Artikel 18 Water - Natuurlijke en landschappelijke waarden
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Natuurlijke en landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. water met een functie voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
-
b. de waterhuishouding;
-
c. dagrecreatief medegebruik;
en tevens voor:
-
d. hoogwatervoorzieningen, in elk geval ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
-
e. sluizen, in elk geval ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
-
f. bruggen;
-
g. een schaats- en vaarroute, in elk geval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-, schaats- en vaarroute';
met de daarbij behorende:
-
h. oeverstroken, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
-
i. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers.
18.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
18.3 Nadere eisen
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 31.2 in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
c. het uitzicht van woningen;
-
d. de verkeersveiligheid;
-
e. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;
nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.
Indien burgemeester en wethouders voornemens is om nadere eisen te stellen aan de plaats en omvang van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'beschermd dorpsgezicht', wordt de monumentencommissie om advies gevraagd.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 31.1 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Boothuizen
-
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van boothuizen, met dien verstande dat:
-
1. de oppervlaktewaterbeheerder wordt betrokken bij het verlenen van de afwijking bij een omgevingsvergunning;
-
2. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend indien wordt voldaan aan het bepaalde in het Steiger- en boothuizenbeleid gemeente Graft - De Rijp zoals vastgesteld d.d. 7 juli 2011.
Steigers en oever-verdedigingswerken
-
b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van steigers en oeververdedigingswerken, met dien verstande dat:
-
1. de oppervlaktewaterbeheerder wordt betrokken bij het verlenen van de afwijking bij een omgevingsvergunning;
-
2. de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend indien wordt voldaan aan het bepaalde in het Steiger- en boothuizenbeleid gemeente Graft - De Rijp zoals vastgesteld d.d. 7 juli 2011.
Bruggen
-
c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van bruggen, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-, schaats- en vaarroute' bij een kruising van het verkeer over het water een doorvaart- dan wel schaatshoogte van ten minste 1,5 m dient te worden aangehouden en een doorschaatsbreedte van ten minste 3 m.
18.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het stallen en/of de opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en vliegtuigen.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het dempen, graven, vergraven of dichten van aanwezige waterlopen;
-
2. het beplanten van gronden met houtgewassen;
-
3. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van aanwezige dijken of taluds;
-
4. het aanleggen van damwanden of andere oeververdedigingswerken.
-
b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
-
3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door middel van een natuurtoets is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt ten aanzien van de natuurlijke en de landschappelijke waarden.