direct naar inhoud van Hoofdstuk 5 MER /m.e.r.-beoordeling
Plan: Science Park Amsterdam
Plannummer: U1002BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U1002BPGST-OH01

Hoofdstuk 5 MER /m.e.r.-beoordeling

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang een volwaardige plaats in bepaalde plan- en besluitvormingsprocessen te geven. Enerzijds maakt het opstellen van een milieueffectrapport (MER) de initiatiefnemer bewust van de milieugevolgen en anderzijds kan de overheid diverse milieugevolgen in samenhang met elkaar en op een voor de burger transparante wijze bij de besluitvorming betrekken. De regelgeving met betrekking tot de milieueffectrapportage is verankerd in de Wet milieubeheer. Voor sommige plannen of activiteiten geldt direct de verplichting om een MER op te stellen, maar er zijn ook plannen waarvoor het bevoegd gezag moet beoordelen of zij het nodig vindt om ter voorbereiding van een besluit een MER te laten maken (m.e.r.-beoordeling). In het Besluit m.e.r. is opgenomen voor welke activiteiten de m.e.r.-(beoordelings)plicht bestaat. Het gaat dan met name om activiteiten die aanzienlijke nadelige effecten op het milieu kunnen hebben. Ook kan er sprake zijn van een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit geldt voor activiteiten die wel worden genoemd in het Besluit m.e.r., maar vanwege de omvang van de activiteit (onder de drempelwaarde) geen m.e.r.(beoordelings)plicht kent.

Voorliggend bestemmingsplan project voorziet ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan in de (her)ontwikkeling van de volgende onderdelen:

  • Woningen (Kea, ca 198 woningen): Voor dit project is in 2007 een artikel 19 lid 2 WRO vrijstelling verleend in verband met het toestaan van een hogere bouwhoogte voor drie torentjes; het kavel had reeds een woonbestemming in het vigerende bestemmingsplan, in deze planherziening wordt nu een hoogteaccent tot 66m toegestaan;
  • Studentenwoningen (circa 650) met bijbehorende voorzieningen voor detailhandel en/ of horeca tot maximaal 500 m2 (op het Spoorkavel), hiervoor is reeds een projectbesluitprocedure doorlopen en onherroepelijk geworden;
  • Ziekenhuis (medische voorzieningen) tot 39.000 m2;
  • Een uitbreiding met 2.500 m2 bvo ten behoeve van 'centrumvoorzieningen';
  • Het toestaan van meerdere hoogbouwaccenten in het gebied, alsmede een kleine verruiming van het bestemmingsvlak voor het NWO-terrein (waarbij het totale programma t.o.v. van de vigerende regeling gelijk blijft).

Deze (her)ontwikkeling is geen aangewezen project waarvoor vanwege de activiteit en/of omvang daarvan op grond van de C-lijst een m.e.r.-plicht geldt.

Wel kan de activiteit worden gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals genoemd in kolom 1 van de D-lijst. De daarbij in kolom 2 aangegeven drempels (2.000 of meer woningen, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer) worden ruimschoots onderschreden. Op basis daarvan geldt geen verplichting tot een m.e.r.-beoordeling.

Ook op grond van de toetsing conform artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit m.e.r. zijn er geen omstandigheden op grond waarvan een m.e.r.-beoordeling met toepassing van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 Wm moet worden gedaan. Hierbij wordt het volgende overwogen.

  • Het project staat niet in relatie met andere projecten zodat er geen sprake is van gecumuleerde nadelige milieueffecten;
  • Science Park Amsterdam bevindt zich niet in de omgeving van een gevoelig gebied als bedoeld in het Besluit m.e.r;
  • Alle mogelijk milieugevolgen van de herontwikkeling (m.b.t. verkeer, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, bodem, cultuurhistorie en archeologie, natuur- en soortenbescherming) zijn grondig onderzocht en de resultaten daarvan zijn zorgvuldig afgewogen. (De resultaten van deze onderzoeken worden hierna besproken.) Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat het project geen onaanvaardbare hinder of gevaar oplevert. Aan alle van toepassing zijnde grenswaarden (zoals die bijvoorbeeld op grond van de Wet luchtkwaliteit en Wet geluidhinder) kan worden voldaan.
  • Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een beschermd natuurgebied, waardoor nadelige milieueffecten ter plaatse van beschermde gebieden zijn uitgesloten.
  • Gelet op de toegestane functies, reiken de effecten van het project geografisch gezien niet ver.

Op grond van toetsing aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de Europese M.e.r.-richtlijn kan uitgesloten worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Er bestaat derhalve geen plicht of aanleiding voor het volgen van een m.e.r.(beoordelings)procedure.