direct naar inhoud van 6.2 Functionele structuur
Plan: Villagebieden 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0376.BPVillageb2013-1144

6.2 Functionele structuur

Wonen

De belangrijkste functie in het plangebied is het wonen. Het beleid is erop gericht de woonfunctie functie te behouden en waar mogelijk te versterken door enerzijds het toevoegen van woningen om te voorzien in de woningbehoefte en anderzijds door behoud en versterking van de woonkwaliteit. De woonkwaliteit kan worden behouden door het creëren van mogelijkheden voor uitbreiding van de eigen woning en het beschermen van het groene karakter van de woonwijken.

Detailhandel

Het winkelconcentratiegebied van Blaricum is gesitueerd buiten het plangebied. Vestiging van nieuwe detailhandel is daarom uitgesloten in het plangebied.

Horeca

In het plangebied is één horecavestiging gevestigd. Er worden geen mogelijkheden geboden voor nieuwe horecavestigingen. Deze dienen zich te vestigen in het centrum van Blaricum.

Kantoren

Zelfstandige kantoorlocaties worden niet toegelaten. Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden wel toegestaan in het plangebied, mits de woonfunctie primair gehandhaafd blijft. Om parkeeroverlast te voorkomen, mogen kantoren niet gevestigd worden in vrijstaande bijgebouwen bij woningen.

Maatschappelijke voorzieningen

Het beleid is gericht op mogelijke uitwisseling en het daarom flexibel bestemmen van de diverse verspreid voorkomende maatschappelijke voorzieningen.

Recreatie

De recreatieve voorzieningen in het plangebied worden hoofdzakelijk gevormd door de ijsbaan 'Rust Wat' en de in het plangebied aanwezige wandel- en fietspaden. Ter plaatse van de ijsbaan worden binnen de planperiode geen ontwikkelingen voorzien.

Verkeer en parkeren

Voor het bestemmingsplan is met name het ruimtebeslag benodigd voor verkeer en parkeren van belang. Verkeers- en inrichtingsmaatregelen die binnen de beschikbare ruimte kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van Duurzaam Veilig, worden niet genomen in het kader van een bestemmingsplan. Het beleid voor het bestemmingsplan is erop gericht om de bestaande verkeersstructuur te behouden en als zodanig te bestemmen. Binnen het plangebied is ter plaatse van het Kooltjespad nog sprake van een verkeersverbindingmogelijkheid tot aan de Dwarslaan/Oude Huizerweg. Deze mogelijkheid blijft in verband met de bestaande bouwmogelijkheden aan deze weg behouden.

Het beleid is er voorts op gericht om een flexibele inrichting van de openbare ruimte mogelijk te maken, daar waar dit uit cultuurhistorisch en ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Dit houdt in dat kleinere niet-structurele groenstroken, parkeerplaatsen, langzaamverkeersverbindingen, straten en dergelijke, onder één bestemming worden gebracht, zodat onderlinge uitwisseling van deze functies, indien dit wenselijk en toelaatbaar is, mogelijk is.

Tot slot is het uitgangspunt van beleid om bij nieuwe ontwikkelingen, voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein te reserveren, zo mogelijk ondergronds.

Water

Uitgangspunt voor beleid is om, daar waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en er sprake is van een toename aan verharding, te voorzien in een gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater wordt vanaf schoon verhard oppervlak rechtstreeks of via een voorziening afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Ecologie

In het kader van het bestemmingsplan zullen fysieke ingrepen mogelijk worden gemaakt, waardoor wettelijk beschermde soorten planten, vogels, amfibieën en zoogdieren, kunnen worden beïnvloed. Indien dergelijke beschermde soorten aanwezig blijken, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. In het geval van zwaar beschermde soorten geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen, te meer daar de meeste soorten regionaal en landelijk vrij algemeen zijn. Verstoring van broedvogels dient te worden tegengaan door werkzaamheden niet te starten tijdens het broedseizoen (maart tot en met eind juli).