Plan: | Landelijk Gebied Zuid |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG09000landgebzui-C003 |
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het landelijk gebied ten zuiden van Bergen en wordt gekenmerkt door de relatief open polders en meer besloten binnenduinrand.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EZ de volgende interpretatie van artikel 11 van de Ffw:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ. De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Vanwege de aanwezige natuurwaarden zijn delen van het plangebied aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en heeft de provincie de graslanden aangewezen als weidevogelleefgebied. Ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat, nabij Egmond Binnen ligt een deel van het Natura 2000-gebied binnen het plangebied. Ruim 7 km ten zuidoosten van het plangebied ligt ook het Natura 2000-gebied Eilandspolder. En ruim 6,5 km naar het noorden ligt het Natura 2000-gebied Schoorlse Duinen.
Figuur 4.2 Beschermde natuurgebieden en weidevogelleefgebied (bron: provincie Noord-Holland)
Het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat omvat het duingebied vanaf het Noordzeekanaal bij Wijk aan Zee tot aan de noordgrens van de gemeente Bergen. Samen met de Schoorlse Duinen staan deze duinen ook wel bekend als Noord-Kennemerland. Het Noordhollands Duinreservaat bestaat grofweg uit drie landschapstypen, die gezamenlijk een grote variatie aan habitattypen herbergen. In de directe omgeving van de dorpen Egmond, Wijk aan Zee en Bergen bevinden zich enkele van de beste voorbeelden van het zeedorpenlandschap. Het zeedorpenlandschap bestaat uit een onregelmatig patroon van verwaarloosde akkers, Duinrietruigte, struwelen, grasland en open, stuivend duin. Ook hier worden bijzonder soortenrijke en tot ons land beperkte duingraslanden aangetroffen. Het gaat daarbij om de Associatie van Wondklaver en Nachtsilene, een vrij weelderige zoomvegetatie van noordhellingen, en om de Kegelsileneassociatie, een open begroeiing van zuidhellingen en vlakke delen. Typische soorten van deze graslanden zijn onder meer Kleine ratelaar, Oorsilene, Kegelsilene, Zwenkdravik, Blauwe bremraap, Walstrobremraap, Duinaveruit en - vooral op noordhellingen - Wondklaver, Nachtsilene, Echt bitterkruid, Bitterkruidbremraap, Pluimstaartmos en het zeldzame Hondskruid.
Het duingebied tussen Wijk aan Zee en Egmond is een typisch voorbeeld van een kalkrijk duinlandschap. Het duingrasland heeft net als andere graslanden zwaar te lijden gehad van het instorten van de konijnenpopulatie, waardoor het sterk verruigd is en deels vervangen door struweel. Ook kenmerkende diersoorten van het duingrasland staan hierdoor onder druk. De Duinparelmoervlinder en de wat minder zeldzame Kleine parelmoervlinder weten zich nog te handhaven. Tussen Egmond en Bergen ligt ten slotte de beroemde kalkgrens van de Hollandse duinen, het overgangsgebied van het kalkrijke naar het kalkarme duindistrict.
Het gebied Noordhollands Duinreservaat is in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn aangewezen voor:
instandhoudingsdoelstellingen | ||||||||||||||||||||||||||||
SVI landelijk | doelst. opp.vl. | doelst. kwal. | doelst. pop. | draagkracht aantal vogels | draagkracht aantal paren | |||||||||||||||||||||||
Habitattypen | ||||||||||||||||||||||||||||
H2120 | Witte duinen | - | > | > | ||||||||||||||||||||||||
H2130A | *Grijze duinen (kalkrijk) | -- | > | > | ||||||||||||||||||||||||
H2130B | *Grijze duinen (kalkarm) | -- | > | > | ||||||||||||||||||||||||
H2130C | *Grijze duinen (heischraal) | -- | > | > | ||||||||||||||||||||||||
H2140A | *Duinheiden met kraaihei (vochtig) | - | = | > | ||||||||||||||||||||||||
H2140B | *Duinheiden met kraaihei (droog) | - | = | = | ||||||||||||||||||||||||
H2150 | *Duinheiden met struikhei | + | = | = | ||||||||||||||||||||||||
H2160 | Duindoornstruwelen | + | = (<) | = | ||||||||||||||||||||||||
H2170 | Kruipwilgstruwelen | + | = (<) | = | ||||||||||||||||||||||||
H2180A | Duinbossen (droog) | + | = | = | ||||||||||||||||||||||||
H2180B | Duinbossen (vochtig) | - | = | > | ||||||||||||||||||||||||
H2180C | Duinbossen (binnenduinrand) | - | = | = | ||||||||||||||||||||||||
H2190A | Vochtige duinvalleien (open water) | - | > | = | ||||||||||||||||||||||||
H2190B | Vochtige duinvalleien (kalkrijk) | - | > | = | ||||||||||||||||||||||||
H2190C | Vochtige duinvalleien (ontkalkt) | - | > | = | ||||||||||||||||||||||||
H2190D | Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) | - | > | = | ||||||||||||||||||||||||
H6410 | Blauwgraslanden | -- | > | > | ||||||||||||||||||||||||
H7210 | *Galigaanmoerassen | - | = | = | ||||||||||||||||||||||||
Habitatsoorten | ||||||||||||||||||||||||||||
H1014 | Nauwe korfslak | - | = | = | = | |||||||||||||||||||||||
H1042 | Gevlekte witsnuitlibel | -- | > | > | > | |||||||||||||||||||||||
broedvogels | ||||||||||||||||||||||||||||
A275 | Paapje | -- | > | > | 5 | |||||||||||||||||||||||
A277 | Tapuit | -- | > | > | 30 |
Legenda | |
W | kernopgave met wateropgave |
% | sense of urgency: beheeropgave |
% | sense of urgency opgave m.b.t. watercondities |
SVI landelijk | Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) |
= | behoudsdoelstelling |
> | verbeter- of uitbreidingsdoelstelling |
=(<) | ontwerpaanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering |
De Eilandspolder is een oude polder met grasland, natuurlijk ontstane meertje en verlandingsvegetaties. Het gebied is van groot belang voor de noordse woelmuis en is van belang als vogelgebied. Er komen echter ook belangrijke verlandingsvegetaties voor. Van belang als broedgebied voor broedvogels van rietmoeras en rietruigte (rietzanger).
Het gebied Eilandspolder is in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn aangewezen voor:
Het gebied Schoorlse Duinen beslaat een strook kalkarme (en plaatselijk kalkrijkere) duinen die ligt tussen Bergen en de Hondsbossche Zeewering. Hier bevinden zich de hoogste duinen van ons land, tot maximaal 58 m boven zeeniveau. Het is een gevarieerd en uitgestrekt duinlandschap dat reliëfrijk en landschappelijk zeer afwisselend is. In het westen liggen lagere zeereepduinen, gevolgd door een sterk geaccidenteerd landschap met uitgestrekte valleicomplexen, die over een grote oppervlakte zijn begroeid met dophei- en kraaiheivegetatie. De binnenduinrand is vrijwel geheel bebost. Een deel van deze bossen zijn oude loofbossen, een ander deel bestaat uit naaldbossen, die gezien de ouderdom en het lokaal voorkomen van zeldzame planten grote natuurwaarde hebben. In het zuidelijk deel lopen de boscomplexen door tot aan het buitenduin. In 1997 is ter hoogte van de Parnassiavallei een kerf aangebracht in de 100-150 m brede zeereep om zeewaterinvloed tot in de binnenduinen terug te brengen. Het duingebied heeft ook een belangrijke recreatieve waarde. Door het gebied lopen diverse fiets- en wandelpaden (60 km wandelpad), die jaarlijks honderdduizenden bezoekers trekken.
De Schoorlse Duinen is in 2009 definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. In het kader van de Habitatrichtlijn zijn instandhoudingsdoelstellingen opgenomen:
instandhoudingsdoelstellingen | |||||||
SVI landelijk | doelst. opp.vl. | doelst. kwal. | |||||
habitattypen | |||||||
H2110 | embryonale duinen | + | > | = | |||
H2120 | witte duinen | - | > | > | |||
H2130A | *grijze duinen (kalkrijk) | = | = | ||||
H2130B | *grijze duinen (kalkarm) | -- | > | > | |||
H2140A | *duinheiden met kraaihei (vochtig) | - | = (<) | > | |||
H2140B | *duinheiden met kraaihei (droog) | - | = | > | |||
H2150 | *duinheiden met struikhei | = | = | ||||
H2160 | duindoornstruwelen | + | = | = | |||
H2170 | kruipwilgstruwelen | + | = | = | |||
H2180A | duinbossen (droog) | + | > | > | |||
H2180B | duinbossen (vochtig) | - | = | = | |||
H2180C | duinbossen (binnenduinrand) | = | = | ||||
H2190A | vochtige duinvalleien (open water) | = | = | ||||
H2190C | vochtige duinvalleien (ontkalkt) | - | > | > | |||
H3260A | beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) | - | > | > |
Soortenbescherming
De huidige beschermde ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde rietorchis, zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. De wat ruigere groenstroken bieden groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol. In de Damlanderpolder komen ook grote aantallen daslook voor.
In de polders komen veel weidevogels voor, zoals de grutto, de tureluur, de kemphaan en de kievit. Naast de vele weidevogels vinden ook de riet- en watervogels hier een leefgebied, zoals smienten, roerdompen, blauwborstjes en baardmannetjes. In de winter komen redelijk grote aantallen ganzen, zoals grauwe gans, brandgans en kolgans voor (www.waarneming.nl). Het plangebied biedt ook uitstekend leefgebied aan allerlei roofvogels, zoals sperwer, torenvalk en buizerd en uilen, zoals ransuil, bosuil en velduil.
Rond de bebouwing in het buitengebied komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan bijvoorbeeld buizerd, kraai en grote bonte specht.
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, vos, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Daarnaast komt ook de zwaar beschermde rugstreeppad voor in het plangebied.
De waterpartijen bieden leefgebied aan de kleine modderkruiper en bittervoorn.
In het Noordhollands Duinreservaat komt de zandhagedis voor. De soort is ook nabij Egmond Binnen en Egmond aan Zee waargenomen.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.2 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig | |||||||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, vos, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker |
nee | ||||||
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | rietorchis, daslook kleine modderkruiper |
ja, bij concrete ontwikkelingen in leefgebied | ||||||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | ja, bij concrete ontwikkelingen in leefgebied | ||||||
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad zandhagedis |
ja, bij concrete ontwikkelingen in leefgebied | |||||||
vogels | cat. 1 t/m 4 | boomvalk, buizerd, havik, ransuil, sperwer, gierzwaluw en huismus | ja, bij concrete ontwikkelingen in leefgebied |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard en maakt geen concrete ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot effecten op Natura 2000. Een uitzondering vormt de geringe uitbreidingsmogelijkheid van veehouderijbedrijven onder andere in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid. Indien een dergelijke uitbreiding gepaard gaat met extra emissie van ammoniak dan kan dat leiden tot extra depositie van stikstof op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Het aantal veehouderijbedrijven in het plangebied is echter beperkt en uitbreiding van het aantal bedrijven wordt niet voorzien.
In het nabijgelegen Noordhollands Duinreservaat blijkt de huidige begrazing door runderen in de nazomer zeer effectief voor het afvoeren van de stikstofdepositie en/of het mobiliseren van vers kalkrijk zand in de wortelzone van de vegetatie. Ondanks de hoge achtergronddeposities zijn goed ontwikkelde grijze duinvegetaties aanwezig, zelfs in de nabijheid van de industrieterreinen bij Beverwijk, zoals goed zichtbaar is op onderstaande foto.
De duinen ten noorden van het TATA-complex behoren tot de best ontwikkelde grijze duinvegetaties van Nederland. De hoge depositie van vermestende en verzurende stoffen wordt door begrazing effectief afgevoerd (foto 3 juli 2012)
In het Gebiedsplan Noordhollands duinreservaat 2009-2012 (PWN, Waterleidingbedrijf Noord-Holland, 2010) worden verschillende maatregelen uitgewerkt om vergrassing en verruiging terug te dringen. Maatregelen zijn onder meer het verwijderen van uitheemse bomen en struiken, het afplaggen van vergaste vegetaties om het areaal stuivend kalkrijk zand te vergoten en het optimaliseren van het begrazingsbeheer. Deze maatregelen worden intensief gemonitord en geëvalueerd. Gezien de bewezen effectiviteit de afgelopen jaren (licht herstel van tapuit, zeer goed ontwikkelde grijze duinvegetaties) zullen deze maatregelen naar verwachting ook worden opgenomen in het nog op te stellen beheerplan voor dit Natura 2000-gebied.
Naar verwachting zullen deze beheersmaatregelen een veel groter effect hebben op de duinhabitats dan de extra stikstofdepositie als gevolg van het bestemmingsplan buitengebied van Uitgeest. Om die reden worden significant negatieve effecten op de duinhabitats van het Noordhollands Duinreservaat uitgesloten.
Op 3 april 2009 is een regionale expertmeeting gehouden om de stikstofproblematiek specifiek voor Laag Holland, waarin Eilandspolder is gelegen, in kaart te brengen. Door de experts is aangegeven dat de trilvenen en vochtige heiden in de huidige situatie in kwaliteit achteruit gaan. De terreinbeheerders geven echter aan dat uit de praktijk blijkt dat door een beter en intensiever natuurbeheer en verbetering van het waterbeheer de kwaliteit van deze habitats kan toenemen.
Verbetering van de waterkwaliteit en beter of intensiever beheer worden in de conceptbeheerplannen voor de Natura 2000-gebieden als maatregel verder uitgewerkt. Door deze maatregelen komt naar verwachting de komende 20 jaar de instandhoudingsdoelstelling niet in gevaar. Het is daardoor volgens de conceptbeheerplannen niet noodzakelijk om op korte termijn de kritische depositiewaarde te bereiken. Om die reden worden significant negatieve effecten op de habitats in de Eilandspolder uitgesloten.
EHS
Ook ten aanzien van de EHS dienen de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen in beeld te worden gebracht. Maar ook hier geldt dat nu niet voorzien kan worden waar en in welke mate de ontwikkelingen plaats zullen vinden en dat toetsing op dit moment niet zinvol is. De toetsing zal bij concrete ontwikkelingen plaatsvinden. Bestaande natuur is in het bestemmingsplan overigens overeenkomstig bestemd.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Ffw staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Het bestemmingsplan maakt echter wel (indirect) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.