Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
20.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
-
b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
-
c. het wijzigen van de met een aanduiding of in de regels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
20.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
a. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder en, indien nodig, een andere deskundige instantie inzake de veiligheid van leidingen;
-
a. het wijzigen en/of verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en/of 'Waarde - Archeologie 2', indien:
-
1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
-
b. het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en/of 'Waarde -
Archeologie 2' aan één of meerdere bestemmingsvlakken, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
-
c. het verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.
20.3 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
-
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de verkeersveiligheid;
-
3. het aantal parkeervoorzieningen;
-
4. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
5. het milieu:
-
b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
-
1. luchtkwaliteit;
-
2. parkeerbehoefte;
-
3. geluid;
-
4. bodemkwaliteit;
-
5. watertoets;
-
6. archeologie;
-
7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
-
8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
-
9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.