direct naar inhoud van Toelichting
Plan: C.F. Smeetslaan Castricum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de hoek van de Doctor de Jonghweg en de C.F. Smeetslaan te Castricum staat een voormalig postkantoor. Dit pand staat echter al een tijd leeg en wordt slechts nog gebruikt door kleine bedrijfjes als start-up locatie. Het pand en de gronden zijn aangekocht door een ontwikkelaar met het voornemen het project Romeo en Julia te realiseren. In een eerder stadium is het voornemen besproken met de gemeente Castricum. De gemeente heeft vervolgens stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld (dd. 24 september 2012).

Op basis van deze randvoorwaarden heeft de initiatiefnemer het voornemen uitgewerkt tot een stedenbouwkundig model. Dit bestaat uit een duoblok met 51 appartementen met daartussen een gebouwde parkeervoorziening met 48 parkeerplaatsen en 48 in de openbare ruimte (waarvan 6 bestaande langsparkeerplaatsen).

De voorgenomen ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de herbestemming van het terrein van een dienstverleningsfunctie naar een woonfunctie met de bijbehorende verkeers- en groenvoorzieningen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het voormalig postkantoor op de hoek van de C.F. Smeetslaan en Doctor de Jonghweg in het centrum van Castricum. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Dokter van Nieveltweg en aan de westzijde door het parkeerterrein aan de Wayenburgh. De ligging van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Locatie plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Centrum (vastgesteld op 23-05-2013). Ter plaatse is de bestemming 'Dienstverlening' ten behoeve van het voormalig postkantoor, en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen voor de openbare ruimte. De realisatie is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Figuur 1.2 laat een uitsnede van de verbeelding zien.

Tevens vigeert het paraplubestemmingsplan 'Standplaatsen, terrassen en parkeren' (vastgesteld op 8 juni 2017). Dit bestemmingsplan legaliseert bestaande standplaatsen en terrassen en biedt een eenduidige parkeerregeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Centrum (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een planverbeelding met bijbehorende planregels en een toelichting. De planregels en de planverbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de relevante onderzoeksresultaten. Tevens wordt hierin verslag gedaan van de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Dit hoofdstuk 1 is de inleiding op het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied en omgeving beschreven. Tevens wordt het planvoornemen toegelicht. In hoofdstuk 3 is het beleid beschreven en wordt het plan getoetst aan relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling (de regels en op de verbeelding). Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Omgeving plangebied

Van dorp tot stad

Het plangebied aan de C.F. Smeetslaan te Castricum ligt in een gebied met een eeuwenlange bewoningsgeschiedenis. Castricum is één van de kernen die is ontstaan tegen de duinrand. De plaats wordt in de 10e eeuw voor het eerst genoemd, maar uit opgravingen blijkt dat het gebied al eerder bewoond is.

Castricum is zich pas sinds in de 20e eeuw werkelijk gaan groeien. Hierdoor kenmerkt Castricum zich buiten het cultuurhistorische lint met name als een plaats met een grootstedelijke modernistische opzet. Halverwege de 20e eeuw zijn kwadranten en woongebieden functioneel planmatig uitgerold over de omliggende polder met de stedenbouwkundige aspecten bereikbaarheid, lucht, licht en ruimte hoog in het vaandel. Deze structuur is tot op heden terug te zien in de ruimtelijke opbouw van de stad. Door de ruimte die deze nieuwe ideologie innam en de kwaliteiten die ontstonden, verplaatste de woonactiviteit zich van het platteland naar de nieuwe centra. Zo kon Castricum uitgroeien tot een kleine stad met bijna 20 duizend inwoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Centrum Zuid Castricum Plangebied

Centrum Zuid

Het plangebied ligt in de wijk Centrum Zuid van Castricum. Het gebied bestaat aan de zuidwestelijke zijde voornamelijk uit de vooroorlogse bebouwing van de oude dorpskern met aan de noordoostelijke zijde van de wijk naoorlogse uitbreidingsgebieden. Het plangebied aan de C.F. Smeetslaan bevindt zich op loopafstand tussen de oude dorpskern en het moderne centrum ten noorden van de C.F. Smeetslaan. De wijk wordt ontsloten door de belangrijke hoofdwegen C.F. Smeetslaan en Dorpsstraat. Deze wegen verzorgen voor de diverse modaliteiten de verbinding tussen het centrum, de woonwijken en het buitengebied. De C.F. Smeetslaan is hierbij een bijzondere weg, met een parkeerterrein in de middenberm in plaats van aan de randen van de weg. Door deze onconventionele parkeeroplossing, ontstaat een brede, groene laan met gescheiden modaliteiten en verkeersstromen, hetgeen de leefbaarheid ten goede komt.

Het kwadrant De Boogaert e.o.

De wijk Centrum Zuid is onder te verdelen in verschillende kwadranten, waarbij de locatie van het bouwplan zich in het kwadrant “De Boogaert e.o.” bevindt. Het kwadrant is ruimtelijk verdeeld in twee gebieden: Noordelijk een typische jaren '60, ingesloten, grondgebonden woonwijk, en zuidelijk een moderne ruim opgezette groene wijk met grote appartementencomplexen met een verbinding met de vooroorlogse begraafplaats. Het noordelijk gedeelte van de wijk is in zichzelf gekeerd als gevolg van insluiting door de galerijflats aan de C.F. Smeetslaan, en het voormalig postkantoor en de moderne appartementencomplexen aan de zuidkant. Het gemeentelijk monument de Rooms-katholieke St. Pancratiuskerk uit 1909 aan de Dorpsstraat is een belangrijk landmark in het kwadrant. Het kwadrant wordt verder gekenmerkt door een diversiteit aan bouwstijlen, waardoor het gebied soms een ietwat verrommelde indruk kan geven.

Functioneel

Het plangebied bevindt zich ten zuiden van het centrumgebied van Castricum. Aan de overzijde van de C.F. Smeetslaan ligt het moderne stadscentrum. Dit gebied herbergt onder andere de belangrijkste sociaal- / culturele voorzieningen, het hoofdwinkelcentrum en het gemeentehuis. Het kwadrant De Boogaert e.o. kenmerkt zich door een diversiteit aan functies. Het wonen bestaat uit grondgebonden woningen in het noordelijk deel van het kwadrant en gestapelde woonbebouwing, bestaande uit galerijflats, aan de noordrand en vrijstaande appartementen blokken in het zuiden. Binnen het kwadrant De Boogaert e.o. is naast de woonfunctie een aantal grotere voorzieningen aanwezig. De belangrijkste voorziening betreft woonzorgcentrum De Boogaert, waar het kwadrant zijn naam aan ontleent. Binnen het kwadrant bevinden zich tevens basisschool Augustinus, de vooroorlogse Rooms-Katholieke begraafplaats en een verharde speelplaats tussen de bebouwing aan de Arentsburg en de Dokter van Nieveltweg. Aan de straatzijde van de galerijflats aan de C.F. Smeetslaan bevindt zich een drietal winkelkiosken.

2.1.2 Plangebied

Het plangebied wordt momenteel ingevuld door de bebouwing van een voormalig postkantoor van PostNL, gebouwd in 1971. Ten tijde van de bouw van dit pand was sprake van een ideale locatie voor een logistieke functie. Gelegen aan de rand van het centrum, direct aan de hoofdwegen van de kern Castricum, deed de locatie dienst als een efficiënt post distributiecentrum. Als gevolg van de moderne digitale tijd, waarin verzending per post een minder belangrijke rol speelt, is deze functie voor de gemeente Castricum komen te vervallen. Op dit moment is het pand in gebruik door het bedrijf "automakelaar Beentjes", een functie die eerder thuishoort op een bedrijventerrein.

2.2 Gewenste ontwikkeling

Bouwplan

Het voormalige pand van PostNL zal worden gesloopt. Hiervoor in de plaats komt een tweedelig wooncomplex bestaande uit gestapelde woningen, Romeo (het noordelijk bouwdeel met 31 appartementen) en Julia (het zuidelijk bouwdeel met 20 appartementen).

De twee bouwblokken worden verbonden door een gebouwde parkeervoorziening op het maaiveld. Het dak van de parkeergarage zal onder andere groen worden bekleed. In de parkeergarage zijn 48 parkeerplaatsen voorzien voor de toekomstige bewoners. Bij de herinrichting van de openbare ruimte wordt ruimte gereserveerd voor 48 parkeerplaatsen (e.e.a. zoals vermeld in paragraaf 3.4). Het fietsparkeren voor bewoners wordt onder andere binnen de bebouwing opgelost. Het huidige ontwerp betreft een stedenbouwkundig schetsontwerp dat architectonisch uitgewerkt zal worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0005.png"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0006.png" Figuur 2.2 Ruimtelijke impressie voornemen en parkeeroplossing

Daarnaast is de ontwikkelaar voornemens om de groenstrook ten oosten van de locatie te herinrichten. De 'groene loper', welke tegenover de rijwoningen van de Dokter van Nieveltweg ligt, wordt hier ook doorgetrokken. In de huidige situatie heeft de voormelde groenstrook niet de gewenste kwaliteit en dit zet onder andere de sociale veiligheid onder druk.

Programma

Het voornemen betreft 51 appartementen. 25% van de appartementen zal gerealiseerd worden in de sector goedkope koop, waarvan 11 woningen in categorie 1. Tevens wordt invulling gegeven aan de behoefte aan huurappartementen. Hiermee wordt aangesloten bij de gemeentelijke ambitie ten aanzien van woningen in de sociale sector en de grote vraag naar huurwoningen in het middensegment en ruime vrijesector huurwoningen.

Het plan gaat uit van 35 koopwoningen en 16 huurwoningen in diverse prijs- en huurklassen:

Koop    
categorie 1   11  
categorie 2   2  
categorie 3 en 4   22  
totaal koop   35  
   
Huur    
middelduur (maximaal € 950 /mnd excl. servicekosten)   7  
duur (boven de € 950 / mnd)   9  
totaal huur   16  

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Beleid

3.1.1 Rijksbeleid
3.1.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.

De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.

Beoogde ontwikkeling

Vanwege de aard en schaal van de voorgenomen ontwikkeling is er geen sprake van strijd met het SVIR. Het SVIR wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de ontwikkeling ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid.

3.1.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de Ecologische Hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Beoogde ontwikkeling

Vanwege de aard en schaal van de voorgenomen ontwikkeling is er geen sprake van strijd met het Barro. Het Barro wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de ontwikkeling ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid.

3.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de behoefte moet worden beschreven. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. In Bijlage 2 is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Beoogde ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van 51 nieuwe woningen binnen het bestaand stedelijk gebied van Castricum. Uit de toets blijkt dat deze ontwikkeling passend is binnen de regionale en lokale behoefte. De ontwikkeling is in overeenstemming met de ladder.

3.1.2 Provinciaal beleid
3.1.2.1 Omgevingsvisie Noord Holland 2050 (november 2018)

De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 zet nadrukkelijk in op het stimuleren van knooppuntontwikkeling in de stationsgebieden. De woningbouwbehoefte wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. Daarbij wordt in het ontwerp rekening gehouden met voldoende afvoermogelijkheden van (regen)water, voldoende groen in en om de stad, en optimale verkeersontsluiting met multimodale knooppunten.


Wonen en werken worden zoveel mogelijk binnenstedelijk gerealiseerd en geconcentreerd

De metropool ontwikkelt zich snel. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan we lang hebben gedacht. En zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moet worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap.


Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houdt de provincie oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden. De provincie houdt ook een vinger aan de pols voor wat betreft de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de vraag. Regionale afspraken over stedelijke ontwikkelingen moeten bij de vraag blijven aansluiten.


De woningbouwbehoefte wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. Daarbij wordt in het ontwerp rekening gehouden met voldoende afvoermogelijkheden van (regen)water, voldoende groen in en om de stad, en optimale verkeersontsluiting met multimodale knooppunten.


Uitgangspunt is - en daarop zal het verkeers- en vervoersnetwerk worden geoptimaliseerd - dat men zich effectief, veilig en efficiënt kan verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. Daarbij heeft men zo veel mogelijk keuzevrijheid in het bepalen van zijn of haar vervoerswijze.


Programma (OV)-knooppunten

De provincie streeft naar compacte en goed bereikbare steden en dorpen met daartussen groene ruimte. Met als doel een beter leefklimaat. Dit sluit aan bij de hoofdambitie van de Omgevingsvisie: balans tussen economische groei en leefbaarheid. Met het programma OV-knooppunten stimuleert de provincie betere benutting van de bebouwde omgeving en het vervoersnetwerk. Samenwerking tussen gemeenten, vervoerders, bedrijven, instellingen en de provincie is daarbij cruciaal. In Noord-Holland zijn alle zestig treinstations en vier grote busstations aangewezen als OV-knooppunten. Zij zijn de entrees van binnensteden en omliggende wijken of toegangspoorten naar recreatieve gebieden. Stationsomgevingen zijn belangrijke schakels in de reis van mensen op weg naar werk, voorzieningen of recreatieve bestemmingen.


De provincie wil knooppuntontwikkeling stimuleren. Met als doel korte reistijden, groen en voorzieningen dichtbij, snellere routes naar stations, minder uitstoot en behoud van waardevolle cultuurlandschappen. Het programma sluit aan op het generieke ontwikkelprincipe waarbij nieuwe ruimtelijk economische ontwikkelingen zoveel mogelijk worden gesitueerd nabij knooppunten. Verder geeft het programma invulling aan de principes die gelden voor de bewegingen Metropool in ontwikkeling en Sterke kernen, sterke regio's.


Nieuwe ontwikkelingen van woningbouw en voorzieningen worden geconcentreerd in kernen, passend bij de rol van de kernen in het regionale netwerk, en voegen zich naar de vraag op basis van de meest actuele cijfers


Uitgangspunt bij dit principe is dat ontwikkelingen zo veel mogelijk binnenstedelijk en -dorps plaatsvinden. Dit geldt voor alle kernen. De omvang waarin dit gebeurt wordt ingegeven door de vraag die er op dat moment is (meest actuele bevolkingsprognoses). Deze wordt afgelezen aan de hand van demografische ontwikkelingen (afspraken over uitleglocaties worden aan de actuele prognoses aangepast), periodieke monitors over woonwensen en woonbehoefte-onderzoeken. Deze ontwikkelingen en daaruit voortvloeiende afspraken worden regionaal ingevuld met ruimte voor maatwerk en herijking. De omvang en verschijningsvorm is passend bij de kernen waarbij grofweg drie typen kernen vallen te onderscheiden. Ook hier kan in regionale afstemming meer onderscheid in worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0007.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0008.png"  

Figuur 3.1 Visiekaart sterke steden en kernen


Beoogde ontwikkeling

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt geheel binnen bestaand stedelijk gebied, eventuele stedelijke ontwikkelingen passen binnen het beleid voor dit gebied. De locatie geeft invulling aan het provinciale beleid om zoveel mogelijk woningen binnen de invloedssfeer van hoogwaardig OV te realiseren. Het treinstation Castricum is aangemerkt als OV-knooppunt. In de omgevingsvisie is conform het document 'Maak Plaats' (het uitvoeringsprogramma OV-knooppunten), bepaald dat er binnen de invloedssfeer van OV-knooppunten verdicht kan worden. Doordat het plangebied op een afstand van circa 950 m van het station ligt, draagt de ontwikkeling tevens bij aan de verdichting en ontwikkeling van het OV-knooppunt.

3.1.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening (PRV)

In de PRV (geconsolideerde versie februari 2019) is aangegeven dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. De nadere regels voor woningbouw zijn vastgelegd in de uitvoeringsregeling regionale afspraken nieuwe stedelijke ontwikkelingen 2017 (februari 2017). Hierin is voor wonen het volgende vastgelegd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0009.png"

Beoogde ontwikkeling

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening is regionale afstemming vereist voor de nieuwbouw van woningen. De woningbehoefte in Castricum is in overeenstemming met gemaakte regionale afspraken, die worden gemonitord. De afspraken staan in het Regionaal Actie Programma Wonen 2016-2020 (RAP) regio Alkmaar. Hierop wordt in paragraaf 3.1.3.2 ingegaan. Vanuit de verordening zijn er geen belemmeringen met betrekking tot voorliggend plan.

3.1.2.3 Provinciale woonvisie 2010-2020

Op 25 mei 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Provinciale woonvisie 2010-2020 'Goed Wonen in Noord-Holland' vastgesteld. De woonvisie is een verdere uitwerking van de structuurvisie, waarin de kwaliteit van wonen centraal staat.

 

De doelstelling voor 2020 is dat de inwoners van Noord-Holland beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. Om hiertoe te komen zijn de volgende drie speerpunten benoemd:

  • 1. betere afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten en vooral voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  • 2. betere afstemming van voorzieningen in de woonomgeving op de vraag van bewoners;
  • 3. verbetering van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

De provincie zet zich hierbij vooral in op de rol van procesleider, aanjager en expert. Vanuit deze rol stuurt de provincie aan op het maken van bestuurlijke afspraken in de Regionale Actie Programma's. In deze actieprogramma's worden de speerpunten en opgaven uit de woonvisie nader uitgewerkt.

 

Beoogde ontwikkeling

Het plangebied valt binnen het Regionaal Actie Programma voor de Regio Alkmaar. In paragraaf 3.1.3.2en bijlage 2 wordt op dit actieprogramma verder ingegaan.

3.1.3 Regionaal beleid
3.1.3.1 Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013-2020

De regio Alkmaar bestaat uit de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer. Het gebied kent een rijke schakering aan woningen en woonmilieus. Op gemeentelijk niveau is een dergelijke variëteit niet haalbaar en daarom is het van belang de omvang en invulling van het nieuwbouwprogramma, het aanbod aan woonmilieus en de omgang met de bestaande voorraad op elkaar af te stemmen in een Regionale Woonvisie. De Woonvisie legt kaders vast voor de lokale woonvisies en geeft richting voor afspraken met marktpartijen.

In de regio is geen sprake van krimp. Tot 2040 groeit de bevolking. Daarnaast zal het aantal huishoudens verder toenemen als gevolg van de trend dat steeds meer mensen alleen gaan wonen en minder in gezinsverband. Ook verdubbelt het aandeel senioren (75+), dit leidt tot een specifieke vraag naar nultredenwoningen en wonen met zorg.

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen betreft de realisatie van 51 woningen in de kern Castricum. Hiermee wordt invulling gegeven aan de regionale woonvisie. Het voornemen sluit tevens aan bij het Regionaal Actie Programma Regio Alkmaar en de lokale woonvisie van de gemeente Castricum).

3.1.3.2 RAP regio Alkmaar (juni 2017)

De regio Alkmaar heeft afspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering:

  • Een flexibel, licht en gericht RAP
  • Een woningaanbod dat aansluit bij de vraag
  • Plannen die een ruimtelijke versterking van de regio betekenen
  • Werken in de geest van de ladder voor duurzame verstedelijking
  • Streven naar een duurzame voorraad
  • Versterking van woonsegmenten waar een tekort aan is
  • Niet meer bouwen dan het gemeentelijk aandeel in de prognose
  • Monitoren ontwikkelingen

Het aantal huishoudens neemt volgens het RAP nog fors toe. De meeste woningen worden op OV-locaties gepland. Uit het RAP blijkt ook dat veruit de meeste mensen binnen de regio en binnen de gemeente Alkmaar verhuizen. Verder wordt prioriteit gegeven aan inbreidingslocaties. In het woningbouwprogramma is in alle kernen ruimte voor sterke initiatieven die iets toevoegen aan de voorraad (niet meer van hetzelfde). Het initiatief sluit daarop aan en maakt gebruik van vrijkomend vastgoed.


Uit een inventarisatie van harde en zachte plannen blijkt dat er ruimte is om nieuwe plannen toe te voegen. De regio werkt met actuele prognoses. Op dit moment is dat de Prognose 2017-2040.

3.1.4 Gemeentelijk beleid
3.1.4.1 Castricum op weg naar 2030; Structuurvisie Buitengewoon Castricum 2030

Op 4 december 2014 heeft de gemeenteraad een geactualiseerde structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie brengt alle beleidsterreinen bijeen waarop de gemeente actief is. In de structuurvisie wordt een beeld gegeven van wie de gemeente is en waar zij wil staan in 2030.

Bijna 10 jaar geleden begon de gemeente met de toekomstdiscussie onder de noemer Buiten Gewoon Castricum. Op drukbezochte bijeenkomsten discussieerden vele inwoners mee over de vraagstukken van de toekomst en de opgaven van nu. Dat leidde tot de strategische visie Buiten Gewoon Castricum, die in 2010 is geactualiseerd. Intussen staat de wereld niet stil en ook de Castricumse samenleving blijft in beweging. Daarom is het nodig om van tijd tot tijd stil te staan bij de keuzes die gemaakt zijn: passen ze nog bij de actuele situatie of de gemeentelijke verwachtingen van de toekomst? Daarom worden iedere vier jaar de keuzes opnieuw tegen het licht gehouden. Niet om telkens een drastische ommezwaai te maken, wel om waar nodig bij te sturen als de tijd daarom vraagt.

In de structuurvisie zijn speerpunten en beleidscriteria geformuleerd. De speerpunten bestaan uit:

  • een open en gevarieerd landschap;
  • een stabiel inwonertal;
  • het bevorderen van recreatie en toerisme.

Beoogde ontwikkeling

Op de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied naar woningbouw is met name het tweede speerpunt van toepassing. Het aantal inwoners in de gemeente daalt trendmatig. Daarnaast neemt het gemiddelde aantal personen in een woning verder af (huishoudensverdunning). Als er geen nieuwe woningen worden gebouwd zal het aantal inwoners in de gemeente afnemen. De gemeente streeft er echter naar om het inwonertal stabiel te houden op 35.000 inwoners en te komen tot een evenwichtige leeftijdsopbouw van de bevolking. Het bouwprogramma is gericht op woningbouw binnen de bestaande bebouwing van de woonkernen om de groene en landelijke omgeving tussen de woonkernen te behouden.

 

De voorgenomen ontwikkeling, de realisatie van woningen voor verschillende doelgroepen binnen het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Castricum, is in lijn met het gestelde in de structuurvisie.

3.1.4.2 Wonen in de Heerlykhyd tussen Zee en Meer, Lokale Woonvisie 2014-2030

In de lokale woonvisie schetst de gemeente haar visie op het wonen in de gemeente Castricum. Hierbij wordt een concreet beeld gegeven tot 2030. Deze visie staat niet op zich, maar kan als lokale doorvertaling worden gezien van de Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2014-2030 en als een uitwerking van de Structuurvisie Buiten Gewoon Castricum.

Speerpunten in de lokale woonvisie 2014-2030 zijn:

  • Streven naar een kwalitatief gedifferentieerd woningaanbod, dat aansluit op de vraag van de huidige en toekomstige inwoners. Een gedifferentieerd woningaanbod biedt de mogelijkheid om een gewenste wooncarrière te maken binnen de gemeente (doorstroming) en draagt bij aan een evenwichtige bevolkingsopbouw, dat bestaat uit een stabiel inwonertal en een gevarieerde leeftijdsopbouw.
  • Ter bevordering van een evenwichtige bevolkingsopbouw wordt in het programma wonen met name aandacht besteed aan bouwen voor jongeren, starters en senioren.
  • Voor senioren is het van belang dat de woning levensloopgeschikt is en zij daar kunnen blijven wonen ook als ze zorg behoeven.
  • Stabiel houden van het aantal inwoners, zodat ook in de toekomst voldoende draagvlak blijft voor het huidige voorzieningenniveau.
  • Om het aantal inwoners stabiel te houden is het, als gevolg van de huishoudensverdunning, noodzakelijk om de woningvoorraad uit te breiden.
  • Realiseren van de nieuwbouw hoofdzakelijk binnen de bestaande bebouwing van de woonkernen om de groene en landelijke omgeving tussen de woonkernen te behouden.

Aan de hand van deze speerpunten zijn drie beleidsopgaven geformuleerd:

  • 1. een nieuwbouwprogramma met toekomstwaarde;
  • 2. een sluitend netwerk van wonen, zorg en welzijn;
  • 3. aantrekkelijk houden van de bestaande woningvoorraad en wijken.

Beoogde ontwikkeling

In de gemeente Castricum wonen momenteel ongeveer 35.000 mensen. Het streven van de gemeente is om dit inwonertal stabiel te houden en te komen tot een evenwichtige leeftijdsopbouw van de bevolking. In de periode tot 2020 wil de gemeente daarvoor 1.400 nieuwe woningen realiseren en vanaf 2021 tenminste 450 woningen. De gemeente zet daarbij sterk in op woningbouw binnen de huidige bebouwingsgrenzen van de kernen. Een overzicht van inbreidingslocaties voor woningbouw in de gemeente wordt gegeven in het Masterplan Inbreidingen (zie paragraaf 3.1.4.3). Het plangebied is in het Masterplan Inbreidingen opgenomen als de locatie Postkantoor waar de realisatie van circa 50 woningen mogelijk is. Het voornemen is passend binnen de gemeentelijke woonvisie.

3.1.4.3 Masterplan Inbreidingen

Op 19 november 2009 is het Masterplan Inbreidingen vastgesteld door de raad van de gemeente Castricum. Het masterplan beschrijft de zoektocht naar mogelijke inbreidingslocaties binnen de kernen Castricum, Bakkum, Limmen en Akersloot. De zoektocht heeft geresulteerd in de aanwijzing van 33 locaties. Het betreft locaties die los staan van de bestaande visies en reeds bekende ontwikkelingen, en als mogelijke woningbouwlocatie kunnen worden beschouwd, al dan niet na sloop van bestaande bebouwing. Het Masterplan Inbreidingen doet geen uitspraken over invulling en moment van uitvoering. Wel zijn per locatie uitgangspunten en randvoorwaarden voor bebouwing opgenomen ten aanzien van doelgroepen, type woningen en capaciteit.

 

Beoogde ontwikkeling

Het plangebied is in het Masterplan Inbreidingen aangeduid als de locatie Postkantoor. Hier is volgens het Masterplan ruimte voor de realisatie van circa 40 tot 50 woningen. Een gedifferentieerd bouwprogramma op deze locatie is wenselijk. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een dergelijk gedifferentieerd woningbouwprogramma bestaande uit appartementen met een gevarieerd vloeroppervlak.

3.1.4.4 Welstandsnota 2014

In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt tussen welstandsvrije gebieden en gebieden waarvoor een bijzonder, een welstandsluw of een regulier welstandsregiem geldt. Voor de gebieden waarvoor een bijzonder, welstandsluw of regulier welstandsregime geeft de welstandsnota gebiedsgerichte welstandscriteria.

Voor elk welstandsgebied waarop gebiedsgericht welstandsbeleid van toepassing is, zijn in de welstandsnota de gewenste welstandsniveaus benoemd. In de bijzondere gebieden is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst. In de reguliere welstandsgebieden streeft de gemeente naar handhaven van de kwaliteit met oog voor de vrijheid van de burger. In welstandsluwe gebieden wordt ruimhartig bekeken of een plan geen wezenlijke afbreuk doet aan zijn omgeving en wordt niet gelet op de verfijning van het bouwwerk op zich. In de welstandsvrije gebieden kunnen burgers zelf verantwoordelijkheid nemen en hun belangen tegen die van omwonenden afwegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0010.jpg"

Figuur 3.2 Overzichtskaart welstandsniveaus (in rood: bijzonder; in groen: regulier; in oranje: luw; en in blauw: welstandsvrij)

Beoogde ontwikkeling

Voor het plangebied gelden twee welstandsniveau's. Dat is voor de zijde van de C.F. Smeetslaan een luw welstandsniveau en voor de achterzijde, de zijde aan de Doctor de Jonghweg, het welstandsvrije regime.

De zijde aan de C.F. Smeetslaan is welstandsluw. Het beleid is terughoudend alsmede gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en behoud van de samenhang. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is geen ambitie van het welstandbeleid.

Ten tijde van de omgevingsvergunning(en) voor bouwen zal een welstandstoets plaatsvinden.

3.1.4.5 Integrale verkeers- en vervoersplan

In het integrale verkeers- en vervoersplan voor de gemeente Castricum is de verkeerssituatie in alle kernen van Castricum in beeld gebracht. Het plan, dat in 2004 is vastgesteld, geeft op hoofdlijnen richtingen voor het verkeersbeleid van de gemeente Castricum in de komende tien jaar, met een doorkijk naar mogelijke ontwikkelingen en maatregelen op de nog langere termijn (2030). In dit bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt naar wegen met een doorgaande verkeersfunctie en een verblijfskarakter.

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen betreft de ontwikkeling van het bouwblok op de hoek van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. De ontwikkeling betreft een appartementenblok, bestaande uit twee bouwvolumes met daartussen een gebouwde parkeervoorziening op het maaiveld. De openbare ruimte wordt aangepast voor de realisatie van extra parkeerplaatsen. Het voornemen sluit aan op de omliggende wegenstructuur. De beperkte verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling heeft geen negatieve effecten en gevolgen voor de omliggende verkeersstructuren.

3.1.4.6 Erf- en perceelsafscheidingen

De gemeente heeft haar beleid voor erf- en perceelafscheidingen vastgelegd in een beleidsnotitie (2004). In dit bestemmingsplan is de beleidsnotitie vertaald naar bouwregels voor bouwwerken geen gebouw zijnde. In de beleidsnotitie is onderscheid gemaakt in een drietal situaties, namelijk:

  • erf- perceelafscheidingen voor de voorgevel van een woning;
  • erf- perceelafscheidingen op achtererf en/of zijerf achter de voorgevel van een woning;
  • erf- perceelafscheidingen op achtererf en/of zijerf achter de voorgevel van een woning, waarbij een zij- en/of achtererf grenst aan een openbare weg of openbaar groen;

In de beleidsnotitie is bepaald dat een erf- perceelafscheiding aan de voorzijde van woningen niet hoger mogen zijn dan 1 meter.

Voor achtererven en zijerven achter de voorgevel van een woning, geldt dat de hoogte van een erf- perceelafscheiding in principe 2 meter mag bedragen en dat de erf- perceelafscheiding geplaatst mag worden tot aan de perceelsgrens. Dit geldt evenwel niet zonder meer voor zij- en achtererven die aan een openbare weg of het openbaar groen grenzen. Daar mogen alleen erf- perceelafscheidingen tot een hoogte van 2 meter worden geplaatst als de afstand tot de openbare weg en/of het openbare groen groter of gelijk is aan 1 meter. Op afstanden kleiner dan 1 meter tot de openbare weg of openbaar groen mogen alleen erf- perceelafscheidingen groter dan 1 meter en maximaal 2 meter worden geplaatst als de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast en de verkeersveiligheid ter plaatste is gegarandeerd (uitzicht op kruisende wegen mag niet worden belemmerd).

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen betreft de ontwikkeling van het bouwblok op de hoek van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg, bestaande uit twee bouwvolumes voor appartementen met daartussen een gebouwde parkeervoorziening op het maaiveld. Voor de mogelijk te realiseren erfafscheidingen wordt aangesloten bij de beleidsnota.

3.1.4.7 Groenbeleidsplan Gemeente Castricum 2007-2020

Het groenbeleid is verwoord in het "Groenbeleidsplan Gemeente Castricum 2007-2020", dat in juli 2007 is vastgesteld. Over het groen in de kern Castricum wordt vermeld dat vooral in de oude bebouwing van de kern de boom- en groenstructuur hoofdzakelijk wordt bepaald door particuliere bomen en particulier groen. In Castricum zijn meerdere straten en lanen die vanuit de inrichting en beleving als hoofdstructuur kunnen worden bezien, terwijl deze tot de substructuur horen.

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen voorziet in het behoud van de aanwezige groenstructuren aan de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. De ontwikkelaar is voornemens om de groenstrook ten oosten van de locatie te herinrichten. De 'groene loper', welke tegenover de rijwoningen van de Dokter van Nieveltweg ligt, wordt hier ook doorgetrokken.

3.1.4.8 Bomenbeleidsplan Castricum 2015 - 2024

In het Bomenbeleidsplan is de volgende ambitie opgenomen: "kiezen voor bomen is kiezen voor beheerbare bomen die de mogelijkheid krijgen om oud te kunnen worden". Als er in Castricum bomen worden geplant dan dient er bovenal gekozen te worden voor beheerbare bomen, dat wil zeggen kiezen voor kwalitatieve, duurzame bomen die tot wasdom kunnen komen en zich kunnen ontwikkelen in de tijd. Hierbij is het doel het behoud en versterken van een gezond, gevarieerd, duurzaam en kwalitatief hoogwaardig bomenbestand. De beleidsdoelstellingen voor de periode 2015 - 2024 zijn de volgende:

  • 1. Het in stand houden van het huidige boomareaal van 18.500 bomen met als ondergrens een gemeentelijk bomenbestand van 0,5 boom per inwoner (is 17.130 bomen);
  • 2. Het omdopen van de hoofd- en subgroenstructuur uit het groenbeleidsplan naar een bomenstructuur bestaande uit: hoofd-, wijk-, buurtontsluiting-, buitenwegenstructuur en woongroen;
  • 3. De overgang naar duurzaam- en kwaliteitgestuurd beheren van het boomareaal op het beheerniveau B-C, waarbij de streefbeelden in dit beleidsplan leidend zijn;
  • 4. Bij nieuwbouwplannen en herinrichtingen uitgaan van de ambitie: “Kiezen voor bomen is kiezen voor beheerbare bomen die de mogelijkheid krijgen om oud te kunnen worden”;
  • 5. In principe worden geen gezonde bomen verwijderd, ook niet vanwege enige overlast. Er wordt pas overgegaan tot het verwijderen van bomen na zorgvuldige afweging en in bepaalde situaties.

Beoogde ontwikkeling

Tussen de gemeente en initiatiefnemer zijn reeds afspraken gemaakt op welke wijze om te gaan met het bomenbeleidsplan. Indien bomen wordt gekapt, dienen nieuwe bomen te worden terug geplant of dient te worden voorzien in een financiële compensatie. In overleg met het bevoegd gezag wordt bepaald welke bomen worden gekapt.

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Erfgoednota

Op 5 februari 2014 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoednota gemeente Castricum' vastgesteld. De erfgoednota is een beleidsdocument dat een integrale aanpak van het archeologie en cultuurhistorisch beleid waarborgt. Daarom wordt deze in eigen paragraaf beschreven. Daarna volgen dan de paragrafen over cultuurhistorie en archeologie.

Mede op basis van de erfgoednota, streeft de gemeente ernaar 'het verhaal van de plek te verbinden met de agenda van de plek'. In de erfgoednota wordt een nieuwe aanpak geïntroduceerd, die leidt tot een integrale aanpak. Het gebruik van erfgoed staat daarin centraal.

De erfgoednota kan gezien worden als een oplegger op het bestaande erfgoedbeleid (archeologie, monumenten en cultuurhistorie) en is daarmee een waardevolle aanvulling. Het verleden (en dus het verhaal van de gemeente) wordt samen met de ruimtelijke, economische en sociaal culturele opgaves van de gemeente als uitgangspunt gebruikt voor de toekomstige plannen. Dit is uitgewerkt in zogenaamde 'verhaallijnen', waarin de verhalen uit het verleden en de beleidsopgaves samen komen. De verhaallijnen kunnen op deze manier dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt is dat het vertellen van het verhaal als voorwaarde wordt gezien voor investering in het onderzoek.

De geschiedenis van Castricum is te verklaren aan de hand van twee verhaallijnen: Heerlykhyd en Ommestreken. De historie voor wat betreft het centrum en daarmee het plangebied is met name te vertellen aan de hand van de verhaallijn van de Ommestreken. In deze verhaallijn komt de eigenheid van de kernen en de landschappen naar voren.

Verhalen die onder andere benadrukt worden, gaan over ontginning, zandwinning, waterbeheer en de organisatie in individuele buurtschappen. Dit uit zich in specifieke verkavelingsstructuren en landschapseenheden. Maatschappelijke opgaves waar deze verhaallijn aan relateert, zijn het streven naar ruimtelijke kwaliteit en een open en gevarieerd landschap, een veilige woonomgeving en een stabiel inwonertal met voorzieningen op maat; in 'stenen' en activiteiten, toegespitst op de behoefte aan welzijns-, onderwijs- en culturele voorzieningen van inwoners.

In de Erfgoednota worden drie doelen die met de nieuwe omgangsvorm voor erfgoed worden nagestreefd beschreven: identiteit, integrale aanpak en toepasbaar:

1. Identiteit

Een belangrijke beleidsopgave is de zorg voor een fijne leefomgeving. Daarvoor is het van belang dat inwoners zich verbonden voelen met hun omgeving. En om je te kunnen identificeren met een plek, zijn verhalen nodig. Dat is waarom we de verhaallijnen introduceren en iedereen vragen mee te bouwen aan onze gezamenlijke verhalen. Gemeente en burgers hebben elkaar hierbij nodig.

2. Integrale aanpak

We streven ernaar het erfgoed integraal te benaderen. Niet alleen door alle erfgoedonderdelen samen te trekken, maar juist ook door erfgoed te laten bijdragen aan maatschappelijke opgaves. We willen het verhaal van de plek verbinden aan de agenda van de plek.

3. Toepasbaar

Het is voor de gemeente Castricum belangrijk om aantrekkelijk te blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Sociale samenhang en het stimuleren van ondernemers en burgerparticipatie zijn belangrijke doelen van ons gemeentelijk beleid. Erfgoed kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Uitgangspunt bij de omgang met erfgoed wordt 'het vertellen van een verhaal'. Het gebruik van het verhaal wordt daarmee een voorwaarde voor een investering in bijvoorbeeld onderzoek, beheer of behoud van erfgoed. Op die manier kan het erfgoed worden ingezet bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit, sociale binding, een prettig vestigingsklimaat en toerisme.

Verhaallijn Ommestreken

De gemeente Castricum laat zich kenmerken door verschillende landschapszones die samen het verhaal ter plekke vertellen; de kust- en duinzone, de strandwallen- en dorpenzone en tot slot het veengebied en merenzone. Deze landschappelijke diversiteit wordt benadrukt in de verhaallijn Ommestreken. Die diversiteit zorgt voor afwisseling en een spannende omgeving. Het plangebied ligt in het strandwallen- en dorpenzone. De buurtschappen waaruit de huidige dorpen zijn ontstaan, worden gevonden op de hogere plekken in het landschap.

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen maakt de ontwikkeling van een nieuw appartementencomplex mogelijk op de hoek van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. De ontwikkeling maakt gebruik van het bestaande bouwblok, waardoor de ruimtelijke structuren van nabije omgeving niet wijzigen. Hierdoor blijft de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en zijn omgeving behouden.

3.2.2 Cultuurhistorie

Ontstaansgeschiedenis

Pas nadat de monding van het Oer-IJ, een zeegat dwars door de strandwallen heen, zich naar het noorden had verplaatst werd het gebied rond Castricum langzamerhand bewoonbaar. In de tweede en derde eeuw na Christus werd er op de strandwallen in onze gemeente intensief gewoond. De naam Castricum komt omstreeks 990 voor het eerst in de geschreven bronnen voor. De reden dat Castricum belangrijk werd kwam doordat het dorp aan de postweg Haarlem-Alkmaar lag.

Het dorp Castricum is ontstaan uit een aantal buurtschappen en boerderijen. De groei van Castricum naar de omvang zoals we die nu kennen begon vanaf 1865, toen de spoorweg in gebruik werd genomen. Handels- en forensenverkeer werden toen mogelijk. In die tijd werden kolen aangevoerd voor de energievoorziening en werd zand (van de Zanderij) afgevoerd. Waarschijnlijk heeft dit in belangrijke mate de ligging van het spoortracé bepaald en daarmee in feite de groei van het dorp. Van 1879 tot 1923 reed de stoomtram Haarlem-Alkmaar door de Dorpsstraat in Castricum en de Rijksweg in Limmen. Vanaf het station Castricum verzorgde vanaf 1914 een paardentram, later vervangen door elektrische tractie, het vervoer naar “Duin en Bosch” (nu ggz “Dijk en Duin”).

Tot de dertiger jaren bleef Castricum een tuindersdorp. Later, vooral in de naoorlogse periode is er veel “import” gekomen en is de kern gegroeid aan de oostkant van het spoor. In eerste instantie in noordelijke richting, later ook in noordelijke en oostelijke richting. Aanvankelijk was de Soomerwegh een randweg waarmee de bebouwingsgrens van de kern was bepaald. In het streekplan van 1962 werd gesteld dat de kern ook ten oosten van deze weg zou moeten uitbreiden. De gehanteerde groeiscenario’s staan model voor de periode begin van de 60er jaren. Castricum nam een belangrijke groei taakstelling op zich. Een zuidelijk randwegtracé, aansluitend op de Soomerwegh via de C.F. Smeetslaan, zou vooral de dorpskern moeten gaan ontlasten. In 1973 wordt een structuurschets vastgesteld waar afgezien wordt van een dergelijk groeimodel. Het resultaat van deze ombuiging is de huidige ruimtelijke situatie van de Soomerwegh en de C.F. Smeetslaan en hun aansluiting op de Dorpsstraat. Binnen het huidig patroon van Castricum is deze plek, waar min of meer een botsing tussen schaalverschillen is ontstaan, typisch.

De kern Castricum telt nu ruim 22.000 inwoners. Binnen de huidige gemeente wonen ruim 35.600 (peildatum 1 april 2018) inwoners.

Beoogde ontwikkeling

Het voornemen maakt de ontwikkeling van een nieuw appartementencomplex mogelijk op de hoek van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. De ontwikkeling maakt gebruik van het bestaande bouwblok, waardoor de ruimtelijke structuren van nabije omgeving niet wijzigen. Hierdoor blijft de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en zijn omgeving behouden. Er zijn vanuit het oogpunt van erfgoed geen belemmeringen die de uitvoering van het bestemmingsplan in de weg staan.

3.2.3 Monumenten

De bestaande bebouwing in het plangebied heeft geen monumentale status en is tevens niet aangeduid als beeldbepalend gebouw.

3.3 Archeologie

Het gemeentelijk archeologiebeleid is opgenomen in het beleidsdocument 'Beleidsnota Archeologie gemeente Castricum 2011'. De beleidsnota is definitief vastgesteld op 6 oktober 2011 en inmiddels opgenomen in de overkoepelende Erfgoednota gemeente Castricum (vastgesteld op 5 februari 2014). De gemeente kiest hierin voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van heldere voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het gemeentelijk bodemarchief, zodanig dat de archeologische zorgplicht in overeenstemming is met andere publieke taken en ambities (landbouw, ruimtelijke ontwikkeling, woningbouw, monumenten, etc.) maar ook met private belangen. Behalve een effectieve en doelmatige invulling van de rol van het bevoegd gezag, onderschrijft gemeente Castricum het rijks- en provinciale streven naar behoud van archeologische waarden in de bodem (behoud in situ). Voor het gehele grondgebied van gemeente Castricum (inclusief zeegebied) is op basis van bureauonderzoek een analyse gemaakt van het gemeentelijke bodemarchief, die vervolgens is vertaald in zeven beleidscategorieën op de maatregelenkaart. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt wanneer rekening moet worden gehouden met archeologie bij ruimtelijke planvorming en bodemingrepen, en welke onderzoekseisen en ontheffingen daarbij gelden. Deze worden door middel van dubbelbestemmingen vastgelegd in de bestemmingsplannen.

Het plangebied wordt op basis van de landelijk Archeologische Monumentenkaart getypeerd als terrein van middelhoge archeologische verwachtingswaarde 4 (Oer-IJ gebied). Vanuit dit beleid gelden de volgende beschermingsregelingen:

  • Categorie 4: (archeologische verwachtingszones 2 t/m 7 en 9 t/m 11): een onderzoekseis indien de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m2 en de bodemingreep dieper gaat dan 0,4 m onder maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0012.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede Archeologische beleidskaart - maatregelen

Vertaling in het vigerende bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan heeft de bestemming de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4.

Beoogde ontwikkeling

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een archeologie onderzoek uitgevoerd door Bureau voor Archeologie (Rapport 363). Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geadviseerd het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het volledige onderzoek is als bijlage 4 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Beoordeling onderzoek door gemeente

De gemeente Castricum heeft het uitgevoerde archeologisch onderzoek beoordeeld. De beoordeling is opgenomen als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan. De gemeente adviseert, aansluitend bij de conclusie van het onderzoek, dat de archeologische verwachting voor het plangebied naar laag kan worden bijgesteld. Archeologisch vervolg onderzoek is niet nodig.

3.4 Verkeer en parkeren

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogde nieuwe ontwikkeling op het verkeer, de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte van de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten bij CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' richtlijnen voor parkeernormen en kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Met behulp van publicatie 317 kan bij een ruimtelijke ontwikkeling worden berekend hoe hoog de te verwachten verkeersbelasting en parkeerdruk zal zijn. vervolgens kan getoetst worden of het voornemen voorziet in voldoende parkeerplaatsen en of maatregelen nodig zijn aan het verkeerssysteem.

Beoogde ontwikkeling

Verkeer

Het voornemen betreft de realisatie van 51 appartementen. Het plangebied is aan te merken als 'Rest bebouwde kom'. Op basis van de gebiedskenmerken van de gemeente dient gerekend te worden met de gemiddelde normen voor verkeersgeneratie.

Het plan gaat uit van 35 koopwoningen en 16 huurwoningen in diverse prijs en huurklassen:

Koop    
categorie 1   11  
categorie 2   2  
categorie 3 en 4   22  
   
Huur    
middelduur (maximaal € 950 /mnd excl. servicekosten)   7  
duur (boven de € 950 / mnd)   9  


Woningtype  
Aantal   norm   gemiddeld   Verkeersgeneratie weekdag (mvt/etm)   Verkeersgeneratie werkdag (mvt/etm)  
Koop, etage, goedkoop   11   6,7 -7,5   7,1   78,1   78,8  
Koop, etage, midden   2   5,2 - 6,0   5,6   11,2   11,3  
Koop, etage, duur   22   4,5 - 5,3   4,9   107,8   108,9  
           
Huur, etage, midden   7   5,2 - 6,0   5,6   39,2   39,6  
Huur, etage, duur   9   3,2 - 4,0   3,6   32,4   32,7  
           
Totaal   51       268,7   271,4  

Het voornemen genereert circa 269 verkeersbewegingen per weekdag. De nieuwe parkeervoorziening wordt aangesloten op de Dokter van Nieveltweg, welke direct verbonden is met de Doctor de Jonghweg en de C.F. Smeetslaan. De aansluitende wegen hebben voldoende capaciteit om de extra verkeersbelasting te verwerken. Problemen ten aanzien van verkeersgeneratie worden niet verwacht.

Parkeren

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is door het bureau Spark een parkeerbalans opgesteld, waaruit blijkt dat de parkeerbalans sluitend is (zie bijlage 8). Daarna is een aangepast ontwerp gemaakt met meer parkeerplaatsen. In de parkeergarage zijn 48 parkeerplaatsen voorzien voor de toekomstige bewoners. Bij de herinrichting van de openbare ruimte wordt ruimte gereserveerd voor 48 parkeerplaatsen. Het rapport wordt hierop nog aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0013.png"

Figuur 3.4 Parkeeroplossing

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.

3.5 Wegverkeerslawaai

Aan de C.F. Smeetslaan in Castricum wordt op de locatie van het voormalige postkantoor een wooncomplex mogelijk gemaakt. Het voornemen betreft 51 appartementen verspreid over twee bouwblokken. Bij het mogelijk maken van nieuwe woningen moet voldaan worden aan de wettelijke normen uit de Wet Geluidhinder (Wgh).

De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. Deze wegen zijn op basis van een maximum snelheid van 50 km/u gezoneerd volgens de Wgh. Naast de gezoneerde wegen grenst het plangebied aan 30 km/u wegen, namelijk de Dokter van Nieveltweg en de Geesterduinweg. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager zijn op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Echter dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Onderzoek

Het onderzoek zoals opgenomen in bijlage 3 van dit bestemmingsplan bevat het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het wegverkeer op de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De maximale geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de C.F. Smeetslaan is inclusief aftrek artikel 110g Wgh 57 dB voor bouwblok A. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Bouwblok B kent als gevolg van het wegverkeer op de C.F. Smeetslaan geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Als gevolg van het wegverkeer op de Doctor de Jonghweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor bouwblok A en B overschreden. Voor beide blokken is de maximale geluidbelasting 52 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Als gevolg van het wegverkeer op de niet gezoneerde Dokter van Nieveltweg en de Geesterduinweg wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden voor het nieuw te realiseren wooncomplex.

Ten aanzien van de gezoneerde C.F. Smeetslaan en de gezoneerde Doctor de Jonghweg wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend, of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden kunnen hogere waarden worden aangevraagd.
Hiervoor dienen loggia's toegepast te worden, om de 13 appartementen grenzend aan de C.F. Smeetslaan te voorzien van één geluidluwe gevel.

Bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden dient ook cumulatie in acht te worden genomen. Daarom heeft een berekening plaatsgevonden van de geluidbelasting voor alle bronnen samen. Omdat de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger is in vergelijking met de geluidbelasting voor de hoogst berekende afzonderlijke bron, staat de gecumuleerde geluidbelasting het verlenen van hogere waarden niet in de weg.

Er dienen hogere waarden aangevraagd te worden voor 20 appartementen. Een overzicht van de te verlenen hogere waarden is opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel 3.1 Te verlenen hogere waarden

Aantal appartementen   Geluidbelasting   Bron  
5   49 dB   C.F. Smeetslaan  
4   55 dB   C.F. Smeetslaan  
6   56 dB   C.F. Smeetslaan  
1   57 dB   C.F. Smeetslaan  
1   50 dB   Doctor de Jonghweg  
1   51 dB   Doctor de Jonghweg  
13   52 dB   Doctor de Jonghweg  

3.6 Milieu

3.6.1 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Door het bevoegd gezag moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin  wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. 


Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van 330 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie zal het bevoegd gezag besluiten dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.

3.6.2 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek

Door Van Dijk geo- en milieutechniek b.v. is ter plaatse van het plangebied in 2016 een bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 6). Het onderzoek is in combinatie uitgevoerd met een asbestinventarisatie (bijlage 7). Uit de analyseresultaten blijkt dat de bodem (grond en grondwater) ter plaatse van het perceel niet verontreinigd is met de onderzochte parameters. Derhalve kan worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de toekomstige nieuwbouw. Ter plaatse van het post- en bestelkantoor zijn ook geen asbesthoudende materialen aanwezig. Destructief onderzoek was echter maar deels mogelijk. In het geval van renovatie en/of sloopwerkzaamheden dient een aanvullende inventarisatie plaats te vinden waarbij destructief onderzoek noodzakelijk is van de fundering.

Conclusie

Zowel de bodem als het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte parameters en vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Omdat ter plaatse van het plangebied ook sloopwerkzaamheden gaan plaatsvinden is aanvullend asbestonderzoek van de fundering. noodzakelijk.

3.6.3 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 15 september 2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en het regionale beleid nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

In het waterprogramma 2016 - 2021 presenteert het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd. Met dit Waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?

De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Regionaal beleid

Regionaal waterplan (2012)

In het regionale waterplan (2012) staat de watervisie en de hoofdlijnen van wat de gemeenten Bergen, Castricum, Heiloo en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier op het gebied van water van plan zijn in de periode tot en met 2016, met een doorkijk naar 2050. De hoofddoelstelling van het regionaal waterplan is het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied. Daarbij wordt gestreefd naar het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor natuur en recreatie.

Ruimtelijke adaptatie

Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters,

heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook volgens het KNMI, in de toekomst in

Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050

ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de

klimaatverandering merkbaar.

Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft

aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat

te agenderen en aan te werken. Dit beleid is vorig jaar vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland.

In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de

ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en

marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor.

De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:

  • De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.

Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door

de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg

te krijgen

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen op de hoek van Doctor de Jonghweg en C.F. Smeetslaan te Castricum en is vrijwel volledig verhard. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Castricum ligt is het plangebied niet gekarteerd.

Bodem en grondwater

Het plangebied bevindt zich vanuit de waterhuishouding gezien in peilgebied 04290-02 met de functie stedelijk en maakt onderdeel uit van de Castricumpolder met een dynamisch peil van 0,80 m onder NAP en de bodemsoort is zandgrond. De maaiveldhoogte van het plangebied bedraagt ongeveer 0,2 m boven NAP.

Waterkwantiteit

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. De dichtstbijzijnde watergang ligt op ca. 145 m afstand van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de regionale/primaire waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is deels aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 51 appartementen.

Waterkwantiteit

Volgens artikel 23 in de Algemene Regels bij de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geldt voor bouwplannen waarbij de toename van bebouwing of verhard oppervlak minder dan 800 m2 bedraagt een vrijstelling van de vergunningsplicht. Bij een toename in verharding van meer dan 800 m2 bestaat er een verantwoordelijkheid voor het bergen van regenwater. Uitgangspunt is dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied. Wanneer compenserende maatregelen binnen het plangebied niet mogelijk zijn, wordt geadviseerd contact op te nemen met het hoogheemraadschap om te bepalen wat de alternatieve mogelijkheden zijn.

In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard. Er zijn enkele groenplantsoenen aanwezig, die zullen in de toekomstige situatie verhard worden. Het oppervlakte van deze plantsoenen is ca. 400 m2. Dit blijft onder de grens van 800 m2. Omdat dit dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • 1. Infiltratie behouden: De voorkeur is dat infiltratie blijft behouden en het water net als voor de bebouwing via de grond kan wegzakken naar het watersysteem.
  • 2. Water graven: Als infiltratie niet kan, is het alternatief om open water te graven of bestaand water te verbreden. De extra wateroppervlakte moet minimaal 10% beslaan van het totaal aan te leggen m2 verharde grond. Hierbij geldt dat eerst het open water gecreëerd wordt en dan pas wordt verhard. Bij verharding >2.000 m2 geldt maatwerk.
  • 3. Alternatieve vormen: Zijn infiltratie en open water graven niet mogelijk, dan zijn er alternatieve vormen van waterberging. Voorwaarden zijn dat de berging:
    • a. Is berekend op een bui die 1x in de 100 jaar voorkomt;
    • b. Zorgt voor vertraagde afvoer naar het wateroppervlak (8 m3/min/100 ha oftewel 11,5 mm per 24 uur);
    • c. Duurzaam is; voor langere tijd meegaat en de waterkwaliteit niet schaadt;
    • d. Controleerbaar is voor de handhavers van het hoogheemraadschap.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Ruimtelijke adaptie

In het ontwerp is tussen de gebouwen een gebouwde parkeervoorziening voorzien. Dit gebouw wordt voorzien van een vegetatiedak. Door het aanbrengen van een vegetatiedak kan regenwater vertraagd worden afgegeven. Daardoor is de belasting van het riool bij heftige regenbuien een stuk minder. Ook heeft dit een positief effect op hittestress.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

3.6.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven.

Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

Er worden 51 appartementen gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen betreffen de Dorpsstraat en de Soomerwegh. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.

Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

3.6.5 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies.

De provincie Noord-Holland werkt aan de aanleg van het Noord-Hollandse deel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit doet zij samen met natuurbeherende organisaties, particuliere terreineigenaren zoals agrariërs, gemeenten en waterschappen. Door het NNN hebben dieren meer ruimte om zich te verspreiden, voedsel te zoeken en soortgenoten te vinden. Hierdoor nemen hun overlevingskansen toe. De ligging van het NNN is vastgelegd in de Structuurvisie. De ecologische ambitie van het NNN is opgenomen in het natuurbeheerplan. Ruimtelijke ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland, natuurverbindingen en weidevogelleefgebieden aantasten, staat de provincie in beginsel niet toe. Hierop kan de provincie een uitzondering maken wanneer de ontwikkeling een groot openbaar belang dient en er geen reële alternatieven zijn. Dit staat toegelicht in artikel 19 en 25 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Als een ingreep wordt toegestaan, moet de initiatiefnemer de (potentiële) natuurwaarden die verloren gaan, op eigen kosten compenseren. Dit uitgangspunt wordt 'natuurcompensatie' genoemd.

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland

In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Noordhollands Duinreservaat, gelegen circa 1,2 km ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN gebied is gelegen circa 800 m ten zuidoosten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01_0014.png"

Figuur 3.5 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Noord-Holland)

De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van het voormalig postkantoor en de realisatie van 51 appartementen. Gezien de afstand en ligging in stedelijk gebied zijn effecten als vernietiging/areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding of verstoring door geluid of licht op voorhand uit te sluiten. Het enige mogelijk relevante ecologische effect betreft vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie. Om de toename van de depositie op de Natura 2000-gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming.

In de beoogde situatie genereert het woningbouwcomplex 269 verkeersbewegingen per weekdag. Hiervan wordt aangenomen dat circa 1 procent zwaar verkeer betreft. Het verkeer gaat op in het heersende verkeersbeeld ter hoogte van de C.F. Smeetslaan en de Cieweg. Het woningbouwcomplex wordt niet aangesloten op het gas, de emissies als gevolg van de verwarming zijn derhalve buiten beschouwing gelaten.

Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan de drempelwaarde van 0,05 mol N/ha/jr (zie bijlage 9). Voor dergelijke projecten met zeer kleine deposities is met het Programma Aanpak Stikstof (PAS) voldoende ontwikkelingsruimte gecreëerd door het treffen van maatregelen in de Natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten worden dan ook uitgesloten. Voor projecten die een bijdrage hebben van minder dan 0,05 mol N/ha/jr. geldt een vrijstelling van de vergunningplicht Wet natuurbescherming. Het bestemmingsplan is daarom in het kader van de Wet natuurbescherming uitvoerbaar.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een quickscan flora en fauna (bijlage 10), uitgevoerd in 2018 door Adviesbureau Mertens. Geconcludeerd wordt dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels om er te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Er kunnen daarnaast algemene licht beschermde zoogdieren voorkomen. Voor deze algemene soorten bestaat een provinciale vrijstelling van de Wet natuurbescherming. Het voorkomen van overige beschermde soorten is uitgesloten.

Conclusie

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de Wet natuurbescherming.

3.6.6 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Het plangebied maakt onderdeel uit van het centrum van Castricum. In de directe omgeving van het plangebied zijn naast woningen ook maatschappelijke voorzieningen gelegen zoals een zorginstelling, kerk, basisschool en gemeentehuis. Er is dan ook sprake van een gemengd gebied. De basisschool en kerk liggen op meer dan 100 m afstand ten zuidwesten van het plangebied. Voor zowel een basisschool als kerk geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Ten zuiden van het plangebied is zorginstelling ViVa! Zorggroep de Boogaert gelegen. In de Boogaert wordt zowel verzorgingshuiszorg als verpleeghuiszorg geboden. Voor verpleeghuizen geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Ten noordwesten van het plangebied op circa 70 m is het gemeentehuis gelegen. Voor openbaar bestuur (kantoren e.d.) geldt een richtafstand van 0 m ten opzichte van een gemengd gebied. Het gemeentehuis vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Verder zijn er in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de nog te realiseren appartementen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat er in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de woningbouwontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

3.6.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

Ten noorden van het plangebied op circa 250 m is BP Tankstation Koijman B.V. gelegen. De PR 10-6 contouren van 15 m, 25 m en 35 m bereiken niet het plangebied. Ook het invloedsgebied van 150 m ligt ruimschoots buiten het plangebied. Verder zijn volgens de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Daarnaast vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering.

3.6.8 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.6.9 Duurzaamheid

De gemeente Castricum heeft het aspect duurzaamheid hoog op de agenda staan. Dat heeft zich vertaald in ambities voor nieuwbouw. De gemeente Castricum heeft ook de ambitie om op termijn energieneutraal te worden. Om dit doel te realiseren zal de gemeente haar ambitie moeten overbrengen op onder andere de planontwikkelaars.

De eisen aan de particuliere woningbouw staan beschreven in het Bouwbesluit. Er zijn geen wettelijke mogelijkheden om deze eisen aan te scherpen. Het is zodoende van belang om reeds in een vroeg stadium duurzaamheid te zien als integraal onderdeel van nieuwbouw en de duurzaamheidsambities vanuit het gemeentelijk beleid over te brengen aan een initiatiefnemer. Naarmate een ontwikkeltraject vordert is de kans groot dat economische, organisatorische, juridische of politieke belangen de overhand nemen. Om dit te voorkomen dient gedurende het gehele proces de duurzaamheidsambities te worden bewaakt. Hierbij kan het Servicepunt Duurzame Energie voor advies worden ingeschakeld.

Het Servicepunt Duurzame Energie (www.servicepuntduurzameenergie.nl) is een externe en onafhankelijke partij en hierdoor in staat om de ambities, belangen en mogelijkheden van de verschillende actoren (gemeente, projectontwikkelaar, architect, aannemer, installateur, etc.) helder te krijgen.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling heeft duurzaamheid hoog in het vaandel. In de eerste plaats is sprake van hergebruik van een bestaande binnenstedelijke locatie. Door de nabijheid van voorzieningen worden mensen gestimuleerd om gebruik te maken van langzaam vervoer. Ook op gebouwniveau zullen duurzaamheidsmaatregelen worden genomen, bijvoorbeeld ten aanzien van materiaalgebruik, installaties en isolatiewaarden.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en planregels in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Voor dit bestemmingsplan is de landelijk verplichte Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen editie 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan is opgezet conform de systematiek die in het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente is beschreven. Voor zover er daarnaast nog ruimte is voor keuze in systematiek is zo veel mogelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan van dit plangebied: Centrum.

4.2 Methodiek

Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. In de planregels zijn verwijzingen opgenomen naar deze aanduidingen, waardoor verklaard wordt wat de betekenis van deze aanduidingen is. Ten aanzien van de aanduidingen is een onderscheid te maken naar functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen. Tevens zijn bouwvlakken opgenomen op de verbeelding. Per bestemming is de betekenis van het bouwvlak opgenomen.

Planregels

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk regels die specifiek voor die bestemming gelden. Naast de zogenoemde enkelbestemmingen is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels zoals de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiks- en bouwregels, aanduidingsregels en algemene ontheffingsregels.
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

4.3 Toelichting per hoofdstuk

4.3.1 Inleidende regels

De Inleidende regels (artikelen Begrippen en Wijze van meten) van de planregels bevat de inleidende regels van het bestemmingsplan. Hierin worden de in de regels van het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd. Met deze artikelen wordt de interpretatievrijheid van de regels beperkt, hetgeen de rechtszekerheid ten goede komt.

4.3.2 Bestemmingsregels

Tuin

Tussen de twee gebouwen is de bestemming Tuin opgenomen, waarbinnen de realisatie van de gebouwde parkeervoorziening mogelijk is.

Verkeer - Verblijfsgebied

De openbare ruimte in het plangebied heeft de bestemming Verkeer – Verblijfsgebied. Deze bestemming is opgenomen om overstekende bouwdelen, zoals balkons, binnen dit bestemmingsplan mogelijk te maken. Binnen deze bestemming mag, met uitzondering van balkons en een uitbouw ter plaatse van de daarvoor bestemde bouwaanduidingen, niet worden gebouwd op deze gronden.

Wonen

Deze bestemming is toegekend aan de gronden waar de nieuwe woningen zijn voorzien. Gekozen is voor één bestemmingsvlak voor het gehele woonblok Het aantal toegestane woningen is beperkt tot maximaal 51, in gestapelde bouwvorm.

Binnen de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van bouwhoogten en omvang. Voor hoofdgebouwen zijn bouwhoogte op de verbeelding aangeduid. De basis voor deze hoogtes is opgenomen in paragraaf 2.2. Voor het overige is het uitgeschreven in de planregels. Deze normen beogen met name te voorkomen stedenbouwkundig gezien ongewenste situaties ontstaan.

Het hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak die op de verbeelding is weergegeven, worden gebouwd.

De planregels bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Het gaat hierbij om dienstverlenende beroepen op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied. Belangrijk is dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie.

Binnen de bestemming Wonen is de verplichting opgenomen om minimaal 11 woningen in de sector sociale koopwoningen te bouwen en minimaal 7 woningen in de sector middenhuur.

4.3.3 Algemene regels

Algemene regels (artikelen Antidubbeltelregel tot en met Algemene wijzigingsregels) bevat de overige regels, zoals de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels.

In de regels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van parkeren. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor bestemmingsplannen niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan.

4.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangs- en slotregels (artikel Overgangsrecht en Slotregel) bevat de overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid dient tussen de gemeente en de ontwikkelaar een (anterieure) overeenkomst te worden opgesteld, waarin de kosten en de eventuele planschadeaanspraken ten gevolge van of samenhangend met de realisatie van het project worden verhaald. Omdat de ontwikkeling buiten de erfgrenzen van de grond van de initiatiefnemer komt, dient in de overeenkomst grondruil of grondaankoop te worden meegenomen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Presentatie

Het voornemen is door de initiatiefnemer in juni 2017 voorgelegd aan belanghebbenden en omwonenden en vervolgens per brief in april 2018 geïnformeerd over de stand van zaken.
Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan tijdens een inloop/informatiebijeenkomst op 5 maart 2019 gepresenteerd aan belanghebbenden en omwonenden. De avond werd goed bezocht en er zijn een aantal reacties ontvangen. Deze reacties worden, voor zover ze ruimtelijk relevant zijn betrokken bij het vervolgproces.

5.2.2 Vooroverlegreacties

In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het

conceptontwerpbestemmingsplan C.F. Smeetslaan toegezonden aan de overlegpartners van de

gemeente Castricum. De veiligheidsregio, Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de PWN Leidingbedrijf hebben een vooroverlegreactie toegezonden.

De reacties van de Veiligheidsregio en PWN Leidingbedrijf zijn positief en leiden niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

Op basis van de reactie van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de waterparagraaf aangevuld, maar de conclusie is niet veranderd.

5.2.3 Zienswijzen en overlegreacties

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 18 april t/m 29 mei 2019 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om zowel mondeling als schriftelijk, een zienswijze omtrent het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Wel zijn vijf overlegreacties ontvangen. De samenvatting en beantwoording van de overlegreacties is toegevoegd in bijlage 1. De overlegreacties hebben niet geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan.