Plan: | Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0381.BP2009B006001-va01 |
Beleid en regelgeving
Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt dient vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor afstemming tussen bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen, wordt gebruik gemaakt van milieuzonering aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dat is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007).
In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, wordt gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) 'functiemenging' die tevens in de planregels van het bestemmingsplan wordt opgenomen. In deze Staat wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt verwezen naar bijlage 9.
Afwijkingsbevoegdheid
De toelaatbaarheid zoals hierboven beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere milieucategorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB geeft namelijk een grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Zo komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. Om bedrijfsactiviteiten toe te laten uit de milieucategorie die hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid, kunnen burgemeester en wethouders gebruikmaken van een afwijkingsmogelijkheid. Ingeval van afwijking dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de algemeen toelaatbare milieucategorieën.
Onderzoek
In het plangebied zijn naast woningen andere functies aanwezig zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca. Functiemenging is in dit geval wenselijk gezien het feit dat het een centrumgebied betreft. Binnen het plangebied worden daarom bedrijven uit milieucategorie B1 van de SvB algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die direct naast, onder of boven woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Met behulp van de SvB wordt bepaald welke bedrijven binnen de algemene toelaatbaarheid vallen.
Huidige situatie
De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd (zie bijlage 4) en ingeschaald op basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie bijlage 1 van de regels). Een vijftal aanwezige bedrijven in het plangebied valt in een hogere categorie dan de algemeen toelaatbare categorie. Aangezien het een bestaande situatie betreft wordt de huidige situatie gecontinueerd en mogelijk gemaakt via een specifieke bedrijfsbestemming.
Het gaat om Van Hooft Design aan de Brinklaan 24d, Lokhorts Autoverhuur aan de Herenstraat 35, Metaalindustrie Krimetal b.v. aan de Prinsenstraat 4, Smederij Speller aan de Sint Vitusstraat 9 en IJsfabriek Paparo aan de Vlietlaan 42c. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten.
Ontwikkelingen
Wanneer op korte afstand van bedrijven nieuwe gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat het bedrijf door deze ontwikkelingen niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt en dat ter plaatse van de gevoelige functies sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Met het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt dan wel zijn de nieuwe ontwikkelingen afzonderlijk onderbouwd (zie in dat verband bijlage 14, Ruimtelijke onderbouwing Torenlaan-Prinsenstraat).
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.