direct naar inhoud van 2.1 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Egmond aan Zee Centrum en Boulevard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG08000egmonzeecb-C001

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Egmond aan Zee is gelegen op een complex van evenwijdige jonge duinen, strandwallen en strandvlakten. De strandwallen zijn gevormd in de periode van 3000 tot 500 voor Chr. Waar de strandwallen langs de kust overwegend parallel in noord-zuidrichting zijn gelegen, liggen de strandwallen bij Egmond, Bergen en Schoorl haaks op de kust. De ondergrond van Egmond aan Zee is ontstaan aan het eind van deze periode. De oude duinen ontstonden toen de strandwallen droog vielen. Hierdoor kreeg de wind vat op de bovengrond van strandwallen en joeg het zand op tot duinen, de zogenaamde oude duinen. Deze waren veel lager dan de duinen die wij tegenwoordig kennen. De jonge duinen ontstonden door grootschalige zandverstuivingen tussen 1000 en 1850 na Chr., waarbij de strandwallen en de oude duinen deels werden overstoven. De strandwallen zijn altijd een aantrekkelijk gebied voor vestiging geweest vanwege de hogere ligging en de zandige samenstelling van de bodem. De strandvlaktes liggen veel lager dan de strandwallen en zijn daardoor relatief laat in cultuur gebracht.

Het ontstaan van Egmond aan Zee is direct verbonden met de abdij in Egmond-Binnen. De Abdij is in de 10e eeuw gesticht als vrouwenklooster waarna het een aantal decennia later is veranderd naar een mannenklooster. In de middeleeuwen was het grondbezit en de invloed van de abdij op de gemeenschap erg groot. De bewoners van Egmond-Binnen visten veelal op zee om de steeds groeiende abdijbevolking op de vele vastendagen van vis te kunnen voorzien. Daarnaast bezat de abdij ook visserijrechten op binnenwateren waarvan de vissers, tegen betaling, gebruik van mochten maken.

Gedurende de middeleeuwen groeide het vissersdorp aan de kust gestaag, rond 1600 was het dorp twee keer zo groot als nu. De westelijke helft van het dorp is in deze eeuw echter met de oude kerk in zee verdwenen. In het overgebleven deel van het dorp was vervolgens duidelijk sprake van drie min of meer parallel van west naar oost lopende straten, te weten de huidige Voorstraat, Noorderstraat en Zuiderstraat. De Voorstraat en de Zuiderstraat kwamen in het midden van het dorp bijeen op het Pompplein om vervolgens weer te splitsen. Deze straten werden door vele steegjes, achteromgangen en binnenplaatsen met elkaar verbonden. Het stratenpatroon en de nederzettingsstructuur werden bepaald door het omliggende duinterrein waartussen het dorp als het ware ingeklemd lag. In figuur 2.1 is de bebouwing van het gebied rond 1600 weergegeven.

Vanaf de 17e eeuw had Egmond aan Zee te maken met de gevolgen van uitschuring van de kust door de steeds sterker en dieper wordende stromingen. Tot in de 19e eeuw vond voortdurend kustafslag plaats. Het vissersdorp groeide dan ook steeds verder naar het oosten, terwijl het dorp aan de westzijde steeds verder afbrokkelde. Dit proces is op historisch kaartmateriaal goed te volgen. Het dorp concentreert zich in eerste instantie rond de Agneskerk, ten westen van het Pompplein. Langs de Voorstraat en Zuiderstraat staan slechts enkele huizen. Alle bewoning ten westen van de kerk is in 1700 verdwenen en het gehele voormalig kerkterrein verdween tussen 1746 en 1821 in zee. De splitsing van wegen ten westen van het Pompplein is net gespaard gebleven. De bebouwing heeft zich verder naar het oosten uitgebreid en ook ten noorden van de Voorstraat is de bebouwing wat verdicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08000egmonzeecb-C001_0002.jpg"

Egmond aan Zee breidde zich in de 19e eeuw uit richting het noorden. Aan de voet van de in 1841 verbouwde van Speyk1 vuurtoren ontstonden in de loop van de tijd de Visserstraat, de Bergstraat en de Van Speykstraat. Deze straten werden gekarakteriseerd door kleinschalige bebouwing, waaronder veel kleine winkeltjes, die de talloze vissersweduwen dreven om nog een bescheiden vorm van inkomsten te hebben. Ook aan de oostzijde van het dorp vond in de loop van de 19e eeuw geringe dorpsuitbreiding plaats; de Duinstraat, de Ankerstraat, de Jacob Glasstraat, het Waaigat en de Schoolstraat raakten in deze periode meer bebouwd.

Contrasterend met de armoede van de gewone bevolking was de 19e-eeuwse rijkdom van de adellijke families, die een groot deel van het duingebied in handen hadden.

In de 19e eeuw ontstond voor Egmond aan Zee, dat tot die tijd een echt vissersdorp was, een nieuwe bron van inkomsten, namelijk het opkomende toerisme. In die tijd een vorm van recreatie die aanvankelijk slechts voor een maatschappelijke bovenlaag was weggelegd. Onder invloed van de industrialisatie in de vervuilde steden werden de aan zee gelegen oorden steeds meer gezien als bronnen van gezondheid, waar frisse zeelucht en zon een heilzame werking zouden hebben voor lichaam en geest. Rijke lieden lieten zomervilla's bouwen met zicht op zee. Er werden hotels in fraaie Jugendstil architectuur gebouwd en ook een Kurhaus ontbrak in Egmond niet (op de plaats van de huidige sterflat). Door de betere vervoersmiddelen werd Egmond aan Zee goed bereikbaar, zodat er ook een vorm van dagrecreatie ontstond. In 1904 werd aan de oostzijde van het dorp aan de Voorstraat een stationnetje gebouwd, dat het begin en eindpunt was van een stoomtram tussen Alkmaar en Egmond aan Zee. De in die periode ontstane bebouwing en uitbreiding had een duidelijke relatie met de komst van het station, zo werden er aan de noordzijde van de Voorstraat, tegenover het station woningen gebouwd voor het personeel van de tramlijn, de zogenaamde "spoorhuizen". Ook de horecabedrijven waren gericht op het aankomend en vertrekkend publiek. De Wilhelminastraat werd aangelegd als rechtstreekse verbinding tussen het station en het centrum van vermaak, het Kurhaus. Ook de burgerwoningen breidden zich in deze periode uit. Dit gebeurde slechts aan de noord- en oostzijde omdat de duinen aan de zuidzijde behoorlijk steil waren en straten daar doodliepen. Zo werd aan de oostzijde het gebied tussen Kerkstraat, Voorstraat en Watertorenweg bebouwd. Aan de noordzijde van het dorp ontstonden de Emmastraat, Wilhelminastraat en Julianastraat. In de loop van de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw liep de visnijverheid erg terug en kon men eigenlijk niet meer spreken van een vissersdorp. De Wilhelminastraat, het zuidelijke deel van de Prins Hendrikstraat en de Trompstraat werden in deze jaren bebouwd.

In de Tweede Wereldoorlog werden aan de boulevard en de zuidzijde van het dorp grote verwoestingen aangericht in verband met de aanleg van de Atlantikwall2. De verwoestingen werden na afloop van de oorlog betrekkelijk snel hersteld. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het toerisme een duidelijke uitwerking gehad op het dorp. In dorpskern zijn nu talloze horecabedrijven en toeristenwinkels te vinden. Aan de zeekant van het dorp verschenen ten behoeve van de toeristen appartementengebouwen (Kennedyboulevard en de sterflat) en eengezinswoningen met daarachter recreatiewoningen op particuliere erven. Ten noorden van de Wilhelminastraat en op het vrijgekomen terrein van het stationnetje en tramspoor, dat in de jaren '30 van de vorige eeuw werd opgeheven, werd een nieuwe wijk gebouwd.