Plan: | Landelijk Gebied Zuid |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG09000landgebzui-C003 |
Toerisme en recreatie zijn van grote betekenis voor de economie en werkgelegenheid in de gemeente Bergen. De verblijfsrecreatie maakt, samen met zo'n 2,5 miljoen dagrecreanten, gebruik van de lokale voorzieningen en draagt op deze wijze bij aan de lokale economie (onder andere winkels, toeleveranciers, horeca, onderhoudsbedrijven). De kwaliteiten van het landelijk gebied van Bergen en de nabijheid van de kust en duin- en bosgebieden hebben een grote aantrekkingskracht voor vele vormen van extensieve recreatie (fietsen, wandelen, kanoën, paardrijden). Daarnaast zijn er de vele huisjesterreinen en campings, waarvan enkele ook in het plangebied gelegen. Hotels en pensions bevinden zich vooral in de kernen. In het onderhavige plangebied komt alleen een hostel voor.
Het landelijk gebied van Bergen is daarmee meer dan een doorgangsgebied voor mensen die naar de kust willen. Het recreatieve medegebruik van het landelijk gebied van Bergen is vooral gebonden aan de routes die door het gebied voeren. In het gebied ligt een aantal vrijliggende fietspaden. Door het plangebied loopt een aantal recreatieve fietsroutes, waaronder de Brede duinenroute en ANWB-routenummer 55. In het kader van de herinrichting Bergen-Egmond-Schoorl, is een aantal nieuwe recreatieve verbindingen gerealiseerd. In september 2006 is het fietsroutenetwerk in gebruik genomen waarmee verschillende fietsroutes aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Een wandelpadennetwerk is eveneens gereed. De verwachting is dat recreatie en toerisme de komende jaren een groeimarkt vormen met een toenemende behoefte aan kwaliteit. Met name het cultuurhistorische erfgoed en natuurgerichte recreatievormen zijn in trek. Ook sportieve recreatievormen (kanoën, fietsen, wandelen, skaten) kennen een meer dan gemiddelde groei. Deze ontwikkelingen zullen ertoe leiden dat in het plangebied, door de hier aanwezige natuur- en landschapswaarden en de situering nabij de kust en stedelijke gebieden, zoals Alkmaar en Heerhugowaard, de recreatieve druk zal toenemen.
Verblijfsrecreatie
Recreatieterreinen
In het zuidelijk deel van het plangebied, in de nabijheid van Egmond aan den Hoef en Egmond Binnen, komen verschillende verblijfsrecreatieve terreinen voor. Deze terreinen zijn als zodanig bestemd, waarbij het in het vigerende bestemmingsplan bestaande onderscheid tussen gebieden waar recreatiewoningen zijn toegestaan en kampeerterreinen blijft gehandhaafd om een gevarieerd aanbod te behouden.
Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot nieuwvestiging van recreatieterreinen. De bebouwingsmogelijkheden op de bestaande recreatieterreinen zijn afgestemd op de voor het terrein benodigde maatvoering, waarbij de regeling is gemoderniseerd. De maximale inhoud van een recreatiewoning bedraagt 280 m³ en de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt 3 m en 6 m. Hiermee wordt recht gedaan aan de bestaande situatie. Om (brand)onveilige situaties te voorkomen, dient er een onderlinge afstand te worden aangehouden van 3 m.
De mogelijkheden voor uitbreiding van de bestaande terreinen, op agrarische gronden, uit het vigerende bestemmingsplan, zijn in dit bestemmingsplan wederom opgenomen in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid.
Kamperen bij de boer/kleinschalig kamperen
Kamperen bij de boer wordt als nevenfunctie via afwijking mogelijk gemaakt bij volwaardige dan wel reële grondgebonden agrarische bedrijven (maximaal 15 kampeerplaatsen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober) met inachtneming van de van toepassing zijnde gemeentelijke uitgangspunten. Ook op voormalige boerenerven wordt kamperen onder dezelfde voorwaarden toegestaan.
Recreatiewoningen op particuliere erven
Op 26 juni 2007 heeft de gemeenteraad van Bergen een beleidslijn vastgesteld met betrekking tot de recreatiewoningen op particuliere erven. Om te voorkomen dat er een te grote bebouwingsdichtheid ontstaat, is ervoor gekozen een relatie te leggen met de erfbebouwingsregeling bij woningen. Dit wil zeggen dat de aanwezigheid van een recreatiewoning ten koste gaat van de toegestane oppervlakte aan overige erfbebouwing. Het voorgaande is ook van toepassing indien er sprake is van een inmiddels afgesplitst perceel.
Overige verblijfsrecreatie
Verspreid door het zuidelijk deel van het plangebied (voormalige gemeente Egmond) komen enkele locaties voor groepsaccommodatie voor. Deze zijn als zodanig bestemd. Hetzelfde geldt voor enkele 'losstaande' recreatiewoningen.
Dagrecreatie
Recreatieve ontwikkelingen dienen de agrarische gebruikswaarde van het plangebied zo min mogelijk te hinderen. Verder dienen recreatieve ontwikkelingen getoetst te worden aan de gevolgen voor natuur en landschap. Dit betekent dat met name extensieve recreatievormen mogelijk zijn (wandelen, fietsen, kanoën, schaatsen, vissen). Kleinschalige recreatieve voorzieningen zoals een informatie- en routeborden en een picknickbank, worden rechtstreeks mogelijk gemaakt.
Paardenhouderij en maneges
In gebieden waar de landbouw onder druk staat, neemt de betekenis en rol van de paardensport en -recreatie toe. Dat heeft gevolgen voor het landschap (onder andere visuele uitstraling van paardenbakken) en ook voor aanwezige natuurwaarden (sterkere verdichting van de bodem met geringe kansen voor flora). Dat is ook in het landelijk gebied van Bergen het geval.
In dit bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt in hobbymatige paardenhouderijactiviteiten en bedrijfsmatige paardenhouderijactiviteiten.
Bedrijfsmatige paardenhouderijactiviteiten en pensionstalling zijn voorzien van een specifieke aanduiding, met uitzondering van paardenfokkerijen (toegestaan binnen de agrarische bestemmingen).
Binnen het bouwvlak van een agrarisch bedrijf is voorts het houden en stallen van paarden als nevenfunctie toegestaan. De stalruimte en de paardenbakken moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Het oppervlak van de stalruimte mag niet meer bedragen dan 200 m². Binnen het bouwvlak is ten behoeve van de nevenfunctie een paardenbak toegestaan met een oppervlak van maximaal 800 m². De omheining van de paardenbak mag maximaal 1,5 m hoog zijn en bij voorkeur worden opgetrokken uit hout in een donkere kleur. Bij een paardenbak is geen buitenverlichting toegestaan.
Ten aanzien van het stallen van paarden en het realiseren van paardenbakken binnen woonpercelen, is voor de gehele gemeente en alle nieuw op te stellen bestemmingsplannen op 26 juni 2007 een nieuwe beleidslijn opgesteld. In de notitie wordt ingegaan op waar het stallen van paarden en paardenbakken is toegestaan (gebiedsgerichte benadering) en onder welke voorwaarden (onder andere ten aanzien van hinder voor derden).
De hoofdregel in het onderhavige bestemmingsplan is dat het houden van paarden en paardenbakken is uitgesloten (behoudens ter plaatse van percelen met een specifieke aanduiding). Met een afwijking - en indien voldaan wordt aan de voorwaarden - kan het houden van paarden en paardenbakken in enkele gebieden worden toegestaan.
Op woonpercelen in het landelijk gebied worden paardenbakken uitsluitend toegestaan bij woonpercelen van ten minste 2.000 m². Voorts dient een stalruimte en een paardenbak altijd achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw/de woning te worden geplaatst. Andere voorwaarden zijn dat een stalruimte uitsluitend is toegestaan als (mede)gebruik van een regulier bijgebouw en dat er maximaal 2 paarden mogen worden gehouden in de stalruimte. Bij percelen waar voorts meer dan 1,5 ha gronden aan grenzen, is dit maximum 5 paarden.
Het bijgebouw (de stalruimte) dient altijd op een afstand van ten minste 15 m van woningen van derden te staan. Mestopslag dient op een afstand van 50 m van woningen van derden en 5 m tot de perceelsgrens plaats te vinden. Indien de mest wordt opgeslagen in luchtdichte containers, kan de afstand tot woningen van derden worden verkleind tot 25 m.
Paardenbakken mogen voorts een maximale omvang hebben van 800 m². Ook dient de paardenbak op een afstand van ten minste 25 m van woningen van derden te worden geplaatst en op tenminste 5 m van de perceelsgrens. De afstand tot woningen van derden kan worden verkleind tot 15 m indien er tussen de paardenbak en woningen van derden gebiedseigen gesloten beplanting aanwezig is. De omheining van een paardenbak mag maximaal 1,5 m bedragen en de paardenbak mag niet voorzien worden van buitenverlichting. De omheining bestaat bij voorkeur uit hout in een donkere kleur.
Maneges hebben een afzonderlijke bestemming Sport dan wel een afzonderlijke aanduiding binnen de agrarische bestemming. Een manege/rijschool is een bedrijf dat zich richt op het geven van instructie over het paardrijden en het opleiden van ruiters. Bij een manege kunnen diverse voorzieningen aanwezig zijn, zoals kantine/foyer en verenigingsaccommodatie. Soms is er gelegenheid voor particulieren om paarden op het manegebedrijf te stallen. In veel gevallen wordt een manege gecombineerd met een rijschool. De ruimtelijke gevolgen van maneges kunnen zeer ingrijpend zijn. Daarnaast zijn de wegen in het buitengebied veelal niet berekend op het vele verkeer dat door de maneges wordt aangetrokken, waardoor congestie plaats kan vinden. Nieuwe maneges zijn dan ook niet toegestaan.
Volkstuinen
Op het in het plangebied aanwezige volkstuincomplex is sprake van gebruikstuinen. Het verblijven gedurende de nacht is hier verboden. Het beleid inzake volkstuinen is erop gericht om de omvang van de bebouwing te beperken. Op de afzonderlijk volkstuintjes mogen slechts teeltondersteunende glasopstanden met een maximale hoogte van 50 cm worden gebouwd evenals kasjes met een maximum oppervlakte van 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 1,8 m, met dien verstande dat ten hoogste 6% van het oppervlak van het totale complex mag worden bebouwd met dergelijke kasjes. Daarnaast wordt op het terrein ruimte geboden voor het oprichten van een centrale voorziening van 50 m².