Plan: | Castricum Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0383.BPC12Centrum-VS01 |
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. In deze Structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's, onder andere de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het Rijk formuleert in de Structuurvisie drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Het kabinet heeft een Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte opgesteld (SVIR) waarin een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau wordt gegeven. Deze SVIR zal een aantal rijksbeleidsnota's vervangen. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan voor bestaand stedelijk gebied. Het plan is van dien aard dat nationale belangen niet worden geschaad.
Op 21 juni 2010 is de provinciale structuurvisie "Structuurvisie Noord-Holland 2040" vastgesteld en op 23 mei 2011 de eerste herziening. De structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Noord-Holland. De provincie is veelzijdig, met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schets ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De provincie heeft drie hoofdbelangen die samen de ruimtelijke hoofddoelstelling vormen van de provincie Noord-Holland. Deze drie hoofdbelangen zijn: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam Ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid. Onder deze hoofdbelangen vallen een twaalftal onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Deze belangen zijn uitgewerkt en hieraan zijn instrumenten gekoppeld die door de provincie worden ingezet om deze tot uitvoering te brengen. De volgende belangen zijn onderscheiden:
In de provinciale structuurvisie is het plangebied weergegeven als Bestaand Bebouwd Gebied (BGG). Binnen het Bestaand Bebouwd Gebied bevordert de Provincie Noord-Holland zoveel mogelijk de intensivering en bundeling van stedelijkheid.
Figuur 3.1) Uitsnede provinciale structuurvisie
Rondom het treinstation Castricum ligt de cirkel "verdichting rond OV-knooppunten". In de structuurvisie is bepaald dat er rond OV-knooppunten in een cirkel van 800-1.200 meter verdicht kan worden, waarbij aangesloten moet worden op de ruimtelijke mogelijkheden en identiteit van de specifieke locatie. Verdichting rondom het OV-knooppunt is in dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt geheel binnen Bestaand Bebouwd Gebied, eventuele stedelijke ontwikkelingen passen binnen het beleid voor dit gebied.
Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. De provinciale verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. De PRVS vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de Visie de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid.
Het plangebied is in de PRVS net als in de Structuurvisie 2040 aangeduid als Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) (oostzijde spoor) en als Nationaal Landschap "Laag Holland" (westzijde spoor). Ten aanzien van het Nationaal Landschap is bepaald dat het bestemmingsplan geen bestemmingen en regels mag bevatten die voorzien in een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of glastuinbouwlocatie dan wel een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject of een project dat, of een activiteit die, de uitgewerkte uitzonderlijke universele waarden van het Unesco-werelderfgoed “De Beemster” of het Unesco-werelderfgoed “De Stelling van Amsterdam”, aantast of doet verdwijnen.
Figuur 3.2) Begrenzing BBG
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard waarbij geen grootschalige stads- of dorpsontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.
Het plangebied is gelegen binnen het door de provincie aangeduide Bestaand Bebouwd Gebied en binnen het Nationaal Landschap Laag Holland. Dit bestemmingsplan laat geen grootschalige ontwikkelingen toe en is in lijn met het provinciale beleid.
De regio Noord-Kennemerland bestaat uit de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer. Het gebied kent een rijke schakering aan woningen en woonmilieus. Op gemeentelijk niveau is een dergelijke variëteit niet haalbaar en daarom is het van belang de omvang en invulling van het nieuwbouwprogramma, het aanbod aan woonmilieus en de omgang met de bestaande voorraad op elkaar af te stemmen in een Regionale Woonvisie. De Woonvisie geldt als leidraad bij de invulling van de regionale en lokale woningbouwprogramma's, geeft richting aan regionale ontwikkelingen en signaleert kansen en bedreigingen op de woningmarkt.
Het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord stelt dat de minimale woningopgave in Noord-Kennemerland tot 2015 15.100 woningen omvat. Er is sprake van een woningtekort in de regio. Om een indruk te krijgen van de regionale woningbouwproductie in de periode 2005-2015 zijn vervolgens de gemeentelijke bouwplannen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat er de komende tien jaar een plancapaciteit is van ruim 18.000 woningen. Op basis hiervan lijkt de regionale opgave zeker haalbaar. Van deze plancapaciteit kan de gemeente Castricum 945 woningen voor haar rekening nemen. De zoekgebieden voor de nieuw te realiseren woningen in de regio liggen voor de helft binnen bestaand bebouwd gebied en voor de helft daarbuiten (uitleglocaties). Gemeente Castricum heeft voldoende capaciteit om hun eigen woningbehoefte op te kunnen vangen.
Uit de woningmarktanalyse blijkt dat de gemeenten in Noord-Kennemerland, waaronder ook gemeente Castricum, met een grote wijziging in bevolkingsamenstelling te maken zullen gaan krijgen. Door het tekort aan bouwmogelijkheden in de regio kunnen de gemeenten onvoldoende inspelen op de aankomende vergrijzing en de terugloop in aantallen inwoners. Hierdoor komt de leefbaarheid van de dorpen in het geding. Tevens blijkt uit onderzoek dat het overgrote deel van de woningzoekenden een woning in de eigen gemeente en zelfs in de eigen woonplaats zoekt. Uit de woningmarktanalyse is verder gebleken dat er de komende jaren met name een bouwopgave ligt voor starters en ouderen. Voor starters is de locatie van de woning en prijs erg belangrijk en voor de ouderen de kwaliteit van de woning. Daarnaast zijn nabijheid van het centrum en voldoende zorgmogelijkheden ook aandachtspunten voor de hiervoor genoemde woongroepen. De gemeenten in Noord-Kennemerland erkennen de opgave waarvoor zij staan en hebben derhalve ingezet op het realiseren van meer woonruimte voor starters en ouderen. In de regio hanteert elke gemeente verschillende prijsniveaus bij de definities goedkoop, betaalbaar en sociaal. De Regionale Woonvisie heeft echter het onderscheid gemaakt op basis van inkomen. In de woonvisie is het inkomen gekoppeld aan de mogelijkheid om een huur- of koopwoning te betrekken. Hierdoor is in een oogopslag duidelijk voor welke doelgroep de woning is bedoeld en in hoeverre de woning bereikbaar is voor dezelfde doelgroepen.
Dit bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk. Het plan schaadt de regionale belangen niet.
Op 7 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de structuurvisie "Buiten Gewoon Castricum 2030" vastgesteld. De structuurvisie biedt een belangrijk kader voor de toekomst van de gemeente en zet de koers op hoofdlijnen uit. Er zijn kerndoelen geformuleerd ten aanzien van de identiteit, bevolkingsontwikkeling en doelgroepen van de volkshuisvesting, landelijk gebied / buitengebied, routes voor langzaam verkeer, werkgelegenheid, winkelvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen, duurzaamheid en water. Dit uit zich als volgt:
De vijf kernen Akersloot, Bakkum, Castricum, Limmen en de Woude die als eenheid in verscheidenheid bij elkaar horen, maken gemeente Castricum tot een gemeente met een buitengewoon karakter. De dorpen zijn eigen gemeenschappen, die zich samen met elkaar bewust zijn van hun bevoorrechte positie in een aantrekkelijk en open landschap. De verbindende factor zijn de polders van de Binnendelta. Daarom worden deze bijzonder gekoesterd. Agrariërs krijgen de ruimte voor nevenactiviteiten om hun bedrijven economisch rendabel te exploiteren en hebben ook een rol in het behoud van het landschap. De bevolking vergrijst maar door hier op in te spelen met bijvoorbeeld zorgvoorzieningen en andere maatregelen blijft de gemeente vernieuwen. Gemeente Castricum werkt eraan bekend te worden als leeftijdvriendelijke gemeente. De openbare ruimte wordt barrièrevrij ingericht waardoor iedereen ervan gebruik kan (blijven) maken. Nieuwbouwlocaties in de kernen bieden kansen voor experimenten: verschillende leeftijdsgroepen kunnen in een gebouw een plek krijgen (generatie wonen) en kleinschalige buitengewone projecten sluiten aan bij de wensen van een specifieke leefstijl. Inbreiden in de kernen houdt het landelijk gebied open. Daarmee zorgt het voor behoud van het dorpse karakter van de gemeente en maakt toch ontwikkeling mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen zijn gericht op het realiseren van een duurzame omgeving. Dit maakt de gemeente Castricum met haar kernen Akersloot, Bakkum, Castricum, Limmen en de Woude buitengewoon. Het buitengebied blijft open, verdichting vindt plaats in de bebouwde kom. Dit sluit aan bij actueel provinciaal en Rijksbeleid zoals geformuleerd in bijvoorbeeld de Rijksstructuurvisie Randstad 2040.
Gemeente Castricum is vooral een woongemeente. Natuurlijk wordt er ook gewerkt. Werkgelegenheid is met name te vinden bij de onderwijs- en zorginstellingen en op de bedrijventerreinen. De agrarische economische activiteit buiten de kernen is zeer vitaal. Groeipotentie bieden de sectoren recreatie & toerisme, zorg en zakelijke dienstverlening in de dorpen. Werken aan huis en kantoorlocaties binnen de woonomgeving worden gefaciliteerd net als op bedrijventerreinen. Ook worden voorzieningen geconcentreerd. Ruimtelijk clusters van voorzieningen vergroten de economische levensvatbaarheid en zorgen voor dynamiek in de kernen. Voorzieningen zijn goed toegankelijk en aantrekkelijk voor zowel ouderen als jongeren en bereikbaar met langzaam vervoer.
Een sterke eigen identiteit van Akersloot, Bakkum, Castricum, Limmen en de Woude maakt het buitengewone karakter van de gemeente zichtbaar. Cultuur, natuur en landschap dragen hieraan bij door zichtbaar te zijn voor bewoners en bezoekers. Zo wordt cultuur gevierd tijdens evenementen en is water bijvoorbeeld waarneembaar in het landschap. Daarnaast kan het buitengewone karakter ook tot uitdrukking komen in de openbare ruimte. Hier wordt namelijk het buiten naar binnen in het dorp gebracht. Hoogwaardige en goede openbare ruimte versterkt en bevestigt dit.
In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het beleid van de structuurvisie. Zoals in paragraaf 2.5 is weergegeven, wordt de bestaande situatie van het centrum van Castricum opnieuw voorzien van een passende bestemming. Het huidige gebruik en de huidige bebouwing zijn hiervoor het uitgangspunt. Het centrum zal in de toekomst nog steeds een ontmoetingsplek zijn.
Op 18 september 2012 heeft het college van de gemeente Castricum de “Notitie detailhandel gemeente Castricum” vastgesteld. In deze notitie zijn de positie en uitgangspunten ten opzichte van de voorzieningen detailhandel duidelijk gemaakt. De notitie dient als toetsingskader, de initiatieven op het gebied van detailhandel worden overgelaten aan de markt.
Toekomstige ontwikkelingen aan de aanbod- en vraagzijde hebben gevolgen voor de detailhandel. In de toekomst is er minder behoefte aan fysieke winkels. De centra die bezocht worden moeten compact zijn en de winkels die bezocht worden moeten beschikken over een compleet aanbod. Om mensen te verleiden tot recreatief winkelen moet in het winkelgebied een beleving gecreëerd worden. Om de gevolgen voor de detailhandel op lokaal niveau te beperken moeten heldere keuzes worden gemaakt.
Uit een koopstromenonderzoek uit 2011 blijkt dat het winkelaanbod in de gemeente Castricum sinds 2004 is toegenomen, vooral de mode en de luxe branche. Het oppervlak van winkels in niet-dagelijkse artikelen is ondanks de toename nog duidelijk kleiner dan in gemeenten met een vergelijkbare bevolkingsomvang. De mate waarin inwoners gebruik maken van het winkelaanbod in de eigen gemeente wordt uitgedrukt in bindingspercentages. Uit het koopstromenonderzoek blijkt dat de bindingspercentages voor Castricum 87% zijn voor het dagelijkse aanbod en 45% voor het niet-dagelijkse aanbod. Deze percentages liggen net iets hoger dan bij andere gemeenten van vergelijkbare grootte.
Het dorpscentrum van Castricum en het winkelcentrum Geesterduin behoren in de regionale detailhandelsstructuur tot de bovenlokale centra. 80% van het totale winkelaanbod in Castricum is in deze twee winkelgebieden gevestigd.
Het dorpscentrum wordt vooral als verblijfsmilieu getypeerd en is gericht op funshoppen, levendigheid en recreatief en/ of doelgericht winkelen in het hoogwaardige en exclusieve segment. De branches Wonen en Kleding & Mode zijn relatief sterk vertegenwoordigd. Ook wordt er plaatsgeboden aan horeca en dienstverlening. Om aan te sluiten bij de huidige ontwikkelingen is het wenselijk dat in het dorpscentrum een compleet en compact winkelgebied ontstaat. Uitgangspunt daarvoor is het Bakkerspleintje als dorpshart. Winkels dienen zoveel mogelijk gelegen te zijn in de nabijheid van de winkels aan het Bakkerspleintje. Dit betekent dat de concentratie van het winkelgebied plaatsvindt rond het Bakkerspleintje/ Dorpsstraat (in de omgeving van het Bakkerspleintje) en de Burgemeester Mooijstraat. Om dit gebied optimaal te laten functioneren is de vestiging van een full service supermarkt in dit kerngebied gewenst. Het winkelaanbod in de Torenstraat sluit niet direct aan op de winkels aan de Dorpsstraat. Naar verwachting zal als gevolg daarvan in de Torenstraat een meer gemengd milieu ontstaan.
Geesterduin is een gemakscentrum, dat hoofdzakelijk voorziet in een compleet aanbod van dagelijkse en frequent benodigde artikelen. Tevens is de modische sector relatief sterk vertegenwoordigd. De uitstraling van het winkelcentrum is gedateerd. Verbeteringen zijn nodig om aantrekkelijk te blijven voor de consument. Voor de planontwikkeling is een kaderstellend besluit genomen op basis waarvan Geesterduin met maximaal 3.800 m² (mits onderbouwd) mag uitbreiden. Hiermee kan de gewenste schaalvergroting worden bereikt.
In dit bestemmingspan worden de uitgangspunten uit de Notitie detailhandel via de planregels gedeeltelijk verwoord. Door het toekennen van verschillende Centrum-bestemmingen voor de gebieden dorpscentrum, Torenstraat en Geesterduin kunnen de winkelgebieden zich ontwikkelen conform de uitgangspunten uit de Notitie detailhandel.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bed & breakfast is vastgelegd in het beleidsdocument "Bed and Breakfast – beleid, Castricum 2009". Dit beleid en de wijze waarop het beleid is vertaald in dit bestemmingsplan, is weergegeven in paragraaf 2.5.2.
De gemeente heeft haar beleid voor erf- en perceelafscheidingen vastgelegd in een beleidsnotitie (2004). In dit bestemmingsplan is de beleidsnotitie vertaald naar bouwregels voor bouwwerken geen gebouw zijnde. In de beleidsnotitie is onderscheid gemaakt in een drietal situaties, namelijk:
In de beleidsnotitie is bepaald dat een erf- perceelafscheiding aan de voorzijde van woningen niet hoger mogen zijn dan 1 meter.
Voor achtererven en zijerven achter de voorgevel van een woning, geldt dat de hoogte van een erf- perceelafscheiding in principe 2 meter mag bedragen en dat de erf- perceelafscheiding geplaatst mag worden tot aan de perceelsgrens. Dit geldt evenwel niet zonder meer voor zij- en achtererven die aan een openbare weg of het openbaar groen grenzen. Daar mogen alleen erf- perceelafscheidingen tot een hoogte van 2 meter worden geplaatst als de afstand tot de openbare weg en/of het openbare groen groter of gelijk is aan 1 meter. Op afstanden kleiner dan 1 meter tot de openbare weg of openbaar groen mogen alleen erf- perceelafscheidingen groter dan 1 meter en maximaal 2 meter worden geplaatst als de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast en de verkeersveiligheid ter plaatste is gegarandeerd (uitzicht op kruisende wegen mag niet worden belemmerd).
Groenbeleid is verwoord in het "Groenbeleidsplan Gemeente Castricum 2007-2020", dat in juli 2007 is vastgesteld. De gronden die volgens dit beleidsplan structureel groen moeten blijven, zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
In 2003 is de beleidsnotitie "Horecabeleid op maat" vastgesteld. In 2008 is deze beleidsnotitie geactualiseerd.
In verband met het gevarieerde aanbod aan horecagelegenheden neemt de dorpskern een aparte positie in binnen het horecabeleid. De dorpskern van Castricum is aangewezen als horecaconcentratiegebied. Als woongebied enerzijds en uitgaansgebied anderzijds, ontstaan nog wel eens botsingen tussen de verschillende belangen. Daarnaast heeft de horeca in de dorpskern van Castricum, met name in de weekeinden, een aantrekkende werking voor grote aantallen bezoekers uit de directe omgeving. In dit verband vraagt zowel de aanwezigheid van de bezoekers op straat, als het komen en gaan van deze hoeveelheid bezoekers, continu extra aandacht van politie en gemeente. Voor het in stand houden van het huidige aanbod van horeca in de dorpskern zullen dan ook specifieke regels moeten gelden voor de horeca-inrichtingen die hier gevestigd zijn. Alleen op deze manier kan een balans worden gevonden tussen de belangen van de bewoners enerzijds en de belangen van de horecaondernemers en bezoekers anderzijds. Voor horeca-inrichtingen binnen het horecaconcentratiegebied die op vrijdag- en zaterdagavond gebruik willen maken van de mogelijkheid van het sluitingsuur tot 03.00 uur, gelden dan ook nader gedefinieerde spelregels.
Terrassen dragen bij aan het verlevendigen van de stad en zorgen voor een gezellige sfeer, vooral gedurende de zomerperiode. Ten aanzien van de exploitatie van terrassen is artikel 2.28 van de APV (exploitatievergunning) van toepassing. Per horeca-inrichting beslist de burgemeester over de ingebruikneming van de weg ten behoeve van de exploitatie van een terras behorend bij een horecabedrijf.
In 2013 wordt het horecabeleid opnieuw geactualiseerd. De ontwikkelingen die hierin worden meegenomen worden beschreven in paragraaf 4.1.
Deze nota is in 2008 vastgesteld. De kerndoelstelling van de Kwaliteitsimpuls Economie Castricum luidt als volgt: ‘In 2012 is Castricum een gemeente die Ondernemend, Vitaal en Uitnodigend is in een duurzame en groene omgeving'.
De voorzieningen in Castricum zijn goed op peil. Er zijn ontwikkelingen die kansen voor de gemeente bieden. Uit de trends valt op te merken dat funshoppen de komende periode alleen nog maar gaat toenemen. Castricum heeft potentie voor het shoppen van twee tot maximaal drie uur. Door het centrumgebied meer als verblijfsruimte in te richten en door te acquireren op kleine bijzondere winkeltjes die 'een beleving' verkopen is het vaker bezoeken uitgebreid met het langer verblijven. De ontwikkeling van kleinschalige en kwalitatieve daghoreca is hiervoor een vereiste.
In paragraaf 2.5 is nader ingegaan op de wijze waarop de daghoreca via dit bestemmingsplan gestimuleerd kan worden.
In februari 2012 is de Kadernota Zanderij - Zuid vastgesteld. De Kadernota is een nadere uitwerking van de gebiedsvisie Zanderij die in 2008 door de raad werd vastgesteld. In de kadernota staat beschreven welke ontwikkelingen/functies gewenst zijn in het gebied Zanderij - Zuid en op welke manier hieraan invulling kan worden gegeven. De kadernota stelt daarbij randvoorwaarden aan beeldkwaliteit van bebouwing en landschap.
Onderdeel van de kadernota, relevant voor voorliggend bestemmingsplan, is de herinrichting van het stationsgebied. De invulling hiervan kan echter pas vorm krijgen nadat er een definitieve keuze is gemaakt ten aanzien van de toekomstige infrastructuur. Op hoofdlijnen dient een keuze te worden gemaakt tussen een west- en een oost-variant als het gaat om de ligging van doorgaand infrastructuur voor autoverkeer en de daaraan gekoppelde tunnelvarianten.
In de lokale woonvisie schetst de gemeente haar visie op het wonen in de gemeente Castricum. Hierbij wordt een concreet beeld gegeven tot 2020 met een doorkijk naar 2030. Deze visie staat niet op zich, maar kan als lokale doorvertaling worden gezien van de Regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015 en als een uitwerking van de Strategische visie Buiten Gewoon Castricum, dat een toekomstbeeld voor de gemeente tot 2030 schetst. Deze laatste visie heeft daarnaast geleid tot het Masterplan Inbreidingen. De Lokale Woonvisie (hier verder woonvisie genoemd) en het Masterplan Inbreidingen hebben veel met elkaar te maken. Ze zijn dan ook in onderlinge samenhang opgesteld.
De woonvisie vormt niet alleen een onderbouwing van het Masterplan Inbreidingen, maar ook een complete beleidsvisie op het wonen in de gemeente Castricum. Naast het nieuwbouwprogramma komen zaken aan de orde als het toekomstperspectief voor de bestaande woningvoorraad, het beleid ten aanzien van wonen, welzijn en zorg, het instrumentarium om het woningaanbod betaalbaar te houden voor huishoudens met lagere inkomens en de wijze waarop de gemeente met woningcorporaties en andere partijen wenst samen te werken om het woonbeleid uit te voeren. Een aantal vragen die in de Strategische visie Buiten Gewoon Castricum zijn opgeworpen, worden in de woonvisie beantwoord:
Aan de hand van deze en andere opgaven en kwesties zijn een aantal kerndoelen benoemd. Vanuit het woonbeleid gaat het daarbij om:
De gemeente Castricum hanteert inzake haar woonbeleid de volgende doelstelling: 'De gemeente Castricum wil haar inwoners goed en passend huisvesten in een aantrekkelijke woonomgeving, waarbij het nieuwbouwprogramma tevens is gericht op het in stand houden van het voorzieningenniveau en het voorkomen van een bovenmatige vergrijzing.'
Deze doelstelling betekent voor de gemeente Castricum de volgende vier beleidsopgaven:
Dit bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk. Geconcludeerd wordt dat de woonvisie geen consequenties heeft voor dit plan.
In het integrale verkeers- en vervoersplan voor de gemeente Castricum is de verkeerssituatie in alle kernen van Castricum in beeld gebracht. Het plan, dat in 2004 is vastgesteld, geeft op hoofdlijnen richtingen voor het verkeersbeleid van de gemeente Castricum in de komende tien jaar, met een doorkijk naar mogelijke ontwikkelingen en maatregelen op de nog langere termijn (2030). In dit plan zijn maatregelen en voorstellen opgenomen die de Dorpsstraat een verblijfskarakter geven, een 30 km/ uur gebied.
In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt tussen welstandsvrije gebieden en gebieden waarvoor een bijzonder, een welstandsluw of een regulier welstandsregiem geldt. Voor de gebieden waarvoor een bijzonder, welstandsluw of regulier welstandsregime geeft de welstandsnota gebiedsgerichte welstandscriteria.
Voor elk welstandsgebied waarop gebiedgericht welstandsbeleid van toepassing is, zijn in de welstandsnota de gewenste welstandsniveaus benoemd. In de bijzondere gebieden is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst. In de reguliere welstandsgebieden streeft de gemeente naar handhaven van de kwaliteit met oog voor de vrijheid van de burger. In welstandsluwe gebieden wordt ruimhartig bekeken of een plan geen wezenlijke afbreuk doet aan zijn omgeving en wordt niet gelet op de verfijning van het bouwwerk op zich. In de welstandsvrije gebieden kunnen burgers zelf verantwoordelijkheid nemen en hun belangen tegen die van omwonenden afwegen.
Figuur 3.3) Overzichtskaart welstandsniveaus (in bruin: bijzonder, in geel: welstandsluw, in grijs: welstandsvrij en in groen: regulier)
Voor het plangebied geldt dat er zowel gebieden zijn waar sprake is van welstandsvrij als gebieden waar een gebiedsgericht welstandsbeleid van toepassing is. Het gebied rondom de begraafplaats/de Boogaert alsmede de locatie Geesterhage vallen onder het welstandsvrije regiem. Gebiedsgericht welstandsbeleid is van toepassing op de overige gebieden. Onderscheid wordt gemaakt in de deelgebieden: 3A "linten Dorpstraat en Breedeweg", 3B "omgeving Torenstraat en Schoutenbosch", 3C "Geesterduin" en 6A "Polderlandschap".
3A "linten Dorpstraat en Breedeweg": De welstandsnota signaleert dat de grootste waarde zich bevindt in de gegroeide structuur van het oude dorp , met variërende, veelal vooroorlogse, kleinschalige bebouwing in het lint. Grote vrijstaande dorpsachtige woningen worden afgewisseld met korte rijen en een enkele boerderij. De linten zijn bijzondere welstandsgebieden, Het beleid is gericht op behoud van het dorpse karakter en van de aanwezige variatie zonder verrommeling.
3B "omgeving Torenstraat en Schoutenbosch": In een schil om de linten liggen woongebieden waarin gevarieerde kleinschalige bebouwing wordt afgewisseld met rijwoningen en twee onder één kap woningen. Bijzondere elementen zijn de relatief grootschalige en verspreid voorkomende wijkvoorzieningen als (basis)scholen. De waarde van het woongebied is vooral gelegen in het rustige beeld van de straten. Het gebied is welstandsluw. Het beleid is terughoudend alsmede gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en behoud van de samenhang.
3C "Geesterduin": De waarde van Geesterduin is volgens de welstandsnota vooral gelegen in de heldere en eenvoudige opzet en bebouwing. De architectuur is terughoudend. Geesterduin is een welstandsluw gebied. Het beleid is gericht op het beheer van het beeld vanuit de openbare ruimte waarbij uitgangspunt is de kwaliteit van bebouwing en de relatie met de openbare ruimte te vergroten. Bij de beoordeling van bouwplannen ligt de nadruk op het voorkomen van dissonanten.
6A "Polderlandschap": De waarde van het polderlandschap is vooral gelegen in het traditionele polderbeeld van oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lintbebouwing. Het polderlandschap is een regulier welstandsgebied. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, de cultuurhistorische bebouwing en het karakteristieke profiel van de lintwegen en het landelijke karakter.
Dit bestemmingsplan is in lijn met de gemeentelijke beleidsdocumenten. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet passen in het beleid of de visie van de gemeente Castricum. Het bestemmingsplan is op het gebied van gemeentelijk beleid uitvoerbaar.