direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Graft en De Rijp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen/bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens bed & breakfast;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': tevens ondergeschikte detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2': tevens detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. het verkoopvloeroppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 2. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-1': tevens een kapsalon;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie'; tevens voor behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;

en tevens voor:

  • h. woonschepen en/of woonarken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', met dien verstande dat:
    • 1. per aanduiding 'woonschepenligplaats' niet meer dan 1 woonschip of woonark is toegestaan;
    • 2. de goothoogte van woonschepen en woonarken niet meer dan 4 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van woonschepen en woonarken niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 4. woonarken mogen worden opgericht tot maximaal één bouwlaag, waarbij de bouwlaag plat is afgedekt of voorzien is van een dakhelling van ten hoogste 15º, met inachtneming van het gestelde onder 2 en 3;

met de daarbij behorende:

  • i. groenvoorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • l. waterlopen en -partijen;
  • m. tuinen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwvlak bedragen;
  • c. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
  • d. hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke bouwaanduiding - 1 bouwlaag met kap' dienen te worden gebouwd in één bouwlaag met een kap;
    • 2. 'specifieke bouwaanduiding - 2 bouwlagen met kap' dienen te worden gebouwd in twee bouwlagen met een kap;
    • 3. 'specifieke bouwaanduiding - 1 bouwlaag plat' dienen te worden gebouwd in één bouwlaag met een platte afdekking;
    • 4. 'specifieke bouwaanduiding - 2 bouwlagen plat' dienen te worden gebouwd in twee bouwlagen met een platte afdekking;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • f. in geval van vervangende nieuwbouw blijft de onder 'e' genoemde bestaande afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens van toepassing

19.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen, anders dan bij woonschepen en/of woonarken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het deel van het bouwperceel dat buiten een bouwvlak is gelegen, met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte minder dan 500 m² bedraagt ten hoogste 75 m² per bouwperceel dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer is, mag worden bebouwd;
    • 2. bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte meer dan 500 m² bedraagt ten hoogste 100 m² per bouwperceel, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer is, mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder 'a' gelden voor de gronden ter plaaste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorerf' de volgende regels:
    • 1. de gronden mogen voor ten hoogste 1/2 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden bebouwd met bijgebouwen of overkappingen;
    • 2. ten hoogste 50% van de gronden mag bebouwd worden;
    • 3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 4. de voorzijde van woningen dient aan de zijde van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorerf'gesitueerd zijn.

19.2.3 Bijgebouwen bij woonschepen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonschepen gelden de volgende regels:

  • a. er mag ten hoogste 1 bijgebouw per woonschip worden gebouwd, tenzij het bestaande aantal bijgebouwen meer bedraagt, in welk geval het bestaande aantal als maximum geldt;
  • b. de oppervlakte aan bijgebouwen per woonschip mag niet meer dan 5 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 2 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

19.3 Nadere eisen

Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 31.2 in acht genomen.

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;

nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.

Indien burgemeester en wethouders voornemens is om nadere eisen te stellen aan de plaats en omvang van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'beschermd dorpsgezicht', wordt de monumentencommissie om advies gevraagd.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 31.1 in acht genomen, voor zover van toepassing.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.2.1, onder 'e' voor het bouwen van woningen tot op de zijdelingse perceelgrens;
  • b. het bepaalde in lid 19.2.2, onder 'a' voor een grotere gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², met dien verstande dat indien het hoofdgebouw bestaat uit een stolpboerderij er sprake is van ten hoogste 1 bijgebouw ongeacht het aantal woningen in de stolpboerderij;
  • c. het bepaalde in lid 19.2.2, onder 'c' voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.

19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het wonen, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte anders dan voor mantelzorg;
  • e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning;
  • f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van de opslag van goederen en materialen;
  • g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • h. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • i. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve bewoning;
  • j. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van huisvesting van seizoenarbeiders.

19.5.2 Niet strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval niet wordt begrepen het hebben van een postorderbedrijf c.q. webwinkel als aan-huis-verbonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. deze functie een ondergeschikt deel van de woning betreft en niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 45 m²;
  • b. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoud;
  • c. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming blijft met de woonfunctie.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij de toepassing van de afwijking van de gebruiksregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 31.1 in acht genomen, voor zover van toepassing.

Recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 en lid 19.5 voor de bouw van een recreatiewoning, met dien verstande dat:

  • a. de recreatiewoning in het achtererf moet worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning niet meer dan 75 m² mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bedoeld in artikel 19.2.2, sub a niet wordt overschreden;
  • c. de inhoud van een recreatiewoning niet meer dan 200 m³ mag bedragen;
  • d. de goothoogte van een recreatiewoning niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een recreatiewoning niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • f. er niet ondergronds mag worden gebouwd.

Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 en lid 19.5 voor het toestaan van recreatief medegebruik in de vorm van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. bed & breakfast mag plaatsvinden in bestaande woningen of in een daarbij behorend bestaand of nieuw op te richten bebouwing, mits dit past binnen de regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. er per bouwperceel in de woning en/of een bijgebouw gezamenlijk aan maximaal vier personen een bed & breakfast voorziening mag worden aangeboden;
  • c. de bed & breakfast voorziening dient te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit en de Bouwverordening voor verblijf van personen;
  • d. het parkeren ten behoeve van bed & breakfast dient plaats te vinden op eigen erf, dan wel er dient geen onevenredige toename van de verkeers- en parkeerdruk op de omgeving plaats te vinden.