Plan: | De Broeckgouw, 1e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0385.bpDeBroeckg1eherz-vg01 |
In de Broeckgouw wordt een woonwijk van circa 1.200 woningen met bijbehorende voorzieningen gerealiseerd. De planologisch-juridische basis onder de ontwikkeling van De Broeckgouw is het bestemmingsplan 'Zuidpolder-Oost', dat op 27 januari 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld en nadien zes keer partieel herziening is. In verband met de bepalingen in de Wet ruimtelijk ordening is het bestemmingsplan vernieuwd door vaststelling van het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' op 14 september 2017. Het overgrote deel van de woonwijk is inmiddels gerealiseerd en voor de laatste delen zijn al omgevingsvergunningen verleend. Voor twee delen is besloten de ontwikkeling anders te laten plaatsvinden dan voorheen bedacht was:
Deze aangepaste bouwplannen passen niet binnen het bestemmingsplan 'De Broeckgouw'. Om deze bouwplannen uit te kunnen voeren is daarom een aanpassing van dat bestemmingsplan opgesteld: 'De Broeckgouw, 1e herziening'.
In de zuidoosthoek van de woonwijk wordt het nieuwe Gymsportcentrum, een parkeerterrein, een bouwspeelplaats gerealiseerd. En de migelijkheid bestaat voor een eventuele nieuwe stallingsplaats voor viswagens direct ten westen van de (2e) toegangsweg naar de Broeckgouw. Het Gymsportcentrum wordt iets hoger dan het bestemmingsplan toestond. Daarvoor is al een omgevingsvergunning verleend in juli 2020. Gelijktijdig met de bestemmingsplanaanpassing zoals hiervoor beschreven, wordt met de voorliggende herziening de reeds vergunde situatie van het Gymsportcentrum vastgelegd. Bovendien komt het Gymsportcentrum met de noord- en oostzijde in het water staan, waarbij er extra water wordt gegraven, en wordt aan de zuidkant van het Gymsportcentrum ook een stukje water gegraven. Binnen deze bestemming 'Maatschappelijk' wordt met deze planherziening de omissie hersteld dat de mogelijkheid water aan te leggen ontbrak. Daarop wordt de bestemmingsomschrijving nu aangevuld.
De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelling in de ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke projecten te bewerkstelligen, teneinde bij te dragen aan de bestrijding van de economische crisis. Hiertoe zijn tijdelijke wijzigingen in de ruimtelijke procedures (bijvoorbeeld het bestemmingsplan) van toepassing verklaard op verschillende soorten projecten. Zo zijn bijvoorbeeld de behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkort en is het belanghebbende begrip aangepast. De projecten waarvoor dit geldt, zijn opgenomen in bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet. De Crisis en herstelwet is van toepassing omdat het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied en de herstructurering van woon- en werkgebieden. Daarom is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de wet van toepassing. Dit heeft gevolgen voor de procesregels die op een eventuele beroepsprocedure van toepassing zijn. In de Crisis- en herstelwet staan andere procesregels voor de behandeling van dergelijke beroepszaken dan gebruikelijk, wat leidt tot versnelde behandeling bij de Raad van State.
Het plangebied 'De Broeckgouw, 1e herziening' ligt in het noordoostelijke deel van de Broeckgouw. De begrenzing van de bestemmingsplanherziening is weergegeven op onderstaande afbeelding.
Afbeelding: begrenzing plangebied 'De Broeckgouw, 1e herziening'
Tot het in werking treden van dit bestemmingsplan, vigeert ter plaatse van het onderhavige plangebied het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' uit 2017. Dit bestemmingsplan is op 14 september 2017 door de gemeenteraad van Edam-Volendam vastgesteld. Er werd geen beroep tegen ingesteld, zodat het plan direct na de beroepstermijn onherroepelijk werd.
Op 14 juni 2018 werd de 'Parapluherziening parkeren c.a.' door de gemeenteraad vastgesteld. Die herziening voegde aan de onderliggende bestemmingsplannen (waaronder 'De Broeckgouw') de volgende voorwaardelijke verplichting toe:
Bestemmingsplan 'De Broeckgouw' ging nog uit van een norm van 1,5 parkeerplaats per woning, gemiddeld binnen het hele plangebied en voor de overige functies conform de CROW-kengetallen. Door de parapluherziening geldt ook voor de woningen de CROW-kengetallen. Omdat het genoemde paraplubestemmingsplan nog dient te worden geactualiseerd aan laatste herziene CROW-kengetallen dient onderhavige eerste herziening van het bestemmingsplan daar wel al aan te voldoen.
Het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' voorzag in de bouw van een woontoren van 30 meter hoog op een eiland. Daarvoor was de bestemming 'Wonen-2' aan de bouwlocatie toegekend. Binnen dat vlak mocht 80% bebouwd worden. Ook mochten gronden met steigers bebouwd worden (aanduiding 'ste').
Omdat de exacte positie en begrenzing van het eiland nog niet ontworpen was, werd rond de bouwlocatie de bestemming 'Groen' weergegeven, waarbinnen een groene omlijsting van het eiland en het water rond het eiland mogelijk gemaakt werd.
Door middel van de bestemming 'Maatschappelijk' werd de realisatie van een CBW-gebouw (kinderopvang, peuterspeelzaal, yoga, ballet etc.; Kindcentrum) mogelijk gemaakt. De maximum bouwhoogte was gesteld op 10 meter en de bebouwing mocht binnen het gehele bestemmings- en bouwvlak worden gerealiseerd. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-geurzone' mogen gronden en bouwwerken niet worden gebruikt voor geurgevoelige functies. Dat zijn (dag)scholen, jeugd- en kinderopvang, ziekenhuis, zorgcentrum/verzorgingstehuis of daarmee gelijk te stellen geurgevoelige functies, waaronder recreatie en sportvoorzieningen niet worden begrepen.
Binnen dit bestemmingsvlak is Basisschool de Blokwhere inmiddels gebouwd, aan de noordzijde van het vlak.
Het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' bood de mogelijkheid het nieuwe Gymsportcentrum direct ten westen van de (2e) toegangsweg naar de Broeckgouw te realiseren. Direct nabij de ingang van het gebouw werd rekening gehouden met parkeervoorzieningen en een bouwspeelplaats, incl. eventuele voorzieningen zoals toiletten, een kiosk en materiaalopslag. Achter het Gymsportcentrum bestond de mogelijkheid eventueel een nieuwe voorziening te realiseren voor het stallen van viswagens.
Het bestemmingsplan voorzag daartoe in één groot bestemmings- en bouwvlak, waarvan 80% bebouwd mag worden tot 10 meter hoogte. De aanduidingen 'p', 'vt' en 'spt' maakten de realisatie van een parkeervoorziening, bouwwerken ten behoeve van volkstuinen en een bouwspeelplaats met de daarbij behorende ondersteunende horeca mogelijk.
Het plangebied 'De Broeckgouw, 1e herziening' ligt in het noordoostelijke deel van de gemeente Edam-Volendam, tussen het IJsselmeer, het Middengebied (resp. de watergang 'De Volgertocht') en de Nieuwe Haven.
Binnen De Broeckgouw zal uiteindelijk een woonwijk van circa 1.200 woningen gerealiseerd worden, met bijbehorende voorzieningen. Het stedenbouwkundig (basis) plan voor de Broeckgouw is opgesteld in 2008. Dit basisplan is gebaseerd op het al in 2005 vastgestelde bestemmingsplan en bevat, naast de getekende opzet, ook een nadere toelichting waarin de richtlijnen voor de beeldkwaliteit zijn opgenomen. Deze richtlijnen zijn vervolgens vertaald in welstandscriteria. Het stedenbouwkundig basisplan is een plan op hoofdlijnen; de precieze uitwerking, woningdifferentiatie en detaillering wordt per fase bepaald. Daarmee kan worden bereikt dat, binnen het kader van de beeldkwaliteit en de welstandscriteria, maximaal wordt ingespeeld op de actuele wensen en mogelijkheden. De voorliggende planherziening past binnen deze procesbenadering en binnen de structuur en bebouwingskarakteristiek van het plan.
De 30 meter hoge woontoren aan de oostzijde van het de woonwijk wordt niet gebouwd, in plaats daarvan komen er grondgebonden woningen en een appartementengebouw van slechts drie bouwlagen. Het gaat om 4 beneden-bovenwoningen, 7 (al dan niet geschakelde) woningen en 24 appartementen. Het parkeren wordt op maaiveld opgelost en het verloop van de oever wordt aangepast. Hierbij wordt de waterlijn iets glooiender om de taluds beter te kunnen beheren. De doorstroombaarheid wordt hierdoor verbeterd. Met deze oplossing is ook het te dempen water in dit gebied iets afgenomen (56 m2).
Het gewijzigde woningbouwprogramma van de Oostrand is bedoeld voor de doelgroep lagere inkomens. De woningen zijn in een parkachtige situatie ontworpen, met een beperkte buitenruimte. Door de wonigen in een landschap te ontwikkelen, wordt gezorgd voor een natuurlijke overgang naar het nabijgelegen landschapspark en tegelijkertijd wordt er een "openbare tuin" gecreëerd, hoewel er minimale buitenruimte wordt uitgegeven. Om zorg te dragen dat deze minimale buitenruimte ook buitenruimte blijft, wordt vergunningsvrij bouwen in dit plangebied niet toegestaan. Hiermee wordt ook voorkomen dat de woningen door aan- of uitbouwen, buiten de bedoelde doelgroep gaan vallen.
Op de locatie waar het Kindcentrum al was gepland, naast de basisschool, worden op de verdiepingen 17 woningen in twee bouwlagen toegevoegd. Het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' stond al een bouwhoogte van 10 meter toe, dat verandert door de voorliggende planherziening niet.
Voor het Gymsportcentrum nabij de Kimsterweg is omgevingsvergunning verleend voor een bouwplan met een hoogte van 12,798 meter. Het bestemmingsplan stond een maximale hoogte van 10 meter toe. De grotere bouwhoogte volgde uit de uitwerking van het Programma van Eisen en de wens om te voorzien in een tribune. Met toepassing van het afwijkingenbeleid (kruimelvrijstelling) kon van het bestemmingsplan worden afgeweken en is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan. Met de voorliggende bestemmingsplanherziening wordt de vergunde bouwhoogte (afgerond naar 13 meter) vastgelegd.
Het Gymsportcentrum zal met de noord- en oostzijde in het water staan, waarbij er extra water wordt gegraven. De sloot rechts van het Gymsportcentrum en de Volgertocht ter hoogte van het Gymsportcentrum zullen hier iets breder worden. Daarnaast wordt aan de zuidkant van het Gymsportcentrum ook een stukje water gegraven; de toegang van het Gymsportcentrum zal via een loopbrug bereikbaar worden. Binnen deze bestemming 'Maatschappelijk' wordt met deze planherziening ook de omissie hersteld dat de mogelijkheid om water aan te leggen ontbrak. Daartoe wordt de bestemmingsomschrijving nu aangevuld.
Het Rijksbeleid staat uitgebreid beschreven in het bestemmingsplan 'De Broeckgouw'. Dit plan betreft een partiële herziening, hoofdzakelijk ten behoeve van aanpassing van de stedenbouwkundige verkaveling. Voor het Rijksbeleid wordt verwezen naar het bestemmingsplan.
Sinds vaststelling van het geldende bestemmingsplan in 2017, waarvan dit een partiële herziening is, heeft de provincie op enkele beleidsterreinen nieuw beleid vastgesteld. Daarop wordt hierna ingegaan.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningbesluiten vanuit provinciaal belang gezien moeten voldoen. In het belang van een goede ruimtelijke ordening acht de provincie het noodzakelijk dat er algemene regels vastgesteld worden omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen (en de andere hiervoor genoemde planvormen en besluiten) over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland.
Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste wijziging van de PRV is op 27 mei 2019 door Provinciale Staten vastgesteld. In deze wijziging is een verbod op nieuwvestiging en uitbreiding van geitenhouderijen opgenomen in de PRV. De gewijzigde PRV is op 7 juni 2019 in werking getreden. Voor de afronding van 'De Broeckgouw' zijn in de PRV geen nieuwe regels opgenomen die van invloed zijn op deze planherziening. Er werd al voldaan aan de PRV en dat verandert door de herziening niet.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven.
De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. Omdat het leefbaar houden van de provincie ook vraagt om grote investeringen in bijvoorbeeld het landschap, natuurontwikkeling en de transitie naar een duurzame energiehuishouding.
De provinciale visie ten aanzien van Amsterdam en de metropool rond Amsterdam is opgenomen in de Omgevingsvisie. De metropool rond Amsterdam is een stedelijk systeem van grotere en kleinere kernen, met Amsterdam als hoogstedelijke kernstad, een landschap met hoge gebruiks- en belevingswaarde, een multimodale bereikbaarheid, een havengebied met energietransitie en circulaire economie als dragers en Schiphol als internationale hub. De ontwikkeling komt tot uiting door een snel groeiend aantal inwoners, arbeidsplaatsen en bezoekers, leidend tot een tendens van concentraties van economische functies. De kracht van de metropool zit hem in het feit dat kernen, regio’s en gebieden een sterke eigen identiteit behouden, terwijl het geheel in steeds sterkere mate als één daily urban system functioneert. Het al langer bestaande uitgangspunt is dat wonen en werken zoveel mogelijk binnenstedelijk worden gerealiseerd en geconcentreerd, De afronding van 'De Broeckgouw' voldeed al aan dat uitgangspunt en wordt door de Omgevingsvisie niet beïnvloed.
De belangrijkste onderwerpen uit de op 19 november 2018 vastgestelde Omgevingsvisie worden verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. Op 18 april 2019 is de ambtelijke conceptversie van de eerste integrale Omgevingsverordening vrijgegeven.
De Omgevingsverordening moet zich meer richten op kwalitatieve normen in plaats van kwantitatieve. In de Omgevingsverordening NH2020 zet de provincie hiervoor de eerste stappen, die vooral terug te vinden zijn in de instructieregels die zich richten op bestemmingsplannen van de gemeenten. In deze regels wordt meer ruimte geboden voor maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte.
Voor de projectlocatie en de met deze bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakte ontwikkeling zijn ten aanzien van de volgende onderwerpen instructieregels in het ontwerp van de Omgevingserordening gegeven:
De instructieregels moeten worden opgevolgd zodra de Omgevingsverordening in werking treedt, maar dat is niet eerder dan dat de nu voorliggende herziening is vastgesteld. De ontwerp Omgevingsverordening is dan ook geen toetsingskader voor vaststelling van deze herziening. Niettemin kan nu reeds worden vastgesteld dat de herziening in overeenstemming is met de Omgevingsverordening, indien deze ongewijzigd zou worden vastgesteld.
Het gebied valt overigens onder de definitie van 'bestaand stedeloijk gebied'.
In de provinciale woonvisie is het woonbeleid van de provincie neergelegd. De speerpunten van dit beleid zijn:
In de Gebiedsagenda Noord-West Nederland zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de woningbouw in de periode 2010-2020. Deze Gebiedsagenda is betrokken bij de uitwerking van de woonvisie in de Regionale Actie Programma's. Voor Noord-Holland Zuid is in de Gebiedsagenda een (netto) hoeveelheid te bouwen woningen van 110.000 voor de periode tot 2020 opgenomen. In de woonvisie is beschreven dat in het zuidelijk deel van Noord-Holland de groei van de bevolking de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen en naar verwachting zal blijven groeien.
De ontwikkeling, waarbij een divers en duurzaam woningaanbod wordt gerealiseerd in De Broeckgouw, is passend binnen de doelstellingen van het provinciaal woonbeleid.
De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van 32 gemeenten, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Vervoerregio Amsterdam.
MRA Agenda 2020-2024 (Agenda 2.0)
De MRA Agenda is de inhoudelijke basis van de samenwerking in de metropoolregio. Het is een gezamenlijke agenda met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De huidige agenda heeft een looptijd tot 2024.
Waar in de vorige MRA Agenda acties zijn geformuleerd, is nu gekozen voor een meer programmatische benadering, met uitvoeringslijnen die uit de bestuurlijke opdrachten voortvloeien. Net als de acties krijgen deze uitvoeringslijnen bestuurlijke ‘trekkers’ die verantwoordelijk worden voor de uitvoering. Door de uitvoeringslijnen te formuleren in te behalen resultaten wordt meer ruimte en flexibiliteit gelaten voor de manier waarop de ambities kunnen worden waargemaakt.
Nieuw in de agenda 2.0 zijn de twee leidende principes ‘toekomstbestendig’ en ‘evenwichtig’. Daarnaast kent de nieuwe agenda vier bestuurlijke opdrachten:
De basis van de MRA-samenwerking ligt in de zeven deelregio’s, waarvan Zaanstreek-Waterland (met daarbinnen Edam-Volendam; MRA Noord) er één is. Door de aanpak van onderwerpen op het niveau van de deelregio’s te combineren met afstemming op het niveau van de MRA, wordt de MRA Agenda uitgevoerd. Elke deelregio heeft zijn eigen karakteristieken en organisatorische afspraken. Binnen de deelregio’s werken bestuurders samen in lijn van de MRA Agenda.
Samenwerkingsagenda Zaanstreek-Waterland
Zaanstreek-Waterland is als woongebied uniek in zijn verscheidenheid. De toenemende woningvraag biedt kansen om de verscheidenheid nog op een hoger plan te brengen. MRA Noord wil niet alleen voorzien in haar eigen woningbehoefte, maar ook een aandeel nemen in het accommoderen van de regionale woningvraag, om zo een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de gehele Metropoolregio. Differentiatie in woonmilieus is daarbij het kernbegrip.De Metropoolregio als geheel trekt zoveel mensen en bedrijvigheid, dat er voor de komende decennia een zeer grote woningbouwopgave ligt (netto 250.000 woningen erbij tot 2040). Zaanstreek-Waterland wil hieraan zijn bijdrage leveren door meer woningen te bouwen dan alleen voor de eigen behoefte noodzakelijk is, dus meer dan een netto toevoeging van 20.000 woningen. Het portefeuillehoudersoverleg van de MRA Noord heeft de deelnemende gemeenten voorgesteld om toe te werken naar een gezamenlijke toevoeging van 30.000 woningen tot 2035.
De afronding van De Broeckghouw is in overeenstemming met deze regionale aanpak.
De zeven Waterlandse gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Purmerend, Waterland, Wormerland en voorheen gemeente Zeevang vormden voorheen het Intergemeentelijke Samenwerkingsorgaan Waterland (ISW/Regio Waterland). Deze is thans opgeheven en opgegaan in MRA-Noord (Zaanstreek-Waterland). Het ISW had een ontwikkelkader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Hieraan dient het ruimtelijke beleid zoveel mogelijk bij te dragen, zonder het authentieke karakter van het landschap aan te tasten.
Met de afronding van De Broeckgouw wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van Edam-Volendam. Er wordt een diversiteit aan woningen gerealiseerd ter bevordering van de doorstroming op de lokale woningmarkt. Er wordt in het plan veel aandacht geschonken aan de historische structuur van de locatie en de ruimtelijke kwaliteit. Met het bereiken van deze ambities is het plan in overeenstemming met de Regiovisie Waterland 2040.
De gemeente Edam - Volendam is in het Regionale Actieprogramma Wonen (RAP) van de regio Amstelland-Meerlanden, Amsterdam, Zaanstreek-Waterland opgenomen. Doel van het RAP is regionale afstemming van de woningbouwproductie zodat vraag en aanbod goed op elkaar aansluiten. Het gaat om de kernthema's woningbouwproductie, betaalbare voorraad en woonruimteverdeling. De uitvoering van het RAP wordt opgepakt per deelregio.
Al langere tijd werken gemeenten in de regio met elkaar samen om de woningbouwproductie af te stemmen. Daarbij is een aantal opgaven benoemd:
Het RAP geeft aan dat er op dit moment een tekort is aan harde plannen. Een groot deel van de plannen waarvoor de Ladder doorlopen moet worden, past dus binnen de actuele regionale behoefte voor de komende 10 jaar. Er is nog ruimte, of beter gezegd, noodzaak voor het vaststellen van nieuwe plannen. Binnenstedelijk is onvoldoende ruimte om de behoefte op te vangen. Na vaststelling van het RAP is deze aangevuld met een oplegger waarin het actuele overzicht met woningbouwplannen in de periode 2017-2024 is opgenomen. De Broeckgouw is in deze oplegger opgenomen.
Sinds vaststelling van het geldende bestemmingsplan in 2017, waarvan dit een herziening is, heeft de gemeente op enkele beleidsterreinen nieuw beleid vastgesteld. Daarop wordt hierna ingegaan.
Voor overige ongewijzigde beleidsdocumenten (de Structuurvisie gemeente Edam-Volendam 2020-2040, de Archeologienota, het Omgevingsbeleidsplan 2016-2020, het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan en de Nota Parkeerfonds Edam-Volendam) wordt verwezen naar het bestemmingsplan. Ook na de voorliggende herziening voldoet het bestemmingsplan aan deze beleidsdocumenten.
Uitgangspunt voor het woonbeleid is een evenwichtige opbouw van bevolking en woonvoorraad, waarbij kwaliteit en variatie met betrekking tot woningaanbod als centrale opgave voor de toekomst staan. Het accent ligt op het gebied van herontwikkeling en doorontwikkeling van bestaande locaties en op de bestaande woningvoorraad. Daarnaast legt de Woonvisie ook verbindingen met beleid op aanpalende terreinen als zorg en welzijn, duurzaamheid en leefbaarheid.
De gemeente streeft naar voldoende en kwalitatief goede woningen, uitgaande van migratiesaldo 0.
Vanwege de verandering van de bevolkingssamenstelling door met name een (lichte) vergrijzing stijgt in het bijzonder op langere termijn het aantal 65-plussers. Het aanpassen van woningen, het creëren van nultredenwoningen en de combinatie van wonen met welzijn en (in een later stadium) zorg worden steeds belangrijker. Ook het bieden van voldoende sociale woningen vormt een opgave.
Voor zowel de kern Edam, Volendam, Oosthuizen als de kleine kernen van de voormalige gemeente Zeevang wordt de behoefte afgezet tegen de plancapaciteit. Voor de kleine kernen blijkt voldoende plancapaciteit te zijn, doch voor de gemeente als geheel is dit niet het geval. In de kleine kernen ligt de nadruk in deze kernen vooral op de koopsector. Er is in deze dorpen weinig tot geen aanbod onder de € 300.000. Voor jongeren en koopstarters is het daarom moeilijk om in deze kernen een passende woning te vinden. Een doelstelling is voorts jaarlijks tot 2012 circa 125 woningen toe te voegen aan de gemeente, verspreid over de kernen, met prioriteit voor starters (circa € 180.000,-) en jonge huishoudens (tot € 250.000,-).
Op de locatie van de oostrand fase 6 wordt ingezet op de doelgroep die, gebaseerd op inkomen en leencapaciteit, niet meer kan financieren dan maximaal € 200.000 VON. Daarmee wordt invulling gegeven aan voornoemde doelstelling.
Gelijktijdig met de vaststelling van de bestemmingsplanherziening moet de welstandsnota worden aangepast. Als de bestemmingsplanherziening in ontwerp ter inzage ligt, komen ook de ontwerp-criteria voor de welstandsnota voor inspraak ter inzage te liggen.
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. De Wet natuurbescherming kent een afdeling voor soortbescherming en een afdeling voor gebiedsbescherming. Ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' werd al ecologisch onderzoek gedaan en is geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de (verdere) ontwikkeling van de woonwijk. In het kader van de voorliggende bestemmingsplanherziening dienen eventuele effecten van de werkzaamheden wederom getoetst te worden aan de natuurwetgeving.
Groot Eco Advies heeft in opdracht van de gemeente Edam-Volendam op 10 april 2020 een veldbezoek afgelegd om de situatie ter plaatse te beoordelen. In de rapportage (zie Bijlage 1) worden de resultaten van het veldbezoek weergegeven en de eventuele effecten van de ruimtelijke ontwikkeling getoetst aan de natuurwetgeving.
Op de drie locaties zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen. Op geen van de locaties worden beschermde plantensoorten verwacht, omdat geschikt biotoop ontbreekt.
De locatie van het gymsportcentrum is voorbelast met zand en is deels al afgegraven. Binnenkort wordt de resterende overhoogte verwijderd. Momenteel wordt de locatie daarom gemonitord op broedvogels. Het verhogen van de toegestane bouwhoogte heeft geen negatief effect op de aanwezigheid van broedvogels.
De locatie van het Kindcentrum is momenteel als gronddepot in gebruik. Beschermde broedvogels zijn niet aanwezig danwel worden hier niet verwacht.
Het oostelijk wooneiland is momenteel een reeds voorbelast zandig terrein. Niet uitgesloten kan worden dat hier een enkel Scholekster paartje kan broeden. Buiten het broedseizoen zijn broedvogels zeker afwezig.
In de drie locaties zijn wateren aanwezig, die in het voortplantingsseizoen in gebruik kunnen zijn door Groene kikkers. Om vestiging van de Rugstreeppad te voorkomen is rond fase 11 en langs de dijk een paddenscherm aangebracht. Hierdoor wordt voorkomen dat de Rugstreeppad het plangebied De Broeckgouw kan binnentrekken. Effecten op amfibieën, reptielen en vissen zijn uit te sluiten. Naar aanleiding van de vorige bestemmingsplanwijziging is in 2017 een inventarisatie naar de Rugstreeppad uitgevoerd. De Rugstreeppad werd niet op en rond de 3 locaties aangetroffen.
De locaties zijn marginaal geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Vleermuizen zullen bij voorkeur foerageren langs beplanting buiten het plangebied, zoals op en langs het volkstuinencomplex. Verblijfplaatsen op de locatie van deze eerste herziening van het bestemmingsplan ontbreken. Effecten op vleermuizen ontbreken derhalve. Voor andere zoogdieren als Egel, Wezel en Hermelijn en beschermde muizensoorten zijn op de locaties geen potenties aanwezig. Daarnaast ligt de locatie in sterk verstedelijkt gebied. Effecten op deze soorten zijn dan ook niet aan de orde.
Voor ongewervelden als beschermde vlinders en libellen ontbreekt geschikt leefgebied.
In het kader van het ecologisch toezicht Broeckgouw (sinds 2016 door Groot Eco Advies) worden de drie locaties regelmatig gemonitord op de aanwezigheid van beschermde soorten. Waar nodig worden preventieve maatregelen geadviseerd om vestiging op de drie locaties te voorkomen. Dit is in lijn met de destijds opgestelde quickscan door Els & Linde en het ecologisch toezicht Broeckgouw.
Tijdens de monitoring zijn geen beschermde soorten op of rond de locatie aangetroffen. Daarbij wordt vooral gelet op de Rugstreeppad en broedvogels. De Rugstreeppad wordt uit het plangebied gehouden door het paddenscherm wat aan de buitenzijde van de Broeckgouw is aangebracht. De vegetatie langs het scherm wordt op advies regelmatig gemaaid. Vestiging door broedvogels wordt voorkomen door de aanwezigheid van verstorende objecten zoals hopen stelconplaten en regelmatig werkverkeer. De randen van de nog aanwezige ophogingen zijn op advies nog recentelijk schuin afgestoken, zodat vestiging door Oeverzwaluwen wordt voorkomen.
Op basis van deze quickscan wordt geconstateerd dat de locatie geen potenties heeft voor beschermde soorten. Er is geen nader veldonderzoek nodig. Tijdens het ecologisch toezicht Broeckgouw worden de locaties regelmatig gemonitord.
Cauberg-Huygen heeft in opdracht van de gemeente Edam-Volendam op 7 september 2020 rapport uitgebracht ten aanzien van de effecten op de stikstofdepositie vanwege de gebruiksfase en de aanlegfase van de ontwikkelingen in het plangebied vandeze herziening. In de rapportage (zie Bijlage 2) worden de resultaten van de berekeningen in Aerius weergegeven en de eventuele effecten van de ruimtelijke ontwikkeling getoetst aan de natuurwetgeving. Uit de berekeningen blijkt dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Voor zowel de gebruiksfase alsmede de aanlegfase is inzicht gevraagd in de aard en omvang van de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden.
De provincie Noord-Holland heeft in de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie de aanwezige cultuurhistorische waarden van Noord-Holland in kaart gebracht en voorzien van een aantal basisgegevens. De informatiekaart verdeelt de cultuurhistorische waarden in de volgende waarden:
Het plangebied behoort tot het landschapstype 'stedelijk gebied'. De waterkering langs het Markermeer is onderdeel van de Noorder IJ- en zeedijk en daarmee een historische dijk die is aangewezen als provinciaal monument. Ook is de waterkering onderdeel van de buitenring van de Stelling van Amsterdam. In het plangebied van deze herziening is een klein deel van de beschermingszone langs de waterkering betrokken, maar de Stelling van Amsterdam valt geheel buiten de grenzen van de herziening.
Voor bedrijven en milieuzonering is geen wettelijk kader vastgelegd door de overheid. Wel wordt de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG als richtlijn gebruikt. Omdat de woonwijk is gesitueerd nabij het Bedrijventerrein Julianaweg e.o., is de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening verplicht hiervoor een bestemmingsplanregeling te treffen die recht doet aan enerzijds de gevestigde bedrijven, maar anderzijds ook garanties geeft voor een goede kwaliteit van de leefomgeving. Als uitgangspunt geldt dat milieubelastende en hindergevoelige functies ruimtelijk van elkaar worden gescheiden.
In het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein wordt gebruik gemaakt van een Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009). In een dergelijke staat of lijst van bedrijven wordt met behulp van een indeling in categorieën aangegeven of de milieubelasting van een bedrijf of een bedrijfsactiviteit ten opzichte van een hindergevoelige functie toelaatbaar kan zijn. Het betreft hier een indicatieve algemene regeling en is met name bedoeld bij het bestemmen van nog niet verwezenlijkte of zogenaamde nieuwe situaties. Bij bestaande situaties kan worden afgeweken van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Steeds zal bekeken worden of er specifieke omstandigheden zijn die een andere overweging rechtvaardigen.
Voor de binnen het gebied van de voorliggende bestemmingsplanherziening gelegen woningen is rekening gehouden met voldoende afstand. Er worden geen nieuwe woningen dichter bij het bedrijventerrein gerealiseerd of op grond van de voorliggende bestemmingsplanherziening toegestaan, dan al in het voorgaande bestemmingsplan en de herzieningen daarvan kon worden gerealiseerd. De woningen staan op meer dan 200 meter afstand van het bedrijventerrein. De voorliggende bestemmingsplanherziening leidt dan ook niet tot (nieuwe) beperkingen van de bedrijfsvoering van bedrijven. Bovendien zijn op het bedrijventerrein geen bedrijven gevestigd / toegestaan waarvan het invloedsgebied op grond van de VNG-richtafstanden tot aan de geprojecteerde woningen reiken, uitgezonderd visverwerkingsbedrijven met een geurcirkel van 300 meter. Daarop wordt hierna ingegaan.
Visrokerijen bedrijventerrein Julianaweg
Met de inwerkingtreding van de vierde partiële herziening van het bestemmingsplan is in 2012 de voorheen over het plangebied liggende geurcontour van de ten zuiden van het plangebied gevestigde visrokerijen verkleind tot een zone van 150 meter (zie ook paragraaf 4.3.6). Deze contour is in het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' in 2017 overgenomen en nu ook in deze bestemmingsplanherziening.
Zwembad "De Waterdam"
Het plangebied van deze bestemmingsplanherziening bevindt zich buiten de geluidszone van het zwembad "De Waterdam". Er is dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat het geluid van het zwembad een belemmering voor de nieuwe woongebouwen vormt.
Het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
De in dit bestemmingsplan voorziene woningbouw heeft geen negatief effect voor het verkeer en de infrastructuur. Het aantal te realiseren woningen na verwezenlijking van de planherziening is niet groter dan in bestemmingsplan 'De Broeckgouw' werd voorzien. In het kader van de ontwikkeling van de woonwijk zijn al maatregelen getroffen.
Na in werking treding van het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' is de 'Parapluherziening parkeren c.a.' van kracht geworden. Als gevolg daarvan gelden voor het plangebied de kencijfers van de toen van toepassing zijnde CROW als parkeernormen. Voor deze herziening is de laatste CROW-uitgave als uitgangspunt genomen ("Toekomstbesteding parkeren", publicatie 321, december 2018). De voor deze herziening aan de orde zijnde woningen komt uit op een minimumnorm van ongeveer 1,5 parkeerplaats per woning en daaraan wordt voldaan.
In opdracht van de gemeente is in het kader van de ontwikkeling van de woonwijk in de loop der jaren op meerdere momenten bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de onderzoeken is gebleken dat in zowel de bovengrond als in de ondergrond en in het grondwater vrijwel geen verontreinigingen zijn aangetroffen. Plaatselijk zijn wel enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetroffen, echter deze kunnen worden beschouwd als licht verhoogde achtergrondwaarden. De resultaten van dit onderzoek vormen geen belemmering voor realisatie van de woonwijk, ook niet voor deze planherziening. Verwezen wordt ook naar de verrichte onderzoeken in het kader van het bestemmingsplan 'De Broeckgouw'.
PFAS
In Nederland en Europa wordt op veel plaatsen in de bodem gehalten met PFAS boven de detectielimiet aangetroffen. Als gevolg daarvan treedt stagnatie op in het verzet van grond en baggerspecie. Het handelingskader beoogt die stagnatie, waar mogelijk, op te heffen. Tegelijkertijd geldt onverkort het uitgangspunt dat risico’s voor de gezondheid, het milieu en het verspreiden van PFAS-houdende grond en baggerspecie naar niet of minder belaste gebieden moet worden voorkomen. Er mag daarom geen vervuilde grond worden verplaatst naar schonere grond. Binnen De Broeckgouw en het plangebied van de onderhavige herziening wordt daaraan voldaan.
De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid is in een aantal regelingen vastgelegd. Hieronder zijn de regelingen en onderwerpen kort weergegeven.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bij de vaststelling van een bestemmingsplanherziening moet aan de normen uit het Bevi worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Gelet op de Openbare Risicokaart zijn in en direct nabij het plangebied geen inrichtingen aanwezig waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de wet "Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen" is vastgelegd wat de maximale risico´s zijn die veroorzaakt mogen worden door het transport van gevaarlijke stoffen over weg-, spoor- en watertrajecten. Het doel van de wet is om de veiligheid van bewoners langs de routes te vergroten. Ook zorgt de wet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden, nu en in de toekomst. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de routes met de minste risico´s. Verder is met de wet helder gemaakt waar ruimtelijke ontwikkelingen kunnen blijven plaatsvinden en waar niet.
Het Basisnet heeft spelregels vastgesteld voor nieuwe bestemmingsplannen in de directe omgeving van de hoofdinfrastructuur. Deze regels zijn opgenomen in het "Besluit transportroutes externe veiligheid" (Btev). Hierdoor mag op grond van een nieuw bestemmingsplan geen kwetsbaar object (bijvoorbeeld een woning) in de veiligheidszone worden gebouwd.
Daarnaast bevat de Btev ook de spelregels voor de verantwoording over de hoogte van het groepsrisico. Het Btev is ook van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van provinciale en gemeentelijke infrastructuur.
Doordat het plangebied niet is gelegen in de nabijheid van een rijksweg of provinciale weg en de betreffende gemeentelijke wegen niet zijn aangewezen voor transport van gevaarlijke stoffen, zijn er geen te toetsen aspecten als gevolg van de eerder genoemde wet en regelgeving.
Er zijn geen wegen, spoor of water aanwezig waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht. In dit Besluit is het transport van bijvoorbeeld aardgas door ondergrondse hoge druk leidingen geregeld.
Er zijn er geen leidingen in d enabijheid van het plangebied aanwezig waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In de bestemmingsplanherziening zijn nieuwe geluidsgevoelige functies als woningen voorzien. Deze waren op grond van de voorgaande bestemmingsplannen reeds toegestaan. Het nieuwe bestemmingsplan leidt daarin niet tot wijzigingen.
Onderzoeksbureau DPA Cauberg-Huygen heeft op 21 april 2017 rapport uitgebracht over haar onderzoek naar omgevingsgeluid (zie Bijlage 3). Geconcludeerd werd dat ten gevolge van wegverkeer op de nog te ontwikkelen woningen geen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde zullen plaatsvinden. Voor de bestemmingsplanherziening die nu aan de orde is betekent dat, dat ten aanzien van akoestiek geen beperkende factoren bestaan voor zowel het plan als voor de directe omgeving van het plan.
In het hiervoor geldende bestemmingsplan is voor een deel van dit plangebied een geurhindercontour opgenomen, waarbinnen geen woningen waren toegestaan. Deze contouren waren opgenomen ten behoeve van de geurhinder van de ten zuiden van het plangebied gevestigde visrokerijen en waren gebaseerd op een geuronderzoek uit 2001. Door toepassing van nieuwe technieken en installaties is de situatie de afgelopen jaren duidelijk veranderd. Diverse onderzoeken in 2006, 2009 en in 2013 hebben een verbetering van de geursituatie uitgewezen. In 2012 werd dan ook, door middel van de vierde partiële herziening van het bestemmingsplan, de geurcontour verkleind.
Binnen deze contour is de bouw van woningen, onderwijsvoorzieningen, zieken- en verzorgingshuizen, zorgwoningen, kinderopvang, kantoren of daarmee gelijk te stellen geurgevoelige functies niet toegelaten, wegens de geuroverlast.
De maatschappelijke bestemming ten noorden van de Volgertocht was al op grond van het voorgaande bestemmingsplan aan gronden binnen de geurcirkel toegekend.
Het Gymsportcentrum en een bouwspeelplaats, binnen de geurcirkel, betreffen geen geurgevoelige functies.
Op 30 januari 2017 is wederom een actualisatie uitgevoerd van het geuronderzoek (zie Bijlage 4). De geactualiseerde geurcontouren zijn vergelijkbaar met, dan wel zelfs beter dan, die van het eerder uitgevoerd onderzoek. Dit laat een zeer gunstige situatie zien. Doch wegens het belang van de bestaande bedrijven is in het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' uit 2017 de geurcirkel gelijk gehouden aan de vierde partiële herziening van het bestemmingsplan 'Zuidpolder-Oost'. De nu voorliggende bestemmingsplanherziening brengt daarin evenmin verandering. Er worden geen woonfuncties dan wel andere geurgevoelige functies binnen de geurcirkel gerealiseerd.
In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit, wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen overschreden. De norm voor zwevende deeltjes wordt eveneens op diverse locaties overschreden.
In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat ondermeer bij het vaststellen van een bestemmingsplanherziening moet worden getoetst aan de grenswaarden.
De gevolgen van een ruimtelijk besluit voor de luchtkwaliteit hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan dan wel de bestaande toestand. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. 'Niet in betekende mate' is sinds de inwerkingtreding van het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto, bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen. Voor de bouw van kantoren geldt bij één ontsluitingsweg een bedrijfsvloeroppervlak van 100.000 m2 en bij twee ontsluitingswegen geldt een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m2.
Deze bestemmingsplanherziening voorziet in de afronding van een reeds planologisch mogelijk gemaakte ontwikkeling van een woonwijk met een omvang van circa 1.200 woningen, alsmede bijbehorende voorzieningen. De bestemmingsplanherziening leidt niet tot meer woningen dan het voorgaande bestemmingsplan (met de woontoren) mogelijk maakte.
De woonwijk heeft meerdere ontsluitingswegen. De totale ontwikkeling is veel geringer is dan de 3.000 woningen of 200.000 m2 kantoren die 'niet in betekenende mate bijdragen'. Dat geldt ook voor de ontwikkeling van de voorzieningen ten behoeve van de woonwijk. Er kan daarom worden geconcludeerd dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn om het bestemmingsplan vast te stellen.
Sinds 1 april 2011 wordt in het Besluit milieueffectrapportage onderscheid gemaakt in m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten en m.e.r.-plichtige activiteiten. Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling hangt af van:
Vanaf 16 mei 2017 is het door de wijziging van de mer-richtlijn verplicht om een aanmeldnotitie te schrijven (indien de gemeente niet zelf initiatiefnemer is) voor activiteiten die onder de drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. vallen. Het Besluit m.e.r. is aangepast vanwege de richtlijn en in werking getreden op 7 juli 2017. Eén van die activiteiten is: “De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen” (categorie 11.2).
De vraag die in de praktijk vaak rijst is wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject geschaard kan worden. Het antwoord wordt aan de hand van (standaard-)jurisprudentie over de kruimelgevallenregeling (waarbij dit begrip óók van belang is, vanwege de beperking voor de onderdelen 9 en 11 in art. 5 lid 6 bijlage II Bor) gegeven. Hierbij wordt opgemerkt dat “stedelijk ontwikkelingsproject” in het kader van het Besluit m.e.r. niet vergeleken dient te worden met “stedelijke ontwikkeling” in de zin van de Ladder (art. 3.1.6 Bro).
Om te kunnen beoordelen of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, dient te worden gekeken naar de volgende zaken:
De voorliggende planherziening voorziet in een ontwikkeling van in totaal 35 woningen tot maximaal 10 meter hoogte. Dit wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied, in een woonwijk waarvan de ontwikkeling reeds planologisch mogelijk gemaakt is en die bijna geheel afgerond is. De nieuwe woningen passen binnen de structuur en opzet van de woonwijk. Er is ter plaatse van het plangebied van deze eerste herziening nog geen bestaande bebouwing, maar het geldende bestemmingsplan voorziet wel in ruimere bouwmogelijkheden dan de voorliggende herziening: het geldende bestemmingsplan maakt op het Oostelijke wooneiland een woontoren van 30 meter hoogte (met potentieel een groter woningaantal) mogelijk en de te realiseren bebouwing ter plaatse van het Kindcentrum is ook al planologisch toegestaan. De plan voor het Gymsportcentrum is al vergund. Het project is getoetst op eventuele effecten op alle relevante milieuaspecten en geen van deze effecten wijzen op belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De planherziening is dan ook geen 'stedelijk ontwikkelingsproject' waarvoor een Aanmeldnotitie MER opgesteld moet worden. Bovendien vindt de planherziening plaats op initiatief van de gemeente zelf, alleen al dat heeft tot gevolg dat geen Aanmeldnotitie opgesteld moet te worden.
Bij vaststelling van het geldende bestemmingsplan in 2017 golden:
Deze documenten voor het waterbeleid zijn nog steeds van toepassing en zijn in de plantoelichting bij het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' uitgebreid aan de orde gesteld, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.
Voor de afronding van de woonwijk is het Waterplan Edam-Volendam nog steeds het uitgangspunt. Daarop wordt hierna ingegaan.
Bij besluit van 19 december 2002 heeft de raad het "Waterplan Edam-Volendam" vastgesteld. Het Waterplan is een initiatief van de gemeente Edam-Volendam, het toenmalige Waterschap de Waterlanden en het Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier (beiden zijn thans gefuseerd onder de naam Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier). Het Waterplan is gestoeld op het beleid van het voormalige Waterschap de Waterlanden en Uitwaterende Sluizen dat is verwoord in het gezamenlijke Waterbeheersplan II van de waterschappen. Het Waterplan uit 2002 is ondanks een geldigheidsduur van 10 jaar nog niet herzien en derhalve het geldende beleidsdocument.
De Provincie Noord-Holland heeft in november 2015 de Watervisie 2021 "Buiten de oevers" vastgesteld. In deze visie wordt de koppeling gezocht tussen de wateropgaven met ruimte, economie en natuur.
In het document wordt aangegeven welke thema's tot 2021 centraal staan ten aanzien van de waterhuishouding. In overleg met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zal het Waterplan geactualiseerd dienen te worden met als basis de Watervisie 2021.
Doelstelling van het waterplan is primair het herstel van de kwaliteit van het oppervlaktewatersysteem (voldoen aan de normeringen) en de waarborging van de daarvoor benodigde ruimte. Het waterplan betreft een geïntegreerd plan dat de totale waterproblematiek en de oplossing daarvan van de gehele Zuidpolder behandelt en waarvan het onderhavige plangebied de Broeckgouw deel van uitmaakt. De in het geldende waterplan geformuleerde beleidslijnen zijn kaderstellend voor toekomstige ontwikkelingen. Bij de uitwerking van het plan is daarbij rekening gehouden met de ontwikkelingen, zoals de woningbouwontwikkeling in onderhavig plangebied. Ter uitvoering en waarborging van de in het waterplan opgenomen maatregelen is een convenant aangegaan tussen de toenmalige gemeente Edam-Volendam, het waterschap De Waterlanden en Uitwaterende Sluizen. Het plan heeft geresulteerd in een pakket van maatregelen. Op basis hiervan zijn de volgende maatregelen gesteld cq inmiddels gerealiseerd:
Het streefbeeld van het stedelijk gebied in de Broeckgouw is ambitieuzer dan voor het overige bestaande stedelijke gebied. Het watersysteem draagt optimaal bij aan de belevingswaarde en de ecologische waarde van de wijk. De noodzakelijke inrichtingswerken bij het realiseren van de nieuwe wijk worden cq zijn zodanig uitgevoerd dat nu en in de toekomst geen nadelige beïnvloeding aanwezig is vanuit de wijk op het watersysteem. In het waterplan is opgenomen dat binnen de grenzen van het bestemmingsplangebied, voortvloeiend uit de bouw van de woonwijk, rekening wordt gehouden met een wateroppervlak van 14%.
Op basis van het voorgaande bestemmingsplan en het daaraan ten grondslag liggende stedenbouwkundig plan werd 14,37% wateroppervlak gerealiseerd. Door de planherziening voor het oostelijk wooneiland zou dat terug lopen tot 13,81%. Zo wordt aan de Oostrand de waterlijn iets glooiender om de taluds beter te kunnen beheren en de doorstroombaarheid wordt verbeterd. Met deze oplossing is echter het te dempen water in dit gebied iets afgenomen (56 m2).
Om die reden wordt extra water gegraven bij de waterpartij langs c.q. bij de dijkzone. Op onderstaande afbeeldingen is (met rood aangegeven in de uitsnede) te zien waar het extra benodigde oppervlak water gegraven zal worden. Dit komt neer op een strook van 4,5 meter extra waterpartij.
Voorts zal het Gymsportcentrum met de noord- en oostzijde in het water staan, waarbij er extra water wordt gegraven. De sloot rechts van het Gymsportcentrum en de Volgertocht ter hoogte van het Gymsportcentrum zullen hier iets breder worden. Daarnaast wordt aan de zuidkant van het Gymsportcentrum ook een stukje water gegraven; de toegang van het Gymsportcentrum zal via een loopbrug bereikbaar worden. Aanvullend worden de parkeerplaatsen hier uitgevoerd in een TTE systeem met open bestrating. Hoewel dit geen extra waterberging betreft, is die wel een buffer waardoor de waterafvoer wordt vertraagd.
Met in totaal 1.529 m2 extra waterberging komt de waterbalans uit op 106.737 m² water in het gebied. Dit resulteert in een totaal van 14,01% water. Hiermee wordt voldaan aan de eerder genoemde eis.
Voor het overige blijven de uitgangspunten en de uitwerking van de aspecten waterhuishouding, riolering en waterkwaliteit gelijk aan het bestemmingsplan 'De Broeckgouw'.
In 2006 zijn grote stukken van de Markermeerdijken tussen Hoorn en Amsterdam afgekeurd op verschillende faalmechanismen, waaronder binnen- en buitenwaartse stabiliteit, bekleding en hoogte. In de jaren 2008 – 2015 is er veel onderzoek gedaan naar mogelijke oplossingen waaronder Dijken op veen en Bewezen Sterkte. Eind 2015 is de Alliantie Markermeerdijken opgericht met als doel eind 2021 het sein dijk veilig te kunnen geven. De Alliantie werkt aan ruim 33 kilometer dijk in het kader van het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma.
De versterking bij De Broeckgouw is Module 9 van het grotere geheel. Module 9 Broeckgouw start ter hoogte van het strandje bij de jachthaven Edam en loopt langs het gemaal bij het industrieterrein bij Volendam. De bekleding voldoet niet volledig op dit dijkgedeelte. Daarnaast is sprake van binnenwaartse instabiliteit. Het stuk vanaf de jachthaven tot aan het gemaal krijgt een binnenwaartse versterking. Bij het gemaal dient nog een optimalisatieslag gemaakt te worden. Ter hoogte van het bedrijventerrein Julianaweg en omstreken komt een buitenwaartse asverschuiving waarbij de oude dijk deels wordt afgegraven.
Afbeelding: Kaart indeling locaties dijkversterking
De oplossing die is opgenomen in het Projectplan Waterwet, is een binnenwaartse berm met een kruinverhoging. De bestaande dijk blijft zo veel mogelijk intact en de binnendijkse waardevolle bebouwing wordt niet geraakt. In deze module staan drie woningen dicht bij de dijk, waar mogelijk lokaal maatwerk moet worden toegepast. Voor de dijk ten zuiden van gemaal Volendam is een buitenwaartse asverschuiving opgenomen. De kruin van de huidige dijk wordt afgegraven.
Afbeelding: Basiskaart - Broeckgouw Edam module 9, secties EA-1 en EA-2 (september 2018)
Er is gecontroleerd of het ontwerp van de dijkverzwaring van de Markermeerdijken is meegenomen in deze watertoets. Dit is het geval. Hierbij is de huidige braak nauwkeurig ingemeten en ingepast in de watertoetskaart. Hierdoor is het bestaand water te handhaven wat afgenomen, en het water nieuw te graven iets toegenomen. Omdat dit binnen de dijkbeschermingszone ligt wordt met de dijkbeheerder bezien welke grens er in de toekomst wordt aangehouden voor de braak.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen. Allereerst wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde systematiek.
Bij het opstellen van de bestemmingen en de bestemmingsplanregels is een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. De inhoud en de methodiek zijn opgesteld volgens de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" (SVBP 2012) en de landelijke standaarden voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.
De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
Hfd. 1: Inleidende regels, inclusief begripsbepalingen, dat wil zeggen wat in dit bestemmingsplan onder bepaalde begrippen moet worden verstaan. Daarnaast zijn de meetvoorschriften opgenomen, waarin de wijze van meten die in dit plan moet worden gehanteerd, is aangegeven.
Hfd. 2: Bestemmingsregels, waarin de op de verbeelding aan de gronden gegeven bestemmingen zijn verklaard, is bepaald waarvoor deze mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm.
Hfd. 3: Algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregeling, algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings-, wijzigings- en procedureregels.
Hfd. 4: Overgangs- en slotregels.
Naast de bestemmingsplanregeling gelden nog (vele) andere wettelijke regelingen voor het gebied. Deze wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft bestaan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.
Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is. Daarnaast kan een handeling, hoewel in strijd met de bestemmingsplanregels, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) later vergunningvrij zijn en daardoor zijn toegestaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor tuin- en erfbebouwing bij woningen, waardoor bergingen en aanbouwen kunnen worden gerealiseerd.
De bestemmingen die in het plangebied zijn opgenomen, worden hierna in paragraaf 5.4.3 nader beschouwd. Voor een nadere toelichting ten aanzien van de definitie van achtererfgebied wordt verwezen naar Bijlage 5 bij deze plantoelichting.
De onderhavige bestemmingsplanherziening leidt tot gedeeltelijke aanpassing van de planverbeelding en het aan Hoofdstuk 2 van de planregels toevoegen van drie nieuwe bestemmingen. Voor het overige wijzigt het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' niet.
De voorliggende planherziening betreft uitsluitend het deel van het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' zoals hieronder is weergegeven.
Door middel van de planverbeelding is de nieuwe verkaveling van het oostelijke wooneiland vastgelegd, is de nieuwe bestemming aan de locatie van het Kindcentrum toegekend en is de inmiddels vergunde bouwhoogte voor het Gymsportcentrum op de verbeelding verwerkt.
Deze herziening heeft betrekking op slechts een deel van het bestemmingsplan 'De Broeckgouw', zodat het overgrote deel van dat bestemmingsplan en de daaraan verbonden artikelen ongewijzigd blijft. De Hoofdstukken 1, 3 en 4 blijven in stand. Aan Hoofdstuk 3 zijn drie nieuwe bestemmingen toegevoegd: de artikelen 'Gemengd-1', 'Wonen-4' en 'Wonen-5' zijn nieuw.
De artikelen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Verkeer-Verblijfsgebied', 'Water', en 'Waterstaat-Waterkering' komen ook voor op de planverbeelding van deze bestemmingsplanherziening, maar zijn inhoudelijk ongewijzigd met één uitzondering: in de bestemming 'Maatschappelijk' wordt nu de aanleg van water mogelijk gemaakt.
Hierna wordt ingegaan op de nieuwe artikelen 'Gemengd-1', 'Wonen-4' en 'Wonen-5' van deze bestemmingsplanherziening.
De bestemming 'Gemengd-1' is toegekend aan de locatie van het Kindcentrum. De voorheen geldende bestemming 'Maatschappelijk' stond de bouw van woningen op de verdiepingen niet toe, de nieuwe bestemming wel. De voorheen toegelaten bouwhoogte van 10 meter is ongewijzigd.
Wonen-4 (artikel 7) en Wonen-5 (artikel 8)
Ten behoeve van de grondgebonden woningen binnen oostrand fase 6 zijn de nieuwe bestemmingen 'Wonen-4' (grondgebonden woningen) en 'Wonen-5' (appartementen) geïntroduceerd. De bestemmingen 'Wonen-1', 'Wonen-2' en 'Wonen-3' van het bestemmingsplan 'De Broeckgouw' volstaan niet om de gewenste kwaliteit aan de oostrand te realiseren en het behoud van deze woningen in de lagere prijsklasse te garanderen. De nieuwe bestemming voorziet voor de grondgebonden woningen in een geringere bouwhoogte dan de andere bestemmingen (4 meter in plaats van 10 meter) en bij alle woningen wordt vergunningvrij bouwen uitgesloten, zoals is toegelicht in paragraaf 2.3.1.
Het gebruik voor bed&breakfast wordt in alle drie de nieuwe bestemmingen niet toegestaan, wegens de geringe oppervlakte van de woningen.
De in het plan opgenomen regelingen met betrekking tot gebruik (gebruiksregels) en bebouwing (bouwregels) vervullen een belangrijke rol in de bescherming van de in het gebied aanwezige waarden. Een snelle en zorgvuldige afhandeling van aanvragen om omgevingsvergunning, alsmede toegankelijkheid van de regels voor de burger zal mede bijdragen aan de naleving en effectiviteit van deze regelingen. In dat kader is gestreefd naar een actueel bestemmingskader met duidelijke regelgeving. Anderzijds verdienen zowel preventieve als repressieve handhaving aandacht. Door middel van toezicht zullen illegale situaties in het gebied worden gesignaleerd en tegen eenmaal geconstateerde overtredingen zal daadwerkelijk moeten worden opgetreden. Een adequate handhaving van de gestelde regels komt ook ten goede aan de naleving van die regels.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat een rechtssituatie ontstaat die niet realistisch blijkt te zijn.
In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen ten aanzien van grondexploitatie. In artikel 6.12 lid 1 is daarbij bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
De in lid 1 opgenomen verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan geldt niet indien het verhaal van kosten op een andere manier verzekerd is (zoals doordat het grondeigendom bij de gemeente ligt en de kosten worden verhaald door gronduitgifte) of indien het stellen van eisen of regels niet noodzakelijk is. Dit volgt uit artikel 6.12 lid 2 Bro.
De gemeente is grondeigenaar en geeft de gronden uit. De plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet van toepassing.
In mei 2019 heeft de gemeenteraad unaniem besloten tot het vaststellen van een woningprogramma voor het (voormalig) oostelijk wooneiland in fase 6 van de Broeckgouw. Daarbij was sprake van een gewijzigd programmavoorstel (een herprogrammering). Op de locatie van het voormalig oostelijk wooneiland - nu oostrand fase 6 genoemd - wordt ingezet op de doelgroep die, gebaseerd op inkomen en leencapaciteit, niet meer kan financieren dan maximaal € 200.000,- VON.
Het door de gemeenteraad op 16 mei 2019 vastgestelde programma betreft een door de omwonenden ingediend planvoorstel, nadat eerder een divers aantal overleggen tussen hen en de gemeente is gevoerd.
Nadat het planvoorstel is vastgesteld, is dat in overleg tussen de gemeente en een vertegenwoordiging namens omwonenden verder uitgewerkt tot een verkaveling. Medio 2019 is deze met wederzijdse instemming vastgelegd en is gestart met de uitwerking van de bouwplannen. Gaandeweg die uitwerking is gebleken dat er aanleiding was tot hernieuwd overleg met de omwonenden, om bij te sturen in de planuitwerking. Dit heeft geresulteerd in een aangepaste ruimtelijke invulling, met hetzelfde programma, die resulteert in een hogere ruimtelijke kwaliteit.
De bijstelling van de planuitwerking is door de omwonenden in een overleg op 29 mei 2020 verkozen om verder uit te werken en vast te leggen middels een herziening van het bestemmingsplan.
In Bijlage 6 is verslag gedaan van de bewonersparticipatie.
Als gevolg van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient overleg plaats te vinden met (overheids)instanties die mogelijk een belang hebben in of bij het plangebied. Gezien het karakter van het plan is alleen over de wateropgave overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (mei 2020). Belangen van Rijk, provincie en buurgemeenten worden voor het overige niet geraakt.
Het ontwerpbestemmingsplan 'De Broeckgouw, 1e herziening' is met ingang van 10 september 2020 tot en met 21 oktober 2020 voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid om een schriftelijk of mondelinge zienswijze naar voren te brengen. Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingekomen.
In de voorbereiding van de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn enkele tekstuele onvolkomenheden geconstateerd die gecorrigeerd zijn. In Bijlage 7 zijn deze weergegeven.