direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Bestemmingsplan Graft en De Rijp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Graft-De Rijp

Op 24 september 2009 heeft Graft-De Rijp de 'Structuurvisie Graft-De Rijp 2010-2020' vastgesteld. Hierin worden de ontwikkelingen voor de komende tien jaar uiteengezet. Duidelijk wordt voor welke gebieden ontwikkelingen voorzien worden en in welke gebieden het beleid zich juist richt op beheer van het bestaande.

Graft-De Rijp streeft naar het realiseren en in stand houden van een vitale én een mooie woon- en recreatiegemeente. Bij het verder ontwikkelen van de gemeente wordt het volgende hoofduitgangspunt steeds gehanteerd: de missie van gemeente Graft-De Rijp is het vitaal houden van het landelijk gebied en de historische kernen: behoud door ontwikkeling.

Vitaliteit heeft vooral te maken met het in stand houden en zo nodig aanpassen van bestaande voorzieningen in verband met veranderingen in de bevolkingsomvang, de bevolkingssamenstelling en maatschappelijke behoeften.

Bovenstaand hoofduitgangspunt is in de structuurvisie als volgt uitgewerkt.

  • 1. Er zal onderscheid worden gemaakt tussen de dorpen op basis van het in stand houden van het voorzieningenniveau:
    • a. De Rijp en Graft worden wat voorzieningenniveau betreft als één gebied beschouwd: hoog voorzieningenniveau;
    • b. West-Graftdijk en Markenbinnen: gemiddeld voorzieningenniveau;
    • c. Noordeinde, Oost-Graftdijk en Starnmeer: laag voorzieningenniveau.
  • 2. Op basis van deze klassering streeft de gemeente naar de instandhouding van het volgende voorzieningenniveau:
    • a. voor het gezamenlijke woongebied van De Rijp en Graft wordt gestreefd naar een aantrekkelijke woonplaats met een hoog voorzieningenniveau;
    • b. voor West-Graftdijk en Markenbinnen streeft Graft-De Rijp naar een aantrekkelijke woonplaats met een gemiddeld voorzieningenniveau;
    • c. voor Noordeinde, Oost-Graftdijk en de Starnmeer streeft de gemeente naar een aantrekkelijke woonplaats, waarbij weinig maatschappelijke voorzieningen zijn voorzien. Wat er in de kernen aan bestaande maatschappelijke voorzieningen is dient behouden te worden.

Algemeen: voor alle kernen geldt dat woningbouw op inbreidingsplekken en in verband met kleine reconstructies mogelijk wordt geacht.

In onderstaande figuur is een fragment van de structuurvisiekaart met betrekking tot Graft en De Rijp weergegeven. De verschillende kleuren duiden op verschillende ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen maken echter geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is een conserverend plan dat de bestaande situatie vastlegt. De ontwikkellocaties, zoals woonuitbreiding De Pauw, de herontwikkeling en uitbreiding van (winkel)centrum het Boegbeeld en de herontwikkeling van de locatie van het voormalige politiebureau, worden in een afzonderlijk bestemmingsplan geregeld. Wat uit de kaart duidelijk blijkt is dat een deel van de oude kern van De Rijp tot het beschermd dorpsgezicht behoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01_0013.png"

Figuur 3.5 Uitsnede structuurvisiekaart Graft-De Rijp

Cultuurnota Graft-De Rijp, vol van cultuur en historie

De cultuurnota vormt het gemeentelijk beleidskader voor cultuurontwikkeling. De visie op cultuur in Graft-De Rijp is als volgt geformuleerd: 'Graft-De Rijp wil zich verder ontwikkelen als gemeente vol cultuur en historie, met de authentieke kernen als decor én podium voor allerlei culturele activiteiten. De aard, schaal en intensiteit van deze culturele activiteiten blijft passen binnen het karakter van onze gemeente. De gemeentelijke rol richt zich vooral op het stimuleren en faciliteren van nieuwe culturele initiatieven, alsook de samenwerking tussen betrokken organisaties in de gemeente en de regio. Een effectieve gezamenlijke promotie moet de identiteit van Graft-De Rijp als cultuurgemeente versterken. Dit alles draagt bij aan een aantrekkelijker toeristisch product, waardoor bezoekers met belangstelling voor cultuurhistorie langer in de regio blijven.'

In de Uitvoeringsnota cultuur 2010-2014 wordt de aandacht vooral gericht op:

  • behoud van de huidige culturele infrastructuur met continue aandacht voor verbetering en vernieuwing;
  • het dorp als decor en podium, met aandacht voor de historische kwaliteit van de dorpen;
  • de promotie van Graft-De Rijp als 'culturele gemeente'.

Welstandsnota Graft-De Rijp

In de Welstandsnota (vastgesteld in 2008) worden de criteria die ten grondslag liggen aan de redelijke eisen van welstand, die gelden voor de gemeente, uitgewerkt, om zo het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving te behartigen.

Doel van het welstandsbeleid is het streven naar behoud van en versterken van de kwaliteit van het beeld in het beschermd dorpsgezicht en het landelijk gebied. Voor de overige kernen geldt dat de historische karakteristieken zo goed mogelijk beschermd dienen te worden en dat nieuwe ontwikkelingen voortbouwen op wat reeds aanwezig is.

De gemeente is onderverdeeld in verschillende welstandsgebieden. Voor de dorpskernen zijn 3 gebiedstypen van belang:

  • beschermd dorpsgezicht De Rijp (zwart/rood gearceerd);
  • bijzonder welstandsbeleid voor dorpslinten/-kernen (rood);
  • regulier welstandsbeleid nieuwbouw aan dorpen (groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01_0014.png"

Figuur 3.6 Fragment welstandskaart

Beeldkwaliteitplan

Het beeldkwaliteitplan van de gemeente Graft-De Rijp dateert van mei 2008.

Hierin wordt ingegaan op de ontwikkelingsgeschiedenis en de ordeningsprincipes van het landschap, alsmede de karakteristieken van de bestaande bebouwing.

Het beeldkwaliteitplan dient als kader bij de ontwikkeling van nieuwe uitbreidingen, bij herstructurering van verouderde bebouwing en bij inbreidingsplannen. Het geeft de richtlijnen aan voor de nieuwe bebouwing, voor de groen- en waterstructuur en voor de ontsluitingsprincipes.

Totaallijst monumenten

In de 'totaallijst monumenten' heeft de gemeente alle monumentale objecten opgenomen.

Beleidsnota Archeologie

De gemeente heeft op 26 juni 2008 de 'Beleidsnota archeologie gemeenten Schermer en Graft-De Rijp' vastgesteld. Er is een inventarisatie uitgevoerd van de nog aanwezige archeologische waarden in de gemeente. Deze vallen niet volledig te kennen, aangezien vindplaatsen verborgen liggen in de bodem.

Op basis van bekende en verwachte archeologische waarden zijn archeologieregimes vastgesteld in een vijftal categorieën. Voor elk regime gelden interventiewaarden die aangeven vanaf welke planomvang en diepte van een bodemingreep nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De archeologische regimes zijn weergegeven op een zogenaamde beleidsbesliskaart. Hiervan is een uitsnede voor het plangebied opgenomen in figuur 3.7.

Bij het vaststellen van de archeologische regimes is rekening gehouden met het cultuurhistorische karakter van het gebied. De nadruk ligt wat dit betreft vooral op elementen gelegen die hun oorsprong vinden bij de veenontginningen, zoals huisterpen en oude kerkplaatsen en bij de waterstaatkundige geschiedenis, zoals dijken, molengangen en molenplaatsen.

Uitgangspunt van het beleid is om de archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te bewaren. Als er verstoring van die waarden optreedt dienen de archeologische gegevens door middel van onderzoek te worden gedocumenteerd. In die gevallen waarbij rekening dient te worden gehouden met archeologische waarden, wordt steeds, eventueel na vooroverleg met een deskundige, eerst archeologisch bureauonderzoek verricht, op basis waarvan zo nodig vervolgstappen kunnen worden ondernomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01_0015.png"Figuur 3.7 Uitsnede kaart archeologienota

In Graft en De Rijp komen drie verschillende beschermingsregimes voor. De rode en geel geruite gebieden adviseren een archeologisch onderzoek bij het uitvoeren van respectievelijk alle plannen (ongeacht de grootte) dan wel plannen die groter zijn dan 50 m² en waarbij dieper dan 35 cm gegraven wordt. De lichtblauwe gebieden betreffen gebieden met het lichtste regime; hier is alleen onderzoek nodig indien zeer grote projecten (groter dan 10.000 m²) worden gerealiseerd.

Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan waarbij geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan is het dan ook niet nodig een archeologisch onderzoek te verrichten. Vanuit het oogpunt van archeologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.

Woonschepenbeleid

De gemeente heeft het beleid met betrekking tot woonschepen vastgelegd in de notitie 'Woonschepenbeleid Graft-De Rijp'. Dit beleid is in 2008 vastgesteld. In het gemeentelijk beleid is aandacht besteed aan woonschepen en -arken. Het beleid is sterk reactief. Er wordt gereageerd op voorkomende situaties, om die zoveel als mogelijk in goede banen te leiden. Er is een begripsbepaling vastgesteld waarin een omvangrijke beschrijving wordt gegeven van een woonschip. Daarbij zijn zogenoemde 'historische woonschepen' en 'woonschepen of -arken' onderscheiden.

De notitie omschrijft een aantal ruimtelijke criteria en toetst vervolgens of het op de bestaande locaties wenselijk is dat de gronden gebruikt worden als ligplaats voor woonschepen.

Ten aanzien van de vormgeving van woonarken en -schepen worden eisen gesteld. Als hoofduitgangspunt geldt dat in een historische omgeving en langs bestaande dijken en kaden enkel woonschepen zijn toegestaan. Op de overige locaties zijn arken tevens toegestaan. Ter concretisering zijn in de notitie specifieke richtlijnen opgenomen.

Binnen de begrenzing van het plangebied bevinden zich drie woonarken. Deze bevinden zich in de jachthaven van De Rijp en ter plaatse van De Meelzak en zijn specifiek in het bestemmingsplan aangeduid.

Bij het afmeren van woonschepen/arken moet zijn voldaan aan de voorwaarden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Steiger- en botenhuizenbeleid gemeente Graft-De Rijp

Op 7 juli 2011 heeft de raad het 'Steiger en botenhuizenbeleid gemeente Graft-De Rijp' vastgesteld. Dit beleid betreft een beleidsregel in de zin van artikel 1.3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Het steiger- en botenhuizenbeleid dient als afwegingskader in de gevallen waarbij het bestemmingsplan steiger- en botenhuizen niet bij recht toestaat of dat in het bestemmingsplan toepassing van het steiger- en botenhuizenbeleid wordt gevraagd.

In het 'steiger- en botenhuizenbeleid' zijn de volgende definities aan de orde:

  • a. definitie steiger;
  • b. definitie steeksteiger;
  • c. definitie botenhuis;
  • d. definitie landelijk gebied.

In het 'steiger- en botenhuizenbeleid' zijn de volgende beleidsregels aan de orde:

  • a. plaatsing;
  • b. afmetingen;
  • c. locatie;
  • d. doorvaartbreedte;
  • e. rol monumentencommissie;
  • f. redelijke eisen van welstand;
  • g. aanvullende (locatie)eisen.

Woonvisie Graft-De Rijp, 'Focus op Wonen' 2008-2015

De Woonvisie is vastgesteld door de gemeenteraad op 15 mei 2008. De Woonvisie geeft een beleidslijn die resulteert in concrete en haalbare doelstellingen voor 2008-2015.

De Woonvisie gaat zeer gedetailleerd in op de vraag naar woningen in verschillende categorieën: starters, ouders, zorgwoningen, etc. De gemeenterol bij het beleidsveld wonen verschuift meer naar de regievoering.

Met name in De Rijp worden mogelijkheden gezien voor woningbouw in uitbreidingsgebieden. Deze uitbreidingsgebieden maken geen deel uit van dit bestemmingsplan.

De ambitie uit de woonvisie richt zich op de volgende zaken:

  • 1. schaarse bouwmogelijkheden optimaal inzetten voor:
    • a. opvang eigen behoefte als gevolg van natuurlijke aanwas;
    • b. jonge huishoudens (vitaliteit), (koop)starters en wonen met zorg;
  • 2. aandacht voor de kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad:
    • a. gedifferentieerde en toekomstbestendige nieuwbouw;
    • b. bevorderen doorstroming en evenwichtige verhouding koop/huur;
    • c. verduurzamen bestaande voorraad;
  • 3. aandacht voor de betaalbaarheid van het wonen:
    • a. inzetten op specifieke mogelijkheden om het woningaanbod bereikbaar te maken voor de doelgroep;
  • 4. inspelen op de veranderde wensen van de bevolking;
    • a. afstemmen van kwaliteit woningen en woonomgeving;
    • b. inzetten op nieuwe woonconcepten (wonen/werken, wonen/zorg, wonen/dienstverlening);
  • 5. versterken regierol van de gemeente;
  • 6. in stand houden dorpse, landelijke woonmilieu met aandacht voor behoud van leefbaarheid in de kernen (kwaliteit woonomgeving en voorzieningen).

'Woonvisie Graft-De Rijp, Inspelen op veranderende marktomstandigheden', 2011

Sinds de vaststelling van de Woonvisie 2008 – 2015 hebben zich nogal wat ontwikkelingen voorgedaan op de woningmarkt. De afgelopen twee jaar kenmerken zich door afname van het consumentenvertrouwen, daling van de woningprijzen en toename van de gemiddelde verkooptijd. Tegelijkertijd is het van groot belang dat de bouwproductie enigszins op gang blijft om de huishoudensgroei in de gemeente op te kunnen vangen. Dit vraagt om een goed en actueel inzicht in de woningmarkt.

Eind 2010 heeft de gemeente daarom een woningmarktonderzoek verricht en in het verlengde hiervan is een nieuwe beknopte woonvisie en uitwerking opgesteld, waarin wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten die zijn geformuleerd in de woonvisie 2008-2015. Op een aantal onderdelen vindt er een vernieuwde uitwerking plaats op basis van nieuwe inzichten. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • h. herijking bevolkings- en huishoudensprognose;
  • i. verdere uitwerking beleidsdoelgroepen;
  • j. uitwerking woningbouwprogramma naar locaties 2011-2020

De woonvisie gaat in op de volgende onderwerpen:

  • k. Hoofdstuk 1 betreft de inleiding en geeft een overzicht van bestaande beleidskaders;
  • l. Hoofdstuk 2 geeft een korte samenvatting van het uitgevoerde woningmarktonderzoek;
  • m. Hoofdstuk 3 beschrijft de beleidsopgaven voor de toekomst: dit zijn de belangrijkste keuzen die de komende jaren worden gemaakt;
  • n. Hoofdstuk 4 behandelt de uitvoeringsstrategie: het woningbouwprogramma en de actiepunten.

Beleidsvisie Externe Veiligheid 2008-2011

Op 29 januari 2009 is door burgemeester en wethouders de beleidsvisie Externe Veiligheid 2008-2011 vastgesteld. Het hoofddoel van externe veiligheid is het beheersen van risico's die voor de burgers ontstaan bij de besluitvorming omtrent ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, lpg en chemicaliën over de weg, water, spoor en door buisleidingen aan de orde is en de kans op incidenten te beperken. Uit de inventarisatie van de gemeente is gebleken dat er geen situaties in de gemeente aanwezig zijn waar een onaanvaardbaar extern veiligheidsrisico speelt.

Voor de gemeente Graft-De Rijp is het nemen van beheersmaatregelen, om het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de eigen gemeentegrenzen in goede banen te leiden, gezien het bescheiden risicoprofiel van de gemeente niet direct noodzakelijk. Het wettelijke kader, zoals de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) biedt voldoende basis.

Door Graft-De Rijp loopt één tracé voor een hogedruk aardgasleiding. Over de consequenties voor bestaande en nieuwe bebouwing is nog geen duidelijkheid. Er zal onderzoek moeten plaatsvinden door de leidingbeheerder (Gasunie) om te bezien in hoeverre de aanwezigheid van de leiding consequenties heeft voor de bestaande omgeving en mogelijke nieuwe ontwikkelingen.

Voor de vaarwegen Noordhollandsch Kanaal en Markervaart is geconcludeerd dat er geen relevante overschrijding van het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico is op het vaarwegtracé binnen de gemeente.

Bij nieuwe initiatieven, ruimtelijke ontwikkelingen (dichter bouwen op bestaande infrastructuur) en/of de vestiging van bedrijven die een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg met zich meebrengen, moeten de consequenties daarvan op de veiligheid van de burger bezien worden. Het is een bestuurlijke keuze om het restrisico te accepteren, waarbij alle belangen integraal afgewogen dienen te worden/zijn. De gemeente heeft een gebiedsgericht ambitieniveau opgesteld met betrekking tot het accepteren van restrisico's in de vorm van een risicomatrix. Deze is weergegeven in figuur 3.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01_0016.png"

Figuur 3.8 Risicomatrix

Integraal handhavingsbeleid omgevingsrecht

Het document 'Integrale handhaving omgevingsrecht' is op 23 december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Graft-De Rijp. Deze nota biedt het beleidsmatige kader voor de sturing van de uitvoering van de handhaving van het omgevingsrecht.

De gemeente kiest voor programmatisch handhaven. In een programmatische aanpak wordt beleidsvaststelling gevolgd door uitvoering. De uitvoering wordt steeds in de gaten gehouden, geëvalueerd en bijgesteld. Deze fasen maken deel uit van een zich herhalend, cyclisch proces.

Het is niet mogelijk dat de gemeente continu en overal op de naleving van alle regels toeziet. Daarom moeten keuzes worden gemaakt. Het zwaartepunt van de inzet ligt bij de handhaving van de prioritaire onderwerpen die uit risicoanalyse naar voren komen.

Graft-De Rijp zet in op het verder verbeteren van de handhaving in de gemeente. De aanpak die de gemeente kiest bestaat uit een mix van preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. De basis voor het gemeentelijk optreden is beschreven in deze nota. Benadrukt wordt tevens dat burgers, bedrijven en instellingen ook een eigen verantwoordelijkheid dragen. De reactie van de gemeente is stringenter wanneer een overtreder weinig of geen eigen verantwoordelijkheid neemt.

Ter uitwerking van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma opgesteld. In het programma wordt aangegeven welke handhavingsdoelen worden nagestreefd, welke aanpak wordt gekozen om die doelen te realiseren en welke menskracht en middelen daarvoor nodig zijn. Uitgangspunt is dat binnen de beschikbare formatie en middelen keuzes worden gemaakt. De meeste inspanning wordt gericht op de onderwerpen met een hoge en gemiddelde prioriteit. Tevens wordt capaciteit gereserveerd om adequaat te kunnen reageren op klachten, meldingen en incidenten.

Tenslotte wordt erop gewezen dat voor het bevorderen van het naleefgedrag van burgers en bedrijven een consistente en consequente aanpak nodig is. Geconstateerde overtredingen moeten een vervolg krijgen. Een eenmaal ingezet handhavingstraject wordt afgerond.

Beleidsnotitie mantelzorgwoningen

Vanuit het samenwerkingsverband De Verbinding is de 'Beleidsnotitie mantelzorgwoningen, nieuw beleid voor mantelzorgwoningen' (2009) opgesteld. Deze notitie is door het college als ontwerp vastgesteld en heeft voor de inspraak ter inzage gelegen. De beleidsnotitie mantelzorgwoningen is vastgesteld door de gemeenteraad op 15 december 2011 . Het beleid biedt ruimte voor zowel de plaatsing van een mobiele mantelzorgwoning en flexibele zorgkamer, dan wel de aanwezigheid van mantelzorg in aan-, uit- en/of bijgebouwen. In het onderstaande overzicht is het mantelzorgbeleid op onderdelen weergegeven.

Mobiele woongelegenheid

Mobiele mantelzorgwoningen

Het college van burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan de plaatsing van een mobiele mantelzorgwoning in het kader van mantelzorg, onder de volgende voorwaarden:

  • de plaatsing van de mobiele mantelzorgwoning wordt alleen toegestaan voor de duur van de behoefte/zorgindicatie voor mantelzorg;
  • de mobiele mantelzorgwoning dient te worden geplaatst bij de woning van de mantelzorgverlener;
  • de mobiele mantelzorgwoning dient te worden bewoond door de zorgbehoevende;
  • de mobiele mantelzorgwoning dient te worden geplaatst op het achtererf, of, tenzij het niet anders kan, op het zijerf op minimaal 4 m achter de voorgevelrooilijn van de bestaande woning, tenzij van bovenstaande gemotiveerd afgeweken kan worden;
  • de oppervlakte van de mobiele mantelzorgwoning mag maximaal 70 m² bedragen;
  • de hoogte van de mobiele mantelzorgwoning mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • als gevolg van de plaatsing van de mobiele mantelzorgwoning mag niet meer dan 60% van het erf aan de zij- en achterkant van de bestaande woning worden bebouwd, tenzij hiervan gemotiveerd afgeweken kan worden;
  • door de plaatsing van de mobiele mantelzorgwoning dient geen onevenredige toename van de parkeerdruk in de nabije omgeving van het betreffende perceel te ontstaan; het parkeren dient zoveel mogelijk op het eigen erf plaats te vinden;
  • de plaatsing van de mobiele mantelzorgwoning mag niet leiden tot beperking van bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven c.q. aantasting van in het geding zijnde belangen van omwonenden;
  • ten behoeve van de plaatsing van de mobiele mantelzorgwoningen mogen op dat perceel geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan vanwege percelen van derden c.q. dienen bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden te zijn opgeheven.

Flexibele zorgkamers

Het college van burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan de plaatsing van een flexibele zorgkamer in het kader van mantelzorg, onder de volgende voorwaarden:

  • het moet gaan om een onzelfstandige woonruimte;
  • tenzij de plaatsing van de flexibele zorgkamer passend is binnen de bouw- en gebruiksregels van het vigerende bestemmingsplan, dient de plaatsing van de flexibele zorgkamer plaats te vinden, zolang er een behoefte/zorgindicatie geldt voor mantelzorg;
  • de flexibele zorgkamer dient te worden geplaatst aan de woning van de mantelzorgverlener;
  • de flexibele zorgkamer dient te worden gebruikt door de zorgbehoevende;
  • de flexibele zorgkamer dient te worden geplaatst op het achtererf, of, tenzij het niet anders kan, op het zijerf op minimaal 4 m achter de voorgevelrooilijn van de bestaande woning, tenzij van bovenstaande gemotiveerd afgeweken kan worden;
  • de oppervlakte van de flexibele zorgkamer mag maximaal 30 m² bedragen;
  • de hoogte van de flexibele zorgkamer mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • als gevolg van de plaatsing van de flexibele zorgkamer mag niet meer dan 60% van het erf aan de zij- en achterkant van de bestaande woning worden bebouwd, tenzij hiervan gemotiveerd afgeweken kan worden;
  • door de plaatsing van de flexibele zorgkamer dient geen onevenredige toename van de parkeerdruk in de nabije omgeving van het betreffende perceel te ontstaan; het parkeren dient zoveel mogelijk op het eigen erf plaats te vinden.

Niet-mobiele woongelegenheid

Hoofdgebouw, uitbreiding/aanbouw/uitbouw van woning

Het college van burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het verlenen van mantelzorg in een hoofdgebouwuitbreiding of bestaande dan wel te realiseren uit- of aanbouw van een woning, onder de volgende voorwaarden:

  • het mag zowel een zelfstandige als onzelfstandige woonruimte betreffen;
  • indien het een zelfstandige woonruimte in een aan-/uitbouw betreft, mag hiervan sprake zijn, zolang er een behoefte/zorgindicatie geldt voor mantelzorg;
  • de hoofdgebouwuitbreiding, aan- of uitbouw dient te worden gebouwd aan de woning van de mantelzorgverlener;
  • de hoofdgebouwuitbreiding, aan- of uitbouw welke voor mantelzorg in aanmerking komt, dient te voldoen aan de bestaande bouw- en gebruiksregels in het vigerende bestemmingsplan. Gemotiveerd kan het college hiervan afwijken, en zodoende toestaan dat mantelzorg wordt verleend in een aan- of uitbouw wat met een ontheffing mogelijk wordt/is gemaakt;
  • bij het verlenen van mantelzorg in een bestaande aan-/uitbouw dient de aan-/uitbouw te voldoen aan de bouwtechnische eisen voor woningen;
  • door de mantelzorgwoning in een hoofdgebouwuitbreiding/aanbouw/uitbouw dient geen onevenredige toename van de parkeerdruk in de nabije omgeving van het betreffende perceel te ontstaan; het parkeren dient zoveel mogelijk op het eigen erf plaats te vinden;
  • het verlenen van mantelzorg in een hoofdgebouwuitbreiding, aan- of uitbouw mag niet leiden tot beperking van bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven c.q. aantasting van in het geding zijnde belangen van omwonenden;
  • met betrekking tot het verlenen van mantelzorg in een hoofdgebouwuitbreiding, aan- of uitbouw mogen op dat perceel geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan vanwege percelen van derden c.q. dienen bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden te zijn opgeheven.

Bestaande dan wel te realiseren bijgebouwen

Het college van burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het verlenen van mantelzorg in een bestaande dan wel te realiseren bijgebouw bij een woning, onder de volgende voorwaarden:

  • het mag zowel een zelfstandige als onzelfstandige woonruimte in het bijgebouw betreffen;
  • het gebruik van het bijgebouw voor bewoning in het kader van mantelzorg wordt alleen toegestaan voor de duur van de behoefte/zorgindicatie voor mantelzorg;
  • mantelzorg mag plaatsvinden in zowel een vrijstaand als een aan het hoofdgebouw grenzend bijgebouw;
  • het bijgebouw dient te worden gebouwd bij de woning van de mantelzorgverlener;
  • het bijgebouw welke voor mantelzorg in aanmerking komt, dient te voldoen aan de bestaande bouwregels in het vigerende bestemmingsplan. Gemotiveerd kan het college hiervan afwijken, en zodoende toestaan dat mantelzorg wordt verleend in een bijgebouw wat met een ontheffing mogelijk wordt/is gemaakt;
  • bij het verlenen van mantelzorg in een bijgebouw dient het bijgebouw te voldoen aan de bouwtechnische eisen voor woningen;
  • door de mantelzorgwoning in het bijgebouw dient geen onevenredige toename van de parkeerdruk in de nabije omgeving van het betreffende perceel te ontstaan; het parkeren dient zoveel mogelijk op het eigen erf plaats te vinden;
  • het verlenen van mantelzorg in een bijgebouw mag niet leiden tot beperking van bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven c.q. aantasting van in het geding zijnde belangen van omwonenden;
  • met betrekking tot het verlenen van mantelzorg in een bijgebouw mogen op dat perceel geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan vanwege percelen van derden c.q. dienen bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden te zijn opgeheven.

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Notitie Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bestemmingsplan Kleine Kernen gemeente Graft-De Rijp

Op grond van de genoemde notitie is door de gemeente een keuze gemaakt wat voor de regels van het voorliggende bestemmingsplan de inhoudelijke gevolgen zijn van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Het volgende is in het bestemmingsplan verwerkt.

  • a. In alle bestemmingsregelingen is opgenomen dat buiten het bouwvlak een perceel voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd met bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde).
  • b. Al dat wat omgevingsvergunningvrij ex artikel 2 bijlage II Bor gerealiseerd kan worden, is niet in het bestemmingsplan opgenomen, met uitzondering van de maatvoering voor erf- en terreinafscheidingen en de bestaande verwijzingen naar omgevingsvergunningvrij bouwen binnen het bestemmingsplan.
  • c. Ten aanzien van recreatieve nachtverblijven kunnen op grond van artikel 3 bijlage II van het Bor geen omgevingsvergunningvrije recreatieve nachtverblijven worden gebouwd, omdat het bestemmingsplan voorziet in een recreatieve bestemming, waar geen kampeermiddelen zijn toegestaan. Op grond van het bestemmingsplan kunnen kampeermiddelen niet omgevingsvergunningvrij worden gebouwd.
  • d. De bestemmingen 'Groen' en 'Maatschappelijk' zijn aangevuld met het gebruik van gronden voor sport- en speeltoestellen tot een bouwhoogte van 4 m, functionerend met behulp van zwaartekracht of fysieke kracht van een mens.
  • e. Voor wat betreft een zwembad, whirlpool, jacuzzi en vijver ex artikel 3 bijlage II Bor is door de gemeente gekozen voor de lijn dat deze zijn toegestaan. In de bestemmingsregelingen is geen nadere regeling opgenomen. Voor een zwembad, whirlpool, jacuzzi en vijver moet de regeling als opgenomen in artikel 3 bijlage II Bor worden toegepast.
  • f. De bestemming 'Tuin' is ingetekend aan de hand van de Welstandsnota; bijzonder welstandsgebied tuin op 3 m achter de voorgevel, regulier welstandsgebied tuin op 1 m achter de voorgevel. Zie hiervoor ook paragraaf 5.3 van de toelichting.
  • g. Op grond van de bestemmingsregels is het niet mogelijk om plat afgedekte bijbehorende bouwwerken te bouwen tot een bouwhoogte van 5 m, als bedoeld in artikel 3 lid 1 bijlage II Bor. Voor elk toegestaan gebouw is een goothoogte opgenomen in de bestemmingsregels.
  • h. Voor voeder- en mestsilo's zijn bouwregels in de bestemmingsregels van de agrarische bestemming opgenomen, dit is in overeenstemming met de ruimte die artikel 3 bijlage II Bor biedt. Immers, de regeling op grond van de bestemmingsregels gaat voor op de regeling in artikel 3 bijlage II Bor.

Monumentenverordening Graft-De Rijp 2012

In 2012 is de Monumentenverordening Graft-De Rijp door de gemeenteraad vastgesteld. In dit document gaat onder meer in op het aanwijzen en beschermen van gemeentelijke monumenten en gemeentelijk beschermde dorpsgezichten. Deze aanwijzing geschiedt door het college van burgemeester en wethouders.

Bovendien is in deze verordening de rol van de monumentencommissie geregeld. De monumentencommissie heeft een adviserende rol bij het aanwijzen van een gemeentelijk monument en een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Bovendien wordt de monumentencommissie om advies gevraagd bij activiteiten zoals genoemd in Wabo artikel 2.2. onder b (een monument als bedoeld in een zodanige verordening te slopen, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te veranderen of te herstellen, te gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht) om advies gevraagd, alvorens de omgevingsvergunning verleend wordt.

Met dit bestemmingsplan wordt de adviesrol van de monumentencommissie voor ontwikkelingen in het beschermd dorpsgezicht ook planologisch geborgd.