direct naar inhoud van Artikel 8 Maatschappelijk
Plan: Plantage de Sniep
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPPlantage-VG01

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met inbegrip van zorginstellingen en uitgezonderd educatieve voorzieningen en kinderopvang;
  • b. verkeer en verblijfsgebieden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bovengronds en ondergronds parkeren;

met daarbij behorende:

  • d. erven;
  • e. kelders;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. kleinschalige windturbines;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bruggen en viaducten.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen de bouwvlakken gebouwd te worden;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. de verticale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 5 meter.

8.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan op het erf;;
  • b. het gezamenlijk grondoppervlak van de bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 10% bedragen van het erf;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van kelders mag niet meer dan 50% van het erf bedragen;
  • e. de verticale bouwdiepte van kelders mag niet meer bedragen dan 5 meter;

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 8 meter voor palen en masten;
    • 3. maximaal 5 meter voor speeltoestellen;
    • 4. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2.4 Kleinschalige windturbines

Voor het bouwen van kleinschalige windturbines gelden de volgende regels:

  • a. kleinschalige windturbines mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van kleinschalige windturbines mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleinschalige windturbines mag de in artikel 8.2.1 onder a bedoelde bouwhoogte worden overschreden.

8.3 Nadere eisen
8.3.1 eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen, met betrekking tot:

  • a. de situering van bouwwerken;
  • b. de situering van de hoofdtoegang van hoofdgebouwen;
  • c. de situering van in- en uitritten;
  • d. de situering van en het aantal parkeervoorzieningen, met inachtneming van artikel 22.3 Parkeernormen;
  • e. de situering van laad- en losvoorzieningen;
  • f. de situering van kleinschalige windturbines.

8.3.2 toepassing

De bevoegdheid onder lid 8.3.1 wordt toegepast met het oog op:

  • a. de gebruiksmogelijkheden:
    • 1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    • 2. in verband met het voorzien in parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • b. de verkeersveiligheid:
    • 1. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
  • c. de brandveiligheid:
    • 1. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, instandhouden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
  • d. sociale veiligheid;
  • e. stedenbouwkundig belang.