Artikel 18 Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk', met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de gronden zijn bestemd voor voorzieningen inzake verzorging, welzijn, volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
-
b. er mag maximaal één hoofdgebouw worden gebouwd;
-
c. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 300 m2;
-
d. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 7 meter;
-
e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter;
-
f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend vanaf 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat deze in de vorm van erkers en entreepartijen over de gehele zijgevel en voor de voorgevel mogen worden gebouwd, mits:
-
1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
-
2. voor zover de erker of entreepartij wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt de afstand van de erker of entreepartij tot de voorste bouwperceelsgrens minimaal 1,5 meter;
-
3. voor zover de erker of entreepartij wordt gebouwd tegen de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt de afstand van de erker of entreepartij tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 1,5 meter;
-
4. erkers en entreepartijen mogen worden gebouwd aan zowel de voorgevel als een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw;
-
5. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel;
-
6. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan ten hoogste 0,3 meter boven de bovenkant van de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd.
-
g. indien vrijstaande bijgebouwen worden voorzien van een kap, mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 6 meter;
-
h. indien vrijstaande bijgebouwen plat worden afgedekt, mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter;
-
i. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, dan wel, ten hoogste 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
-
j. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte nooit meer dan 100 m² mag bedragen.
-
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits:
-
1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van gebouwen niet meer dan 1 meter bedraagt;
-
2. de bouwhoogte van overige erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 1 meter bedraagt.