesteld worden dat de in het plangebied aanwezige bedrijven geen belemmeringen opleveren voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.3.2 Bodemaspecten

Huidige en toekomstige functie

De functie van de bodem wordt afgeleid van de bodemfunctieklassenkaart, die elke gemeente op grond van het Besluit bodemkwaliteit dient te hebben opgesteld. Voor zover een bodemfunctieklassenkaart ontbreekt, kan worden uitgegaan van de zonering, zoals die in de bodemkwaliteitskaart3 is opgenomen. De oude kom van Volendam is op de bodemkwaliteitskaart ingedeeld in de zones 'Wonen 1' en 'Wonen 2'. De huidige functie van het gebied is derhalve 'Wonen' en de door het bestemmingsplan beoogde functie is daarmee in overeenstemming. Binnen de oude kom van Volendam vinden geen functiewijzigingen plaats. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. De toekomstige functie is eveneens 'Wonen'.
Voor het bepalen van het noodzakelijke inzicht in de bestaande bodemkwaliteit is gebruik gemaakt van een aantal bronnen:

  • de bodemkwaliteitskaart van de gemeente;
  • het overzicht van spoedlocaties van de provincie;
  • het overzicht van uitgevoerde onderzoeken op www.bodemloket.nl.


Bodemkwaliteitskaart

De bodemkwaliteitskaart geeft een verwachting van de bodemkwaliteit voor onverdachte locaties. Dit zijn locaties waar geen activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor lokale bodemverontreinigingen hebben kunnen ontstaan. Op basis van de bodemkwaliteitskaart wordt voor de oude kom van Volendam de volgende bodemkwaliteit verwacht:

  • bovengrond (0-1 m diepte) Oud Volendam: licht verontreinigd, P95 >T;
  • bovengrond (0-1 m diepte) Nieuw Edam-Volendam, gebied tussen Julianaweg, Kerkstraat en Zuideinde: schoon (MVR);
  • ondergrond (1-2 m diepte) ) Oud Volendam: licht verontreinigd,P95 >T;
  • ondergrond (1-2 m diepte) Nieuw Edam-Volendam, gebied tussen Julianaweg, Kerkstraat en Zuideinde: schoon.

De achtergrondwaarden (voor een standaardbodem) die verwacht worden, zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1. Achtergrondwaarden bodemkwaliteit oude kom Volendam (gehalten in mg/kg)

Parameter   Bovengrond Oud Volendam   Bovengrond Nieuw Edam- Volendam   Ondergrond Oud Volendam   Ondergrond Nieuw Edam- Volendam   Achtergrondwaarden functieklasse wonen (Bbk)  
Arseen   29   29   29   29   27  
Cadmium   0,8   0,8   0,8   0,8   1,2  
Chroom   100   100   100   100   62  
Koper   37,09   36   42,13   36   54  
Kwik   0,3   0,3   0,36   0,3   0,83  
Lood   120,43   85   87,96   85   210  
Nikkel   35   35   35   35   39  
Zink   301,06   140   149,84   140   200  
PAK (10 VROM)   7,97   1,31   2   1   6,8  
EOX   0,8   0,8   0,8   0,8   --  


Opgemerkt wordt dat de achtergrondwaarden als gevolg van de natuurlijk aanwezige concentraties voor arseen, zink en chroom in een aantal zones niet voldoet aan de maximale waarde voor de functie 'Wonen' (generiek beleid Besluit bodemkwaliteit).

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.bpOudeKomVolendam-vg01_0003.jpg"

Afbeelding 3: Uitsnede van de bodemkwaliteitskaart Edam-Volendam

Spoedlocaties

In de oude kom van Volendam zijn géén locaties aanwezig die zijn opgenomen in de lijst van spoedlocaties van de provincie Noord-Holland (www.noord-holland.nl, status 15 januari 2011). Dat betekent dat er binnen het te bestemmen gebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend zijn, die vanwege hun urgentie in verband met humane en/of verspreidingsrisico's met spoed gesaneerd dienen te worden.

Uitgevoerde onderzoeken

Binnen het plangebied zijn de afgelopen jaren diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Op de website www.bodemloket.nl is een overzicht van uitgevoerde bodemonderzoeken in het te bestemmen gebied op te vragen.


Conclusies

De bodemkwaliteit binnen het te bestemmen gebied Oude Kom Volendam is beoordeeld door antwoord te geven op de volgende vragen:

  • 1. Wat is de huidige en toekomstige functie?
  • 2. Wat is de huidige bodemkwaliteit?
  • 3. Voldoet deze kwaliteit aan de toekomstige functie?

De huidige functie volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Edam-Volendam is 'Wonen'. Deze functie komt overeen met de aanwezige en te realiseren bestemming(en). De huidige bodemkwaliteit is afgeleid uit de bodemkwaliteitskaart, uitgevoerde onderzoeken en eventueel aanwezige saneringslocaties (spoedlocaties). De algemene bodemkwaliteit is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Edam-Volendam. Hieruit blijkt dat de achtergrondwaarden voor arseen, zink en chroom in een aantal zones niet voldoet aan de maximale waarde voor de functie wonen (generiek beleid Besluit bodemkwaliteit). Dat betekent dat bij ontwikkelingen waarbij grondverzet optreedt en eventueel geen hergebruik van grond mogelijk is. Op basis van de beschikbare informatie blijkt dat in de oude kom van Volendam diverse bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. Er zijn echter geen locaties, die zijn aangemerkt als spoedlocatie (locaties met een zodanige bodemverontreiniging dat spoedige sanering verplicht is).

Voor de oude kom van Volendam geldt dat de huidige bodemkwaliteit geen belemmeringen vormt voor de toekomstige functie. Voor het overgrote deel betreft het immers de bestaande situatie. Bij bouwactiviteiten dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd dat voldoet aan de eisen zoals gesteld in de gemeentelijke bouwverordening. Uit te voeren grondverzet dient daarbij te voldoen aan het gemeentelijk beleid zoals vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart en bijbehorende bodembeheernota.
Uit de bekende en uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat er enkele locaties zijn waar sprake is van een mogelijke verplichting tot vervolgonderzoek. Dergelijk onderzoek kan echter worden uitgevoerd op het moment dat betreffende ontwikkelingen zelf plaatsvinden. Er is daarom geen reden om op dit moment nader onderzoek te doen of te veronderstellen dat er bodemverontreinigingen zijn, die de beoogde bestemmingen onmogelijk maken.

4.3.3 Externe veiligheid

De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid is in een aantal documenten vastgelegd. Hieronder wordt kort bij deze regelgeving stilgestaan.

Besluit Risico Zware Ongevallen

In het Besluit Risico's Zware ongevallen worden een aantal bedrijfsmatige activiteiten aangewezen die grote gevolgen voor de omgeving kunnen hebben in het geval van een calamiteit. Het betreft bijvoorbeeld raffinaderijen, zeer grote opslagplaatsen van benzine, grote producenten van, en opslagplaatsen voor chemicaliën. In het plangebied, noch aansluitend op of in de gemeente als geheel zijn er bedrijven aanwezig die onder de werking van het Besluit vallen.


Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de normen uit het Bevi worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.


Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen.

Voor bestaande en nieuwe situaties zijn normen gegeven waaraan moet worden voldaan. In sommige gevallen geldt geen norm maar een verantwoordingsplicht. De toetsingsafstand voor transportassen bedraagt 200 meter. Daarbinnen dienen op basis van een verantwoording van het GR en voor zover de externe veiligheid in het geding is, hetzij aanvullende maatregelen te worden overwogen, dan wel de risico veroorzakende situatie ongedaan te worden gemaakt.

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht. In dit besluit is het transport van bijvoorbeeld aardgas door ondergrondse hoge druk leidingen geregeld.


Toetsingskader

De Minister van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM) heeft normen opgesteld, tot welke externe veiligheidsrisico's ten hoogste worden geaccepteerd. Het beleid is vastgelegd in wet- en regelgeving. De uitgangspunten van het beleid kunnen als volgt worden samengevat. Burgers mogen ten aanzien van de veiligheid van hun woonomgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau (norm voor plaatsgebonden risico, PR). De kans per jaar dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen wordt uitgedrukt in het groepsrisico (GR). De termen plaatsgebonden risico en groepsrisico worden navolgend toegelicht.


Plaatsgebonden risico (PR) en Groepsrisico (GR)

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een activiteit bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met die activiteit. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De PR norm bij kwetsbare objecten is een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip 'gewichtige reden'. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar een verantwoordingsplicht. Ten behoeve van de verantwoordingsplicht dient een bestuurlijke afweging plaats te vinden. Daarbij spelen maatschappelijke baten van en de beschikbare alternatieven voor de voorgenomen activiteit een belangrijke rol.


Onderzoek

Ten aanzien van externe veiligheid zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • Inrichtingen waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of buisleidingen.


Toetsing Plaatsgebonden risico inrichtingen

In overeenkomstig met de Risicokaart4 bevinden zich binnen het plangebied geen inrichtingen met en PR 10-6 contour. Buiten het plangebied is wel een inrichting aanwezig met een PR 10-6 contour, namelijk een LPG tankstation gelegen aan de Julianaweg 1. De PR 10-6 contour van het vulpunt bedraagt 35 meter, van het ondergronds reservoir 25 meter en van de afleverinstallatie 15 meter. Het plangebied ligt ruim buiten deze contouren en voldoet derhalve aan de grenswaarde uit het Bevi.

Beoordeling Groepsrisico inrichtingen

Het invloedgebied van het LPG tankstation in het kader van het groepsrisico bedraagt 150 meter (conform de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen). Binnen het invloedgebied dient een verantwoording van het groepsrisico te worden gegeven. Het uiterst westelijk deel van het plangebied ligt binnen deze afstand. Het gaat om de straat Zuideinde en de groenstrook tussen het Zuideinde en de Prinses Margrietstraat. In dit gebied bevinden zich echter geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten5. In 2008 is in opdracht van de gemeente Edam-Volendam een berekening van het groepsrisico uitgevoerd (AVIV B.V., Groepsrisico LPG-tankstation Molenaar te Volendam, 21 oktober 2008). De berekening is uitgevoerd voor een doorzet van < 1000 m³ per jaar. De conclusie van de berekening is dat aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan.

Het groepsrisico geldt voor personen die verblijven binnen een straal van 150 meter rond het tankstation. Aangezien in het deel van het plangebied dat binnen 150 meter afstand ligt geen personen verblijven, is een verdere verantwoording van het groepsrisico in het plangebied niet aan de orde.
Het vast te stellen bestemmingsplan brengt ook geen wijzigingen in de personendichtheid binnen dit deel van het plangebied met zich mee. Er vindt geen mutatie plaats in het groepsrisico. In verband daarmee is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk en is het bestemmingplan vanuit oogpunt van groepsrisico verantwoord.


Transport gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via buisleidingen

Zowel binnen het plangebied als binnen de Gemeente Edam-Volendam bevinden zich geen spoorlijnen. Waterwegen bestemd voor de bulk transport van gevaarlijke stoffen zijn evenmin aanwezig.

In of aansluitend op het plangebied zijn geen hoge druk buisleidingen voor het transport van aardgas aanwezig. Ook zijn er geen buisleidingen voor de transport van andere gevaarlijke stoffen aanwezig.


Toetsing Plaatsgebonden risico transport

Op basis van het rapport 'Veiligheidsadvies vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, gemeente Edam-Volendam' d.d. juli 2007, van de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland, het door Rijkswaterstaat uitgebrachte rapport 'Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007' en het in maart 2010 gepubliceerde 'Verkennend onderzoek vervoer gevaarlijke stoffen over Provinciale wegen Provincie Noord-Holland' kan gesteld worden dat gezien het geringe aantal transporten geen overschrijding van het plaatsgebonden risico zich voordoet in het plangebied. Dit heeft overigens ook betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente Edam-Volendam.

Beoordeling Groepsrisico transport

In 2009 is in opdracht van de gemeente Edam-Volendam een berekening van het groepsrisico langs -ondermeer- een gedeelte van de Julianaweg uitgevoerd door AVIV B.V. ('Externe veiligheid gemeente Edam-Volendam transportroute LPG-tankstations' project 081429, d.d. 13 maart 2009).
De keuze voor een onderzoek naar LPG-transporten was mede gebaseerd op dat LPG wordt beschouwd als maatgevend met betrekking tot risico's van transport over de weg. Maatgevend in deze is dat het de meest brandbare stof is dat potentieel wordt getransporteerd over de Julianaweg. Andere transporten van brandbare stoffen in tankwagens zoals benzine en diesel zijn aanzienlijk minder brandbaar en hebben mede daardoor een beperkter invloed op het groepsrisico. Het rapport concludeert dat het groepsrisico ruim (meer dan een factor 100) onder de oriëntatiewaarde ligt.


Conclusies

De beoordeling van de externe veiligheid leidt tot de volgende conclusies:

  • het LPG tankstation aan de Julianaweg 1 heeft een invloedgebied dat reikt tot in het plangebied. Omdat in dit deel van het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn en geen verandering in de personendichtheid plaatsvindt, treedt geen wijziging op van het groepsrisico en is een verdere verantwoording hiervan niet noodzakelijk;
  • in of aansluitend op het plangebied bevinden zich geen bedrijven - of worden activiteiten uitgevoerd - die op grond van het Besluit externe veilighied (Bevi) aangewezen zijn als relevant voor de externe veiligheid;
  • in en aansluitend op het plangebied vindt op beperkte schaal transporten van gevaarlijke stoffen plaats (bijvoorbeeld bevoorrading van tankstations). Er is echter geen sprake van knelpunten voor het plaatsgebonden (PR) of het Groepsrisico (GR).


Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.3.4 Haven

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van het havengebied. Er wordt een functionele beschrijving gegeven en er wordt ingegaan op de milieuaspecten die voor het havengebied van belang zijn. In dit geval zijn dat met name milieuzonering en ecologie. Daarnaast wordt kort stil gestaan bij het onderwerp 'toerisme en recreatie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.bpOudeKomVolendam-vg01_0004.jpg"

Afbeelding 4: luchtfoto Haven

Functionele beschrijving

In het havengebied van Volendam komen verschillende functies voor. Nabij de haven is een tweetal bedrijven aanwezig, namelijk zeilmakerij J. Schokker Holding B.V. en scheepsbouwbedrijf Machinefabriek en reparatiebedrijf W. Prins B.V. Verder bevinden zich aan de haven drie hotels. In de paragraaf 'bedrijven en milieuzonering' is reeds dieper op de bedrijfsactiviteiten ingegaan.


Naast bedoelde bedrijven en hotels zijn er veel verschillende horecagelegenheden en winkels aan de haven gevestigd. De betreffende bedrijvigheid ter zake van de hotels en horecagelegenheden zijn ingepast via de bestemming 'Horeca'. De winkels zijn ondergebracht binnen de bestemming 'Gemengd', waarbinnen de detailhandelsactiviteiten zijn toegestaan.


Toerisme en recreatie

De Haven van Volendam trekt veel toeristen en dan met name ook uit het buitenland. De vele toeristen bezoeken dit gedeelte van Volendam om met name de verschillende cultuurhistorische aspecten van het oude vissersplaatsje te aanschouwen. Het gaat met name om de klederdracht, de verschillende aspecten van de palingvisserij en vele markante locaties en gebouwen. Het gevolg hiervan is dat al decennia lang jaarlijks veel honderdduizenden toeristen de gemeente Edam-Volendam bezoeken. De realisatie van de Marinahaven een aantal jaar geleden zorgt er voor dat het aantal toeristen ook de laatste jaren stabiel is gebleven. Om de attractiviteit en de toeristische trekkracht van het havengebied te versterken kan op de lange termijn de ontwikkeling van een aanlegsteiger met faciliteiten voor de riviercruisevaart in beeld komen. Deze ontwikkeling is niet in het bestemmingsplan meegenomen. Op dit moment vindt er nadere studie plaats naar de eventuele mogelijkheden.


Conclusie

Naar aanleiding van de bovenstaande beschrijving van het havengebied kan er geconcludeerd worden dat het hier volledig om bestaande functies gaat.
Er worden ook geen nieuwe ontwikkelingen in het kader van dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De Natura 2000 gebieden zullen niet worden aangetast en ook vormt de ligging van de haven binnen dit plangebied geen knelpunt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.3.5 Luchtkwaliteit

Wet luchtkwaliteit

Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen is weergegeven in hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' (Wlk) genoemd. In algemene zin kan worden gesteld dat de 'Wlk' bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen van maximumconcentraties voor een aantal componenten. Het gaat hierbij om de componenten zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zijn de grenswaarden van concentraties in de buitenlucht voor deze componenten opgenomen.

In de Gemeente Edam-Volendam kan worden gesteld dat vanuit de luchtkwaliteit gezien enkel stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) relevant zijn. Dit mede door het ontbreken van zware industrie en (grote) energiecentrales in de gemeente of de onmiddellijke nabijheid daarvan. In tabel 2 zijn de grenswaarden voor deze twee componenten opgenomen.

Tabel 2 Grenswaarden NO2 en PM10

Component   Concentratie (µg /m³)   Status   Omschrijving  
NO2   401),2)   Grenswaarde vanaf 2010   Jaargemiddelde concentratie  
  200 1),2)   Grenswaarde vanaf 2010   Uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden overschreden  
Fijn stof (PM10)   40 3)   Grenswaarde vanaf 2005   Jaargemiddelde concentratie  
  50 4)   Grenswaarde vanaf 2005   24 uurgemiddelde dat 35 keer per jaar mag worden overschreden  

Toelichting

  • 1. Voor de agglomeratie Heerlen/Kerkrade geldt 1 januari 2013 in plaats van 1 januari 2015.
  • 2. Tot het jaar 2015 (derogatietermijn) ligt de grenswaarde 50% hoger.
  • 3. Voor de zone midden en de agglomeraties Amsterdam/Haarlem, Utrecht en Rotterdam/Dordrecht, geldt tot 11 juni 2011 een jaargemiddelde concentratie van 48 µg/m3.
  • 4. Voor geheel Nederland geldt tot 11 juni 2011 een 24-uurgemiddelde concentratie van 75 µg/m3.


Betekenis normen

Als aan de grenswaarden uit de 'Wlk' wordt voldaan, stelt de Wet geen beperkingen op het realiseren van bijvoorbeeld woningen.


Onderzoek

Jaarlijks wordt door het RIVM de 'Grootschalige concentratie en depositie kaarten Nederland' mede ten behoeve van het NSL opgesteld. In het rapport over 2010 wordt de concentratie van luchtverontreinigende stoffen en de geprognosticeerde ontwikkeling daarvan tot 2030 weergegeven. Het onderzoek heeft betrekking op emissies afkomstig van alle luchtverontreinigende activiteiten in Nederland maar ook op de emissies afkomstig van de ons omliggende landen. De gerapporteerde uitkomsten worden ook aangeduid met de term 'achtergrondconcentratie'. In 2010 varieerde de achtergrondconcentratie in de gemeente Edam-Volendam van 10 tot 20
µg/m3 van NO2 en die van PM10 van 20 tot 24 µg/m3 .

Voor de jaren tot en met 2030 wordt een daling van de concentratie van de beide stoffen geprognotiseerd.

Door Goudappel en Coffeng, adviseurs verkeer en vervoer, is in opdracht van de gemeente een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van het verkeer voor de lokale luchtkwaliteit binnen de gemeente. Uit het rapport blijkt dat de geprognosticeerde luchtkwaliteit in de gehele gemeente zowel in 2010 en 2020 en tussenliggende jaren ruim voldoet aan de wettelijke grenswaarden. De gerapporteerde cijfers zijn een optelsom van de 'achtergrondconcentratie' zoals jaarlijks gerapporteerd door het RIVM en de bijdrage van het lokale verkeer.

De weg in het plangebied met de grootste verkeersintensiteit is de Julianaweg. Op het meest belaste punt - globaal ter hoogte van de Edammerweg - was in 2010 de concentratie NO2 33,9 µg/m3 en van PM10 20,9 µg/m3, met 18 keer een overschrijding van het 24 uur gemiddelde. Voor 2020 is de verwachting dat de concentratie van zowel NO2 als PM10 afneemt naar 27,4 respectievelijk 18,9 µg/m3.

Conclusies

Zowel de huidige als naar verwachting de toekomstige luchtkwaliteit in en om het plangebied voldoet aan de in de Wlk vastgelegde grenswaarden.
Door het conserverende karakter van het onderhavige bestemmingsplan zal deze geen of enkel marginale effecten hebben op de luchtkwaliteit. Concluderend kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige plan.

4.3.6 (Plan)m.e.r.-plicht

Het Besluit m.e.r.6 regelt de werkingssfeer van het instrument milieueffectrapportage en geeft aan aan welke concrete activiteiten een m.e.r.-(beoordelings)plicht is gekoppeld, dan wel voor welke plannen of programma's een plan-MER gemaakt moet worden.


M.e.r.-plicht

In het Besluit m.e.r. is een lijst opgenomen met de plannen en projecten waarvoor een m.e.r. moet worden opgesteld (onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r.). In sommige gevallen (onderdeel D) is niet direct helder of een MER moet worden gemaakt; er is dan eerst een m.e.r.-beoordeling nodig om dit te bepalen. M.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waardoor een MER nodig is. Als dat zo is moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen.


Plan-m.e.r.-plicht

Het is verplicht om voorafgaand aan de vaststelling van bepaalde plannen een milieu-effectrapport op te stellen (een zogenoemd plan-MER). Het gaat daarbij om plannen die betrekking hebben op activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu.

Meer concreet geldt de plan-m.e.r.plicht voor:

  • 1. plannen die het kader vormen voor m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige besluiten (artikel 7.2, tweede lid, Wet milieubeheer), en;
  • 2. wettelijk of bestuursrechtelijk verplicht vast te stellen plannen, waarvoor een Passende Beoordeling moet worden gemaakt op grond van artikel 19f, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (artikel 7.2a Wet milieubeheer).


Onderzoek

Voor het nieuwe bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 is onderzocht of sprake is van een m.e.r.-plicht of plan-m.e.r.-plicht.

M.e.r.-plicht

Omdat het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 sterk conserverend is, zijn de ontwikkelingen die het bestemmingsplan toestaat zeer beperkt. Er zijn in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen opgenomen die leiden tot een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Voor het bestemmingsplan hoeft derhalve geen MER te worden opgesteld.


Plan-m.e.r.-plicht

Omdat in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen zijn opgenomen die leiden tot een m.e.r.-(beoordelings)plicht, vormt het bestemmingsplan geen kader voor m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige besluiten.

Voorts is voor het bestemmingsplan geen zgn. 'passende beoordeling' nodig. Gezien het conserverende karakter van het plan, worden significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden7 uitgesloten. Vanwege het vorenstaande behoeft daarom ook geen plan-MER te worden opgesteld.


Conclusie

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012, leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een (plan)-m.e.r.-plicht. Er hoeft geen MER of een plan-MER te worden opgesteld.

4.3.7 Verkeerslawaai

Nieuwe situaties

Een nieuwe situatie is de bouw van een nieuwe woning in een zone van rechtswege of de aanleg of reconstructie van een weg binnen de zone. Indien dit bij bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, moet de wettelijke norm voor woningen, voor overige geluidgevoelige gebouwen en overige terreinen binnen de zone dan wel de norm na ontheffing in acht worden genomen. De wettelijke norm voor woningen en overige geluidsgevoelige objecten binnen de zone is voor nieuwe situaties 48 dB op de gevel. B&W kunnen echter ontheffing verlenen tot maximaal 53 dB in buitenstedelijk en 58 dB in binnenstedelijk gebied. Onder omstandigheden kan een hogere waarde worden toegestaan (tot 68 dB aan toe). Andere geluidsgevoelige gebouwen zijn onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.


Bestaande situaties

Er is een saneringssituatie als op 1 maart 1986 woningen aanwezig zijn in de zones langs aanwezige wegen met een gevelbelasting hoger dan 60 dB(A). Voor deze woningen moet een saneringsprogramma worden gemaakt na melding door B&W. Voor deze melding was tijd tot 1 januari 2009. Het saneringsprogramma wordt overlegd aan de minister van VROM, die de hoogste toelaatbare waarde (MTG) na sanering vaststelt en tevens vaststelt welke saneringsmaatregelen hij voor zijn rekening neemt. In beginsel is de MTG niet hoger dan 48 dB, met een mogelijkheid tot ontheffing tot 68 dB(A). Het binnenniveau van de woning mag nimmer meer bedragen dan 43 dB.


Zones langs wegen

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen- of buitenstedelijk is gelegen. De Julianaweg is binnenstedelijk gelegen en heeft twee rijstroken ter plaatse van het plan. De geluidzone bedraagt 200 meter. De overige wegen zijn 30 km/uur wegen en hebben geen geluidzone volgens de Wet geluidhinder.


Geluidniveau binnen de woning

Op basis van de Wet geluidhinder mag het binnenniveau van een geluidgevoelige bestemming niet meer dan 33 dB bedragen (Wgh en Bouwbesluit). Deze binnenwaarde geldt, zodra er hogere grenswaarden worden vastgesteld. Bij het bepalen van de gevelwering komt de aftrek conform artikel 110g Wgh voor de gevelbelasting te vervallen.


Aftrek artikel 110 Wet geluidhinder

Voordat toetsing van de gevelbelasting aan de grenswaarde plaats vindt, wordt voor een weg waar de toegestane rijsnelheid 70 km/uur of meer bedraagt, op basis van artikel 110g, een aftrek van 2 dB toegepast. Voor de wegen waar de rijsnelheid lager is dan 70 km/uur wordt een aftrek van 5 dB toegepast.


30 km/uur gebieden

De 30 km/uur wegvakken hebben geen wettelijke geluidzone en vallen niet onder de wettelijke normering. Echter, voor een goede ruimtelijke ordening is het aan te raden in nieuwe situaties de geluidbelasting op de planlocatie te berekenen om een indicatie te geven van de optredende milieusituatie. Het grootste gedeelte van het bestemmingsplan is aangewezen als 30 km/uur- zone en kent dus van rechtswege geen geluidzone. De karakteristieke geluidwering van een verblijfsgebied in de nieuwe woning dient ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting op de gevel minus de binnenwaarde.


Verbouwingen

Wanneer binnen het plangebied plannen bestaan voor individuele verbouwingen, zal met het onderstaande rekening dienen te worden gehouden:

  • bij een verbouwing van een niet geluidgevoelig naar geluidgevoelig bestemming geldt de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit.
  • bij een verbouwing van een geluidgevoelige bestemming gelden de eisen uit het Bouwbesluit (minimumeis 20 dB(A)) en dient te worden bekeken of gevelmaatregelen noodzakelijk zijn.


Input aangeleverde akoestische onderzoeken

In het kader van dit bestemmingsplan is nagegaan of de beschikbare akoestische rapporten bij de gemeente voldoende inzicht geven in de geluidsituatie binnen het plangebied dan wel of er aanvullend onderzoek nodig is.

Uit de door de gemeente aangeleverde onderzoeken van belang voor het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 kan worden afgeleid dat:

  • de woningen aan de Julianaweg die vanwege het wegverkeerslawaai een te hoge gevelbelasting ondervinden, in 1986 zijn geïnventariseerd;
  • een aantal bewoners in het verleden hebben gebruik gemaakt van de subsidiemogelijkheid tot het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen. Bovendien is nadien de Julianaweg geasfalteerd;
  • aan de hand van het akoestisch onderzoek kan worden afgeleid dat de woningen in de oude kom achter de Julianaweg niet worden blootgesteld aan een gevelbelasting hoger dan 48 dB ten gevolge van de bebouwing aan de Julianaweg.


Input verkeersgegevens

In onderstaande tabel staan de gebruikte verkeersgegevens, afkomstig van Goudappel Coffeng d.d. 2 januari 2006. Het betreft de etmaalintensiteiten van de peiljaren 2010 en 2020.

Tabel 3: overzicht etmaalintensiteiten

Straatnaam   Etmaalintensiteit  
  2010   2020  
Julianaweg (noord)   8.085   8.191  
Julianaweg (zuid)   10.206   10.884  
Noordeinde   1.330   1.283  
Zuideinde   1.974   2.029  
Zeestraat (noord)   5.620   5.651  
Zeestraat (zuid)   3.369   3.421  

Om een beter beeld te krijgen van de geluidssituatie binnen het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 is het van belang te weten wat er in de toekomst (2020) qua geluid te verwachten is. Om dit te kunnen beoordelen is gebruik gemaakt van de bij de gemeente beschikbare verkeer milieukaart (van Goudappel Coffeng), waarin de cumulatieve geluidbelasting voor het wegverkeer in beeld is gebracht. De verschillende adressen zijn hier door middel van punten weergegeven. Vastgesteld kan worden dat de geluidbelasting op de woningen boven de 48 dB ligt.

Uit de aangeleverde verkeersgegevens (peiljaar 2020) van Goudappel Coffeng (zie input verkeersgegevens) kan de volgende maximale geluidbelasting worden afgeleid:

  • de geluidbelasting bij een 30 km/uur weg met elementenverharding (in keperverband) met maximaal 2000 motorvoertuigen per etmaal is circa 58 dB (excl. art 110g Wgh);
  • de geluidbelasting bij een 50 km/uur weg (Julianaweg) met Dicht Asfalt Beton, 8200 mvt/etmaal is circa 62 dB (excl. art 110g Wgh).


Conclusies

Uit het vorenstaande kan het navolgende worden geconcludeerd:


Nieuwe situaties

In het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 is geen sprake van nieuwe situaties. Er worden binnen het bestemmingsplan geen nieuwe woningen gebouwd, nieuwe wegen aangelegd of wegen gereconstrueerd. Het is een consoliderend bestemmingsplan. De Wet geluidhinder is hiervoor niet van kracht.

Bestaande situaties

De beschikbare akoestische onderzoeken zijn voldoende voor onderhavig bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012. Wanneer de verwachte geluidbelasting (na aftrek < 60 dB(A)) in ogenschouw worden genomen, is het niet nodig aanvullend akoestisch onderzoek uit te voeren dan wel maatregelen te treffen aan de bestaande woningen of wegen.

30 km/uur

De 30 km/uur wegen vallen buiten het wettelijk kader. Echter vanwege een goede ruimtelijke ordening dient wel te worden nagegaan of de geluidbelasting niet te hoog wordt. De maximale gevelbelasting van de 30 km/uur wegen zullen in 2020 een geluidbelasting op de gevel hebben van maximaal circa 58 dB (2000 mvt/etmaal, 30 km/uur, 5 meter hoogte, excl. art. 110g Wgh). Dit is toelaatbaar, mits de binnenwaarde van de woningen minimaal aan het Bouwbesluit voldoet. Omdat er verder in ruimtelijk opzicht geen wijzigingen plaats vinden, is het niet nodig (extra) maatregelen te treffen. .


Verbouwingen

Indien er individuele verbouwingen plaats vinden, dient te worden voldaan aan het Bouwbesluit (wanneer een geluidgevoelige bestemming wordt verbouwd), of dient alsnog te worden getoetst aan de Wet geluidhinder (voor zover een niet-geluidgevoelige bestemming wordt gewijzigd naar een geluidgevoelige bestemming).

4.3.8 Watertoets

In het kader van dit bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en een waterparagraaf opgesteld. Het bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan, wijzigingen in het bestemmingsplan betreffen de bescherming van de cultuurhistorische waarde van Volendam en de beleidsuitgangspunten ten aanzien van de ondersteunende horeca zijn verbeterd. Dit betekent dat er geen wijzigingen zullen plaatsvinden met betrekking tot het waterbeheer.
Het proces van de Watertoets is er op gericht om het wateraspect van meet af aan te betrekken bij ruimtelijke plannen en besluiten. Daarvoor is in een zo vroeg mogelijk stadium overleg nodig met de waterbeheerder. Dit is ingevuld door een vooroverleg tussen een vertegenwoordiger van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en een adviseur van Royal Haskoning namens de gemeente Edam-Volendam op 28 april 2011. Daarnaast is op 12 mei 2011 per e-mail nader advies uitgebracht door het HHNK.
Voorts is op 18 mei 2011 door Rijkswaterstaat IJsselmeergebied (RWS-IJG) per e-mail een nadere reactie gegeven. Met deze reacties is rekening gehouden bij het opstellen van het bestemmingsplan.
Water speelt voor Volendam een belangrijke rol in relatie tot de haven, de recreatie en het toerisme. In de toelichting op het bestemmingsplan wordt de haven daarom kort in een aparte paragraaf nader beschreven.


Nationaal Waterplan (opvolger NW4)

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.
In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het reduceren van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes: aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'.
Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt.
Het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door algemene regels. Om gebiedspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het Nationaal Waterplan voort op de reeds ingeslagen weg om aan bevoegde instanties ruimte te laten om met maatwerkvergunningen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren.

Waterbeheersplan 4, 2010-2015

In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water.
Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Het hoogheemraadschap stelt zich ten doen:

  • het op orde houden van het watersysteem en dit onder doelmatig en integraal beheren;
  • de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen te voorkomen en/of beheersbaar te houden;
  • het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder doelmatig beheren;
  • het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.


Het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid te volgende uitgangspunten:

  • het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen;
  • dijkversterking blijft altijd mogelijk;
  • alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast;
  • watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier;
  • problemen worden opgelost waar ze ontstaan;
  • met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan;
  • nniet alles kan overal;
  • samenwerking staat centraal;
  • water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening;
  • het waterbeheer is toekomstgericht.


Beheersplan Waterkering 2006-2010

Het beleid van het hoogheemraadschap met betrekking tot waterkeringen, weergegeven in het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010, vastgesteld door het college van hoofdingelanden in juni 2006, beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
In de themanota's (Zandige Kust, Bouwen, Ruimtelijke ordening en beleid, Kabels en Leidingen, Bekleding van waterkeringen, Landschap, natuur, cultuurhistorie en recreatie) zijn de strategische visies neergelegd, alsmede de uitgangspunten voor beheer en onderhoud. Veiligheid van de waterkeringen is leidend. Voor zover mogelijk wordt hierbij rekening gehouden met aanverwante zaken.


Waterplan Edam-Volendam

Het waterplan Edam-Volendam is gezamenlijk door de gemeente Edam - Volendam en de rechtsvoorganger van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (Waterschap De Waterlanden) opgesteld. In december 2002 is het plan bestuurlijk vastgesteld en met een samenwerkingsovereenkomst bekrachtigd. Sindsdien zijn beide partijen bezig met de uitvoering van het plan.
Het doel van het plan is te komen tot of het scheppen van randvoorwaarden voor een aantrekkelijk, veilig en gezond watersysteem. Thema's in het plan zijn dan ook veiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit, duurzaamheid, beleving, recreatie, migratie, etc.
Deze thema's zijn uitgewerkt in uitvoeringsprogramma's met maatregelen en afspraken die binnen een afgesproken periode uitgevoerd moeten worden. Door gezamenlijk afspraken te maken komen deze thema's het best tot hun recht. Belangrijk nevendoel is de doelstelling zoveel mogelijk te bereiken tegen de laagst maatschappelijke kosten.

Het plan is in de uitvoeringsfase. Het maatregelpakket is divers in complexiteit en grootte. Tijdens de planperiode van 10 jaar worden het nut en de noodzaak van maatregelen heroverwogen. Door veranderende omstandigheden zijn sommige maatregelen verouderd of niet langer noodzakelijk. Het uitvoeringsprogramma wordt hierop aangepast.
Een van de grootste en meest ingrijpende maatregelen is in 2003 gerealiseerd. In 2003 is een nieuw gemaal aan de Markermeerdijk aan het einde van de Volgertocht gebouwd. Dit gemaal is groot genoeg om ook met de verwachte klimaatsverandering droge voeten in Edam-Volendam te hebben. Voorwaarde daarbij is wel dat de gemeente de komende jaren circa 25 ha. waterberging realiseert en in nieuwe uitbreidingsplannen voldoende waterberging aanlegt.


Watersysteem

Het plangebied van het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 ligt in twee verschillende watersystemen. Het ene watersysteem maakt onderdeel uit van het zogeheten regionaal watersysteem, het andere behoort tot het hoofdwatersysteem.
Het hoofdwatersysteem betreft het buitendijkse deel: het Markermeer / de Gouwzee en valt onder de verantwoordelijkheid van RWS-IJG. Het Markermeer bestrijkt een uitgestrekt oppervlak, waardoor effecten als scheefstand, op- en afwaaien en kruiend ijs kunnen voorkomen. Het Markermeer heeft een zomer peil van 0.2 m -NAP en een winterpeil van 0.4 m -NAP. In de planperiode moet rekening gehouden worden met een opzet tot maximaal 10 cm van het zomerpeil door RWS. Met toekomstige ontwikkelingen in buitendijkse gebied dient rekening gehouden te worden met deze aandachtpunten. Dergelijke ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan niet voorzien.


Het regionale watersysteem valt onder de verantwoordelijkheid van HHNK.
De oude kom van Volendam ligt in de bemalingseenheid Zuidpolder. Het grootste deel van deze bemalingseenheid heeft een peil van 1.43 m -NAP. De Schippersgracht is onderdeel van de polder de Volendammermeer. Rondom de Volendammermeer ligt een regionale waterkering. De Schippersgracht heeft een peil van 3.30 m -NAP, het wordt gevoed vanuit het 1.43 m -NAP peil en benedenstrooms watert het af naar het Volendammermeer (Boelenspark) met een peil van 3.45 m -NAP. Vanuit het Volendammermeer wordt het water naar het 1.43m -NAP peil gepompt, vanwaar het op het Markermeer kan worden uitgeslagen. In droge perioden kan water in omgekeerde richting (vanuit het Markermeer) worden ingelaten.
In het planologisch regime van onderhavig bestemmingsplan treden geen wijzigingen op die hierop invloed hebben.

Deltaprogramma IJsselmeergebied

Het Deltaprogramma IJsselmeergebied is een van de negen deelporgramma's van het nationale Deltaprogramma. De deelprogramma's ontwikkelen strategieën om de nationale opgaven op het gebied van waterveiligheid en zoetwater aan te pakken.
De gebiedsgerichte deelprogramma's, zoals het Deltaprogramma IJsselmeergebied leggen de verbinding met regionale opgaven en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.

Centraal in het Deltaprogramma staan een aantal belangrijke beslissingen die we moeten nemen voor de toekomst van onze delta, de zogenaamde deltabeslissingen. Een zo'n deltabeslissing heeft betrekking op het Peilbeheer IJsselmeergebied.

De strategie is gekoppeld aan:

  • de veiligheidsopgave voor het gebied op korte en lange termijn;
  • de rol van het IJsselmeer in de landelijke zoetwaterstrategie voor dezelfde periode.

De reden dat er een Deltaprogramma is, komt voort uit het advies van de Deltacommissie onder leiding van oud-minister Cees Veerman. Op verzoek van de regering heeft de Deltacommissie in september 2008 advies uitgebracht, hoe Nederland moet worden ingericht om ons te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Een van de aanbevelingen was dat het peil van het IJsselmeer met maximaal 1,5 m wordt verhoogd. Daarmee kan tot na 2100 onder vrij verval worden gespuid op de Waddenzee.
Het peil van het Markermeer wordt niet verhoogd. Het IJsselmeer behoudt zijn strategische functie als zoetwaterreservoir voor Noord-Nederland, Noord-Holland.


De tweede jaarlijkse rapportage over het Deltaprogramma, is tegelijkertijd met de begroting op Prinsjesdag 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer. Voor het deelprogramma IJsselmeergebied toen is toen besloten nu geen peilbesluit voor de korte termijn.
In het NWP was aangekondigd dat er een peilbesluit voor de korte termijn zal worden genomen. Het doel was om met een beperkte aanpassing in het peilbeheer een grotere buffervoorraad zoet water te creëren. Er werd verwacht dat dit een no-regretmaatregel zou zijn, die weinig kosten of negatieve effecten met zich mee zou brengen.

Uit de probleemverkenning is echter gebleken:

  • 1. Dat de beschikbare buffervoorraad zoet water voorlopig nog voldoende is om aan de vraag te voldoen.
  • 2. Dat de voorgenomen verandering in het peilbeheer geen no-regretmaatregel is, omdat er aanzienlijke kosten voor het waterbeheer gemaakt zouden moeten worden om de aanpassing mogelijk te maken en omdat de natuur door de verandering grote schade zou ondervinden.
  • 3. Dat er bij het voorgestelde tijdschema voor het peilbesluit geen goede integratie mogelijk is van de planvorming voor de korte en lange termijn.

De regering besluit daarom om geen peilbesluit voor de korte termijn te nemen. Er zal een integrale afweging worden gemaakt voor de toekomst van het IJsselmeergebied. Deze afweging betreft het peilbeheer voor de korte en lange termijn en daaraan gekoppelde maatregelpakketten.

Fase 3 van het Deltaprogramma IJsselmeergebied is inmiddels afgerond met een kansrijke strategie. De Bestuurlijke Kerngroep IJsselmeergebied, aangevuld met alle betrokken gedeputeerden en dijkgraven, heeft deze 12 april 2013 vastgesteld. Daaraan vooraf ging op 27 maart de IJsselMeertop, waar bestuurders uit het gehele gebied de strategie met elkaar bespraken en hun steun ervoor uitspraken. In de komende fase werkt het Deltaprogramma IJsselmeergebied de kansrijke strategie verder uit tot de voorkeurstrategie. In het kort bevat de strategie de volgende vijf hoofdlijnen:

  • 1. Pompen als het kan, spuien als het moet. Deze strategie voor water afvoeren bij de Afsluitdijk voorkomt grote peilstijgingen in het IJsselmeer.
  • 2. Flexibel peilbeheer en inrichting IJsselmeer, Markermeer en alle randmeren. Het peil wordt door het jaar heen flexibeler dan nu het geval is. Daarnaast kunnen we meebewegen met de actuele ontwikkelingen. Het peil is daardoor niet ieder jaar hetzelfde. Het is belangrijk buitendijkse gebieden zo in te richten dat deze om kunnen gaan met een flexibel peil.
  • 3. Het IJsselmeergebied kan veel zoet water leveren. Toch is het goed om te kijken hoe we in de omliggende watersystemen efficiënter met het beschikbare zoetwater om kunnen gaan.
  • 4. Welke mogelijkheden zien afnemers van zoet water om het verbruik te verminderen? Hoe kunnen we stimuleren dat het verbruik wordt verminderd.
  • 5. Tot slot moeten we investeren in waterveiligheid door de dijken te onderhouden en te versterken. Op enkele plekken lijkt het verstandig om extra te investeren in de veiligheidheid. We kijken wat de optimale mix is tussen preventie, ruimtelijke inrichting en rampenbestrijding.


In de vierde en laatste fase werkt het Deltaprogramma IJsselmeergebied aan vier hoofdproducten.

  • 1. Advies voorkeursstrategie IJsselmeergebied lange termijn (inclusief advies waterveiligheid);
  • 2. Uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen;
  • 3. Advies deltabeslissing IJsselmeergebied;
  • 4. Een set bestuurlijke afspraken.

In de zomer van 2014 zal de Deltacommissie zijn adviezen aanbieden aan het Kabinet, die vervolgens zal besluiten en de uitkomsten vertalen in het Nationaal Waterplan II.


Waterveiligheid

De Markermeerdijk in Volendam is onderdeel van de primaire waterkeringen (dijkring 13). Uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma is naar voren gekomen dat de stabiliteit van de Markermeerdijk tussen Edam en Amsterdam onvoldoende is en op sommige plaatsen is de dijk niet hoog genoeg.
Voor het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 is de aanpak van het Noordeinde van het allergrootste belang. In Volendam worden twee versterkingsvarianten onderzocht; buitendijks versterken of een constructie van wanden of palen in de bestaande dijk aanbrengen. De dijkversterking in Volendam kan een kans bieden om breed gedragen wensen over de toekomstige inrichting te verwezenlijken. Daarom is een klankbordgroep opgezet, waarin bewoners, bedrijven, Hoogheemraadschap en de gemeente adviezen geven.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt uitgegaan van handhaving van de huidige situatie. Als duidelijk is op welke wijze de dijkversterking plaatsvindt, zal alsnog separaat daarvoor een planologische regeling worden getroffen. Op dit moment is de besluitvorming over de dijkversterking bij het Hoogheemraadschap nog onvoldoende gevorderd om hier mee in dit bestemmingsplan rekening te houden.


Waterberging en hemelwaterafvoer

Vanwege een beperkt oppervlak aan open water en de toename van de bebouwing in Volendam is het risico op wateroverlast toegenomen. Het gebied Oude Kom Volendam behoort tot het oude hoog gelegen deel van Volendam met weinig open water. Hemelwater dat niet kan worden afgevoerd, wordt geborgen in het lager gelegen Boelenspark.
In het Waterplan Edam-Volendam is een aantal maatregelen opgenomen ter bestrijding van wateroverlast. Een groot deel van deze maatregelen is uitgevoerd. De maatregelen vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan of hebben geen invloed op de ruimtelijke ordening ter plaatse.


Riolering

De meeste (hoofd)wegen in de oude kom hebben een gescheiden rioolsysteem, de overige riolering is een gecombineerd afvalwater- en hemelwaterriool. Bij nieuwbouw wordt er naar gestreefd om hemelwaterafvoeren aan te sluiten op een gescheiden rioolstelsel, teneinde de hemelwater- en afvalwaterstromen verder te scheiden. Het hemelwaterrioolstelsel heeft hiervoor voldoende capaciteit.


Het afvalwaterriool in de oude kom is een vrij-verval systeem, dat wil zeggen dat er geen rioolpersleidingen door de oude kom lopen.
Binnen dit bestemmingsplan vindt geen aanpassing van de riolering plaats.


Waterkwaliteit

Ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit hebben de gemeente Edam-Volendam en HHNK in 2008 een afvalwaterakkoord gesloten.
De belangrijkste doelen van deze samenwerking zijn:

  • voorkomen van vervuiling van het oppervlaktewater uit de afvalwaterketen;
  • goede dienstverlening tegen de laagst maatschappelijke kosten;
  • doelmatige en transparante bedrijfsvoering.

Methoden om deze doelen te bereiken zijn o.a. het afkoppelen van hemelwaterafvoer om overstortende riolen tegen te gaan en het doorspoelen van watergangen met riool overstorten.
Het water aan de oostzijde van het plangebied vormt een deel van het Markermeer. Dit gedeelte is onderdeel van het Natura 2000-gebied "Markermeer & IJmeer". Op dit water is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van toepassing. Beide kaders scheppen randvoorwaarden voor tal van activiteiten.
Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen in of aan de rand van het Markermeer toestaat die de waterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden, wordt ervan uitgegaan dat de huidige status quo op dit aspect gehandhaafd blijft.

4.3.9 Keur

Wanneer het voornemen bestaat om in, bij of nabij een waterloop of een waterkering een bouwwerk op te richten (zoals bijvoorbeeld een beschoeiing, steiger of vlonder) is voor een dergelijk bouwwerk veelal een omgevingsvergunning nodig. Een dergelijke vergunning kan in de regel alleen worden verleend, voor zover die onder meer in overeenstemming is met de regels van het bestemmingsplan. Naast het bestemmingsplan als toetsingskader voor een dergelijke vergunning gelden er vaak ook nog (algemene) regels op basis van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009. Voor bouwwerkzaamheden nabij een waterloop of binnen het waterstaatwerk-waterkering dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en mogelijk een aanvraag voor een watervergunning bij het hoogheemraadschap te worden ingediend.