direct naar inhoud van Artikel 12 Maatschappelijk
Plan: Kernen Egmond
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG10000kernenegmd-C001

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare dienstverlening, kinderopvang, peuterspeelzalen en verenigingsleven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': uitsluitend een gezondheidszorg voorziening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek': uitsluitend een jongeren ontmoetingsplek;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': uitsluitend onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': uitsluitend levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis': uitsluitend een gemeenschapshuis;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten voor zover behorend bij een jongerencentrum;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend religieuze doeleinden;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum': uitsluitend een uitvaartcentrum;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': uitsluitend een zorginstelling;
  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per instelling is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 650 m³, inclusief aan- en uitbouwen, bedragen;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage van het aangeduide gedeelte van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak of het gedeelte van het bouwvlak waarvoor geen aanduiding is opgenomen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag aan de achterzijde bij niet-vrijstaande woningen worden overschreven door dakopbouwen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakopbouw, gemeten vanaf de voet van de dakopbouw, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van de dakopbouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m.

12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en/of bedrijfswoning te worden geplaatst;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 50 m² bedragen; in afwijking van artikel 2 Wijze van meten, worden ondergrondse gebouwen voor zover niet onder een bovengronds gebouw gelegen tevens meegerekend in de oppervlakte.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder sub b mag de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bouwpercelen met een oppervlakte:
    • 1. tussen de 500 m² en 600 m² : ten hoogste 55 m² bedragen;
    • 2. tussen de 600 m² en 700 m² : ten hoogste 60 m² bedragen;
    • 3. tussen de 700 m² en 800 m² : ten hoogste 65 m² bedragen;
    • 4. tussen de 800 m² en 900 m² : ten hoogste 70 m² bedragen;
    • 5. vanaf 900 m² : ten hoogste 75 m² bedragen;

in afwijking van artikel 2 Wijze van meten, worden ondergrondse gebouwen voor zover niet onder een bovengronds gebouw gelegen tevens meegerekend in de oppervlakte;

  • d. de oppervlakte per bijgebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen; in afwijking van artikel 2 Wijze van meten, worden ondergrondse gebouwen voor zover niet onder een bovengronds gebouw gelegen tevens meegerekend in de oppervlakte.
  • e. de diepte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • f. de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
  • h. bij vrijstaande hoofdgebouwen mag de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
  • i. bij niet-vrijstaande hoofdgebouwen mag de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen ten hoogste 3 m bedragen;
  • j. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen;
  • k. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten zoals bepaald in sub h, i en j worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste 1/3 van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 2 m bedragen en buiten het bouwvlak ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten hoogste 1 m bedraagt.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Hogere erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 onder a om erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak toe te staan met een hoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot het openbaar gebied ten minste 1,5 m bedraagt;
  • b. de transparantie van de erf- of terreinafscheiding ten minste 50% bedraagt;
  • c. geen onevenredige hinder voor omliggende percelen mag ontstaan.
12.4 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

12.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

12.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.