Plan: | 2e herziening Schoorl Kernen en Buurtschappen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG04006herz2skb-CO01 |
het bestemmingsplan 2e herziening Schoorl Kernen en Buurtschappen van de gemeente Bergen (NH.).
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0373.BPG04006herz2skb-CO01 met de bijbehorende regels.
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een aan een hoofdgebouw aangebouwd (deel van het) gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde thuisprostitutie, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.
een deskundige met opgravingbevoegdheid of met gekwalificeerde kennis op het gebied van de archeologie.
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen in de bodem en uit het verleden.
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn, zullen of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond met inbegrip van gronden met de bestemming Tuin (T), waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten dan wel een op de verbeelding als zodanig aangegeven stuk grond.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
de breedte van de dakrand (inclusief de goot) welke zich buiten de verticale projectie van de gevel bevindt.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebouw en voor zover de regels deze inrichting niet verbieden.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
elke verhoging van de gevel boven de maximaal toelaatbare goothoogte.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, niet zijnde thuisprostitutie, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
de in een gebied aanwezige waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende natuur, levende natuur en cultuur.
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur en landschap.
de in een gebied aanwezige waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport dan wel het vrij laten loslopen van paarden, meestal als uitloop van een stal.
het verblijven in een kampeermiddel, een recreatieverblijf, een verblijfsrecreatief appartement of in een gebouw, geen woning zijnde, met het kennelijke doel om dat kampeermiddel, recreatieverblijf, verblijfsrecreatief appartement dan wel het gebouw als hoofdverblijf te gebruiken.
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw.
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de andere naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel.
de gronden, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden om recreatieverblijven te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning.
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2
ten behoeve van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw met dien verstande dat:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2
ten behoeve van het maken van een verbinding tussen een bestaand gebouw in de voortuin en het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
Het is verboden om:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming: 'Wonen-2' ten behoeve van het projecteren van nieuwe bouwvlakken met de bestemming 'Wonen-2' en het verplaatsen, aanpassen of vergroten van bestaande bouwvlakken binnen de bestemming 'Wonen-2' met inachtneming van de volgende bepalingen:
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 m, met dien verstande dat voornoemde bouwwerken niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duinrel'.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duinrel' is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
Het gestelde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 6.3.1 wordt uitsluitend verleend indien uit een advies van de deskundige op het gebied van cultuurhistorie en landschap blijkt dat de landschaps- en cultuurhistorische waarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.4 onder a ten behoeve van het realiseren van paardenbakken, met dien verstande dat:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder b teneinde de bestaande stolp te vergroten en/of te veranderen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het beeldbepalende karakter van de stolp en voorts de overige bepalingen in dit artikel in acht worden genomen.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van meerdere woningen in hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', met dien verstande dat:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.3 onder d en e ten behoeve van aan- en uitbouwen bij hoofdgebouwen kleiner dan op grond van het bepaalde in lid 8.2.2 onder c is toegestaan, met dien verstande dat:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.3 onder d en e ten behoeve van een groter gezamenlijk oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien het bestaande gezamenlijke oppervlak groter is dan ingevolge dat lid is toegestaan, met dien verstande dat:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.3 onder i ten behoeve van een kap op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met dien verstande dat:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4 ten behoeve van het gebruik van gronden voor paardenbakken en mestopslag en het gebruik van bijgebouwen voor het stallen van paarden, met dien verstande dat:
De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
De omgevingsvergunning, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
De omgevingsvergunning, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, wordt voorts verleend, indien:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden met een grotere omvang dan 50 m² uit te voeren:
Het verbod van 9.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
Het verbod van 9.4.1 is evenmin van toepassing indien de indien de grond aantoonbaar al dieper bewerkt is dan de diepte waarop de werken en werkzaamheden toezien.
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie - 2 wijzigen in een andere bestemming Waarde - Archeologie teneinde grotere of kleine oppervlaktes en/of dieptes toe te staan zoals genoemd in lid 9.2 en 9.4.1 teneinde de archeologische waarden op een andere wijze te beschermen en veiligstellen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn.
De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
De omgevingsvergunning, zoals in lid 10.3.1 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
De omgevingsvergunning, zoals in lid 10.3.1 bedoeld, wordt voorts verleend, indien:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden met een grotere omvang dan 500 m² uit te voeren:
Het verbod van 10.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
Het verbod van 10.4.1 is evenmin van toepassing indien de indien de grond aantoonbaar al dieper bewerkt is dan de diepte waarop de werken en werkzaamheden toezien.
De werken en werkzaamheden, zoals in 10.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie - 3 wijzigen in een andere bestemming Waarde - Archeologie teneinde grotere of kleine oppervlaktes en/of dieptes toe te staan zoals genoemd in lid 10.2 en 10.4.1 teneinde de archeologische waarden op een andere wijze te beschermen en veiligstellen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
Voor zover een goothoogte is aangegeven dan wel in de regels is bepaald dienen de hoofdgebouwen met een kap te worden afgedekt. Voor zover uitsluitend een bouwhoogte is aangegeven dan wel in de regels is bepaald mogen de hoofdgebouwen worden voorzien van een platte afdekking.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.4.1 juncto artikel 1.30 ten behoeve van het realiseren van andere kapvormen met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in lid 12.4.1:
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning voor mantelzorg, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde de loop van duinrellen te veranderen voor zover dit nodig is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 3 is permanente bewoning van een recreatiewoning door rechthebbende natuurlijke personen, zijnde mevrouw R. van den Brink - Hooijberg, zoals ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie ten tijde van terinzagelegging van dit bestemmingsplan, wel toegestaan.
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 2e herziening Schoorl Kernen en Buurtschappen'.