Plan: | Gershwin |
---|---|
Plannummer: | W0902BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.W0902BPGST-OH01 |
Toepasselijk recht
Besluit op de ruimtelijke ordening
Zoals hierboven reeds uiteengezet verplicht artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Kaderrichtlijn water
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan de gestelde waterkwaliteitseisen die afhankelijk zijn van onder meer het type water. De uit de KRW voortkomende milieudoelstellingen en maatregelen zijn verwerkt in de waterbeheerplannen van de waterschappen.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet verving de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland (Wet op de waterhuishouding, Wet op de waterkering, grondwaterwet,Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904), Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte'), Waterstaatswet 1900, Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.
Keur
Op 26 november 2009 is de Integrale Keur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) vastgesteld. De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de wateraan- en –afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de Keur zijn verschillende geboden en verboden opgenomen, waarop echter door het waterschap ontheffing kan worden verleend. Twee artikelen van de Keur die bij dit bestemmingsplan bijzonder van belang zijn, zijn:
Toepasselijk beleid
Nationaal Waterplan
Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van het bestaand groen en water. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een toename van verharding mogelijk zou maken.
Anders omgaan met water. Waterbeleid in de 21ste eeuw
Dit kabinetsstandpunt uit december 2000 geeft de overkoepelende visie van het Rijk weer op de aanpak van veiligheid en wateroverlast. In dit beleidsstuk wordt de watertoets geïntroduceerd om te voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt, door bijvoorbeeld landinrichting, de aanleg van infrastructuur of woningbouw.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In 2003 sloten het Rijk, de provincies, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Bestuursakkoord water. Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging,bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
Breed Water, plan gemeentelijke watertaken 2010-2015
Het ’Plan gemeentelijke Watertaken 2010-2015’ bevat de visie van de gemeente op het gewenste waterbeleid voor de komende jaren. De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater, de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater en het nemen van grondwatermaatregelen. In dit onderliggend ’Plan gemeentelijke Watertaken 2010-2015’ staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld.
Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen.
Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen. Dit plan biedt tevens een kans om in te spelen op ontwikkelingen zoals het veranderende klimaat.
Waterbeheerplan AGV 2010-2015
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) zorgt voor schoon water op het juiste peil en voor droge voeten in het beheergebied. In dit Waterbeheerplan staat welke doelen AGV de komende zes jaren nastreeft en op welke manier het waterschap die doelen wil bereiken. Het WBP is een regionale doorvertaling van het provinciale waterbeleid. De drie provincies waar AGV binnen valt (Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland) toetsen het WBP en verlenen goedkeuring. De essentie van dit nieuwe Waterbeheerplan (WBP) is dat AGV de planperiode gaat gebruiken om door te gaan met het garanderen van voldoende waterstaatkundige veiligheid voor mensen, dieren en goederen, voldoende water en schoon water.
Het draait om water, Watercyclusplan 2010-2015
‘Het draait om water’ is de eerste versie van een integraal watercyclusplan van Waternet, waarin aan de hand van de kernwaarden van Waternet inhoud wordt gegeven aan de zogenaamde watercyclusbenadering. Met de watercyclusbenadering proberen we de watercyclus verder vorm te geven en strategische vragen niet sectoraal op te lossen, maar breder in te steken. ‘Het draait om water’ is geen losstaand verhaal, maar is in samenhang geschreven met de wettelijk verplichte sectorale beleidsplannen, waarbij rekening is gehouden met de samenhang tussen alle facetten.
Beschrijving deelgebied
Deelgebied Gershwin wordt globaal begrensd door de Gustav Mahlerlaan, de Beethovenstraat, de De Boelelaan en de Parnassusweg in Amsterdam. Het gebied heeft een oppervlak van circa 7,9 ha, waarvan in de huidige situatie circa 0,5 ha uit oppervlaktewater (de De Boelesloot) bestaat. Het genoemde oppervlaktewater maakt deel uit van de Binnendijkse Buitenveldertse Polder met een streefpeil van NAP -2,0 m.
Figuur: Luchtfoto deelgebied Gershwin 2009
Het gebied rond het Gershwinplein en Mahlerplein is reeds ontwikkeld. Hier bevinden zich momenteel diverse kantoor- en woontorens [bron 6]. Het huidige maaiveld in het gebied varieert tussen de NAP -1,2 m en NAP -0,4 m. De huidige gemiddelde grondwaterstanden in het gebied variëren globaal tussen NAP -2,0 (Buitenveldertselaan) en NAP -1,5 m (Beethoven) en lopen af richting de De Boelesloot. Aangenomen wordt dat er bij de huidige bebouwing geen kruipruimtes aanwezig zijn.
Toekomstige ontwikkelingen
Figuur: Locatie ondergrondse constructies
Bij de ontwikkeling van het gebied wordt de hoeveelheid bebouwing aanzienlijk uitgebreid. Onder de bebouwing worden ondergrondse parkeergarages gerealiseerd. (Zie de stippellijnen in bovenstaand figuur.)
De maaiveldhoogte in het deelgebied wordt over het algemeen gerealiseerd op circa NAP -0,55 m (peilmaat bebouwing), waarbij aan de noordoever van de toekomstige De Boelegracht een minimale peilmaat van NAP -1,22 m gehanteerd wordt [bron 9]. Bij de ondergrondse parkeergarages buiten de bebouwing wordt rekening gehouden met een gronddekking van minimaal 1,5 m voor de doorvoer van kabels en leidingen en het afvoeren en bergen van grondwater.
De bestaande De Boelesloot aan de zuidzijde van het plangebied wordt in de toekomst verbreed naar 26,5 meter, zodat de De Boelegracht vorm krijgt.
Figuur: Toekomstige peilmaten bebouwing binnen projectgebied Gershwin
In de volgende paragrafen worden de relevante wateraspecten voor ontwikkelingen in het gebied in beeld gebracht.
Het deelgebied Gershwin ligt binnen Dijkring 14. Voor deze Dijkring is in de Waterwet een overstromingsrisico vanuit rivieren en de zee bepaald van 1/10.000 jaar. Bij een eventueel falen van de primaire waterkering stroomt er alsnog geen water het deelgebied in.Langs het noordelijke talud van de ringweg A10 zuid ligt een verholen direct secundaire waterkering. Deze waterkering is van regionaal belang en biedt de Binnendijkse Buitenveldertse Polder (polderpeil NAP-2,0 m [bron 5]) directe bescherming tegen overstromingen door aangrenzend water vanuit de Amstellandse boezem (boezempeil NAP -0,4 m). De waterkering is een verholen kering wat betekent dat er geen fysieke kering boven of onder de grond waarneembaar is. De waterkering bestaat uit een, door de waterbeheerder aangewezen en in de legger vastgesteld, tracé in de ondergrond met een niet-zichtbaar taludlichaam waarbinnen restricties gelden conform de Keur. Het deelgebied Gershwin valt ruim buiten de verschillende beschermingszones van de waterkering.
Waterkwantiteit en berging
Volgens de Keur dient oppervlaktewater dat wordt gedempt 100% gecompenseerd te worden elders in het gebied. Bovendien dient extra verharding gecompenseerd te worden met extra oppervlaktewater (15% voor de Binnendijkse Buitenveldertse Polder). In de plannen voor Gershwin wordt 1,6 ha oppervlaktewater en 6,2 ha verhard oppervlak gerealiseerd. Ten opzichte van de referentiesituatie 2001 [bron 2 en 13] is dit een toename van de verharding van circa 4,2 ha en een toename van het wateroppervlak van circa 1,4 ha. Bij de autonome ontwikkeling van het deelgebied Gershwin ontstaat zodoende een waterbergingsoverschot van circa 0,7 ha. Voor de ontwikkeling van de Zuidas is de wateropgave van het gehele gebied in kaart gebracht en vervolgens verdeeld over de verschillende deelgebieden aan de hand van de Visie Zuidas 2009. De wateropgave is vastgelegd in de waterbergingskaart. De vastgelegde wateropgave voor deelgebied Gershwin is om uiteindelijk 1,5 hectare oppervlaktewater in het deelgebied te realiseren bij een maximaal verhard oppervlak van 5,9 ha. In de plannen voor Gershwin wordt 1,6 ha oppervlaktewater (0,1 ha meer dan vastgelegd in de waterbergingskaart) en 6,2 ha verhard oppervlak (0,3 ha meer dan vastgelegd in de waterbergingskaart) gerealiseerd. De 0,3 ha extra verhard oppervlak is met de 0,1 ha extra oppervlaktewater voldoende gecompenseerd (hiervoor was circa 0,05 ha extra oppervlaktewater noodzakelijk).
Figuur: Maaiveldinrichting in deelgebied Gershwin verdeeld in verhard-, onverhard- en wateroppervlak
Waterafvoer
Aan de zuidzijde van het deelgebied wordt de De Boelesloot verbreedt tot de De Boelegracht. Deze gracht krijgt een breedte van 26,5 m. Deze watergang heeft ruim voldoende afvoercapaciteit. Het Gershwinplein wordt middels een brug verbonden met de De Boelelaan, waarbij de opstuwing door de brug gering is.
Waterkwaliteit en oever watergangen
Om verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater, grondwater en waterbodem tegen te gaan wordt het gebruik van uitlogende materialen tijdens de bouw- en gebruiksfase voorkomen. Ten aanzien van uitloogbare materialen zullen de richtlijnen van Waternet/AGV worden gevolgd (geen gebruik van PAK, lood, zink en koper). Daarnaast zal bij het beheer zo min mogelijk gebruik worden gemaakt van middelen die kunnen leiden tot verontreiniging van het oppervlakte- of grondwater. De straten zullen regelmatig worden geveegd.
Neerslag die op een niet-verontreinigd oppervlak valt moet zoveel mogelijk afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
Voor de waterkwaliteit is het van belang dat er sprake is van voldoende doorstroming in de watergangen. Watergangen mogen daarom in principe niet doodlopen. De De Boelegracht, de watergang aan de zuidzijde van het deelgebied, loopt aan beide zijden buiten het deelgebied door en staat in verbinding met de rest van het watersysteem van de Binnendijkse Buitenveldertse Polder.
De oever van de De Boelegracht bestaat aan de noordzijde over het algemeen uit grondwaterdoorlatende kademuren in metselwerk. Uitzondering is de kadeconstructie langs de ondergrondse parkeergarage, die mogelijk als grondwaterondoorlatend wordt uitgevoerd. De zuidelijke oever bestaat uit een natuurlijk talud.
Riolering en omgang met hemelwater
In het plangebied zal gescheiden riolering worden toegepast. De verzamel hemelwater-(HWA) en vuilwaterriolering (DWA) zijn gesitueerd onder het trottoir van de Gustav Mahlerlaan. De riolering vanuit het plangebied Gershwin wordt op deze verzamelriolering aangesloten. De minimale gronddekking op de riolering is 80 centimeter en er moet rekening worden gehouden met extra gronddekking voor het verhang van het afwaterriool.
Figuur: Gevels die afwateren op de omliggende openbare ruimte
Bovenstaande figuur geeft aan welke gevels afwateren op de openbare ruimte. De overige gevels wateren af op het binnengebied, in de bouwblokken of in de tuinen.
Het hemelwater van het openbare maaiveld en een groot deel van de omliggende gevels (met uitzondering van de gevels aan de oost-west lopende George Gershwinlaan) wordt met lijngoten en straatkolken verzameld om vervolgens via horizontale riolen naar de De Boelegracht te worden afgevoerd. De te verwachten verkeersintensiteiten zijn zodanig dat geen randvoorzieningen worden voorzien.
Bij een eventueel falen van de hemelwaterafvoer wordt de neerslag geborgen in het klassieke straatprofiel.
Getracht moet worden om een groot deel van het verharde oppervlak (circa 40%) binnen het deelgebied Gershwin als watervertragend in te richten. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door water vast te houden op de daken van de kavels middels daktuinen of een waterplein te realiseren.
Voor nieuw in te richten gebieden geldt binnen Amsterdam de gemeentelijke grondwaternorm. Deze norm is opgenomen in de nota Breed Water, plan gemeentelijke watertaken 2010-2015 [bron 16] en stelt : “Een ontwateringsdiepte van 0,50 m beneden maaiveld mag met een herhalingskans van 1 keer per 2 jaar overschreden worden. Deze norm gaat uit van bouwen zonder kruipruimte. Wanneer bij inrichting van het gebied met kruipruimte wordt gebouwd, mag een ontwateringsdiepte van 0,90 m met een herhalingskans van 1 keer per 2 jaar overschreden worden. Hierbij wordt als richtlijn een verhoogde grondwaterstand over een periode van 5 dagen achtereen als overschrijdingsduur gehanteerd.” Middels een grondwaterstandberekening dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende gebieden met bestaande bouw de grondwaterstand “geen of slechts verwaarloosbare” verslechtering van de grondwatersituatie optreedt.
Binnen de randvoorwaarde van de gemeentelijke grondwaternorm kunnen beheerders van kabels, leidingen, wegen, sporen en openbaar groen aanvullend eisen hebben voor de aanwezige ontwatering (= afstand tussen grondwater en maaiveld).
In de huidige situatie varieert de gemiddelde freatische grondwaterstand (ondiepe grondwater) in het deelgebied Gershwin zich tussen NAP -2,0 m en NAP -1,5 m [bron 8]. De hoogst gemeten grondwaterstand is NAP -1,37 m in peilbuis F05-229A. In het deelgebied wordt ter plaatse van de bestaande peilbuizen voldaan aan de gemeentelijke grondwaternorm bij kruipruimteloos bouwen.
Met een freatisch rekenend grondwatermodel voor het grondwater in de Zuidas is gekeken naar de effecten van de verschillende ondergrondse constructies in het deelgebied Gershwin op de grondwaterstanden. In de grondwatertoets voor deelgebied Gershwin zijn vier scenario’s voor het deelgebied doorgerekend, die verschillen in de aan- of afwezigheid van het Zuidas Dok (gecombineerd met de af- en aanwezigheid van de Spoorslagsloot) en de wijziging van de infiltratiecoëfficiënt (huidig of toekomstig bij toename verharding).
Bij de autonome ontwikkeling binnen het projectgebied Gershwin (dus met de aanwezigheid van de Spoorslagsloot en de afwezigheid van het Zuidas Dok) gaat de maatgevende freatische grondwaterstand variëren tussen NAP -2,2 m (in het middel van deelgebied Gershwin) en NAP -1,4 m (langs de Beethovenstraat, in het oostelijk deel van het deelgebied).
In deze situatie is binnen het deelgebied Gershwin de inzijging van freatisch grondwater naar het eerste watervoerend pakket groter dan de grondwateraanvulling door neerslag. Dit wordt veroorzaakt door de aanzienlijke hoeveelheid verharding binnen het deelgebied. In de transitieperiode (de periode waarin het gebied ontwikkeld wordt) is de hoeveelheid verharding kleiner en zodoende de grondwateraanvulling groter dan in de eindsituatie. In deze transitieperiode is de hoogste maatgevende freatische grondwaterstand NAP -1,3 m.
Met een minimale maaiveldhoogte van NAP -0,55 m is de minimale ontwatering circa 0,7 m en wordt er voldaan aan de gemeentelijke grondwaternorm bij de autonome ontwikkeling van deelgebied Gershwin. De verticale variatie en verhang in het straatprofiel is beperkt (0,2 m).
Figuur : Maatgevende freatische grondwaterstand bij autonome ontwikkeling deelgebied Gershwin (zonder Zuidas Dok met Spoorslagsloot)
De toekomstige realisatie van het Zuidas Dok, de daarbij behorende demping van de Spoorslagsloot (de watergang direct ten zuiden van de ringweg A10-zuid) en de demping van de watergang direct ten oosten van de Beethovenstraat beïnvloeden de grondwaterstanden in deelgebied Gershwin. Met een Zuidas Dok en de dempingen van de genoemde watergangen varieert de maatgevende freatische grondwaterstand in deelgebied Gershwin in de eindsituatie tussen NAP -2,0 m (midden in deelgebied Gershwin) en NAP -0,7 m (Beethovenstraat). In de transitieperiode is de maximale maatgevende freatische grondwaterstand in deze situatie NAP -0,6 m (Beethovenstraat).
Met een minimale maaiveldhoogte van NAP -0,55 m wordt na de demping van de Spoorslagsloot en realisatie van het Zuidas Dok in het grootste deel van het deelgebied Gershwin voldaan aan de gemeentelijke grondwaternorm. Om ook bij de kruising De Gustav Mahlerlaan en de Beethovenstraat te voldoen aan de gemeentelijke grondwaternorm moet te zijner tijd aanvullend onderzoek gedaan worden en wellicht aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld ophoging van het maaiveld, extra oppervlaktewater of grondverbetering) genomen worden.
Figuur 7: Maatgevende freatische grondwaterstand in deelgebied Gershwin na realisatie Zuidas Dok en demping Spoorslagsloot
Aangezien voor bouwen met kruipruimtes strengere normen gelden (ontwatering groter dan 0,9 m) dan voor bouwen zonder kruipruimtes, mag bij de nieuwe bebouwing geen kruipruimte toegepast worden. Het gebruik van permanente kunstmatige ontwateringmiddelen (drains) is niet toegestaan. Ondergrondse constructies, zoals kelders en parkeergarages, moeten waterdicht worden uitgevoerd. Polderconstructies zijn niet toegestaan.
Tabel 1: Gemeten grondwaterkwaliteit deelgebied Gershwin
De grondwaterkwaliteit in het deelgebied Gershwin is in 2005 bepaald. Voorafgaand aan eventuele werkzaamheden dient de bodemkwaliteit en de grondwaterkwaliteit op de locatie nader bekeken te worden.