direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
Plan: Bestemmingsplan Graft en De Rijp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01

Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telecommunicatie': uitsluitend een telecommunicatiebedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie'; tevens voor behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. waterlopen en -partijen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50% van het bouwperceel bedragen.
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, mag niet meer dan 3 m bedragen.

5.3 Nadere eisen

Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 31.2 in acht genomen.

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;

nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen aan de plaats en omvang van bouwwerken ter plaatse van gronden die zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie', wordt de monumentencommissie om advies gevraagd.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 31.1 in acht genomen, voor zover van toepassing.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, sub 'b' voor een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van de opslag van goederen en materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf;
  • e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf;
  • g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van aangebouwde bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.