Plan: | Kernen Egmond |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG10000kernenegmd-C001 |
Algemeen
Het gebied van de Egmonden bestaat uit duinen, geestgronden en polderland. Deze liggen strooksgewijs naast elkaar en geven een grote afwisseling in landschappen en in woon- en werkmilieus.
De geestgronden zijn het oudst. Deze bestaan uit zandige bodems, zogenaamde strandwallen. Ze werden gevormd door zee en wind in het Zeegat van Bergen en het Oer-IJ tussen ongeveer 1500 v.C. en het begin van de jaartelling. Plaatselijk werden ook lage duinen gevormd, zogenaamde nollen, waarvan de meeste nu door afzanding zijn verdwenen.
Omstreeks het jaar 900 lag hier een viertal nederzettingen. Dat waren van noord naar zuid: Wimmenum, Rinnegom, Hallem en Arem. Het gezag over de streek, Kennemerland, was in die tijd in handen van het geslacht van de Gerulfingen. Zij zouden zich opwerken tot Graven van Holland. Dirk I en Dirk II worden beschouwd als de stichters van het klooster, dat 'Egmond' zou gaan heten. Het werd gewijd aan de H. Adelbertus, de 'apostel van Kennemerland', die hier begraven lag. De Graven beschouwden het als hun 'huisklooster' en vestigden zo tevens een machtsbasis in het huidige Egmond Binnen. In de 12e eeuw verrees hier en groot abdijcomplex in Romaanse stijl, dat zelfs nadat het in 1573 een ruïne was geworden het omringende landschap beheerste. Door hun uitgebreide grondbezit en hun kennis van landbouw, waterstaat, diplomatie en wetenschap hadden de Benedictijner monniken grote invloed op de gehele regio.
Na 1200 nam de invloed van de kloosterlingen af door de opkomst van de steden en door politieke ontwikkelingen. De Heren van Egmond, aanvankelijk 'advocatus' (beschermer) van de Abdij, werkten zich vanuit hun kasteel te Egmond aan den Hoef op tot een van de machtigste geslachten in Holland en daarbuiten. De beroemdste telg werd Lamoraal van Egmond, die zijn verzet tegen de Spaanse overheersing met de dood moest bekopen (1568).
In Egmond zelf gingen de plaatselijke condities in de late middeleeuwen sterk achteruit. Door verdroging stoof een deel van het oude cultuurland onder het zand en ontstonden de hoge jonge duinen. In het achterland kreeg men juist last van vernatting. Daaraan kwam pas een einde door de drooglegging van de Berger- en Egmondermeer en de randpolders in 1563-65. De ontwikkeling van de poldermolen speelde daarbij een cruciale rol. Kort daarop begon de afzanding van de nollengronden in de voorduinen. Dat leidde ondermeer tot de aanleg van bescheiden buitenplaatsen, zoals Schuijlenburg, Tijdverdrijf en Waterrijk. In de 19e eeuw werden deze gronden vaak in gebruik genomen voor de bloembollencultuur. Daarbij werd het eeuwenoude systeem van afwateringssloten (duinrellen) grotendeels gehandhaafd.
Hoewel Egmond aan den Hoef een bescheiden industrie kreeg (kalkovens en papiermolens) bleven de Binnen-Egmonden tot in de 20e eeuw overwegend agrarisch. Egmond aan Zee, ooit ontstaan om de monniken van vis voor de vasten te voorzien, bestond later grotendeels van de kustvisserij. Daarnaast ontwikkelde zich vanaf 1856 het badtoerisme. In Egmond Binnen betekende de herbouw van de Abdij (1934-55) een hervinden van de eigen identiteit. Het duingebied kwam in handen van de provincie, met de 'Duinen van Six' in 1993 als laatste schakel. Naast natuurwaarden bevatten de duinen met de duinlandjes als 'zeedorpenlandschap' ook een belangrijke cultuurhistorische component. Voor alle Egmonden is het verblijfstoerisme (waaronder campings en huisjesterreinen) een belangrijke bron van inkomsten geworden.
Egmond aan Zee
Hoewel het oude vissersdorp vooral na 1945 op grote schaal is uitgebreid en gemoderniseerd, wordt het karakter nog sterk bepaald door het 'leven met de zee'. Dat blijkt uit de herinneringen aan het visserijverleden (vissershuisjes, Vissersmonument, Museum van Egmond) en uit de aanwezigheid van het reddingstation van de KNRM. Ook de monumentale Prins Hendrikstichting en de voormalige koloniehuizen, zoals Zwartendijk, refereren aan deze oude band. Het toerisme is langs de Voorstraat, de Zeeweg en de Boulevard sterk aanwezig.
Egmond aan den Hoef
Ook Egmond aan den Hoef kenmerkt zich door grote dorpsuitbreidingen die vrij recentelijk aan de noord-, noordoost- en zuidzijde zijn gerealiseerd. De kern wordt echter gevormd door de Slotkapel, de Slotruïne en het oude dorp, dat de status heeft van beschermd dorpsgezicht. Van hieruit is er nog een bescheiden zichtas naar het polderland. De nabijheid van de 'trekker' Egmond aan Zee heeft een teruggang in de winkelstand tot gevolg gehad. Het gevoel dat het dorp 'onaf' is heeft geleid tot de ontwikkeling van plannen voor de noord- en oost en westzijde, die echter nog in een verkennend stadium verkeren.
Egmond Binnen
Egmond Binnen heeft een compacte structuur, die als een ovaal rond de centrale as van de Heereweg ligt. De Abdijlaan is een karakteristieke dorpsstraat met een bescheiden winkel- en horecavoorziening. De nieuwbouw ligt vrij organisch tegen het oude centrum aan. De oostkant van het dorp wordt beheerst door de nieuwe Abdij, die prominent in het landschap aanwezig is. Aan de noordwestzijde, achter het bos van Waterrijk, ligt een tweede kloostercomplex, het Liobaklooster van vrouwelijke religieuzen. Aan de westzijde is het oude nollenlandschap gedeeltelijk bewaard gebleven.