direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Science Park Amsterdam
Plannummer: U1002BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U1002BPGST-OH01

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Amsterdam 2040 Economisch Sterk en Duurzaam

De centrale ambitie van de structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Om economisch sterk en duurzaam te zijn en Amsterdam en de regio verder te kunnen ontwikkelen als internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool wil Amsterdam onder meer een intensiever gebruik van de bestaande stad en het openhouden van landschap. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte, efficiënter omgaan met energie en vervoer en er hoeft minder landschap te worden aangetast. Daarnaast betekent het ook 70.000 woningen en bijbehorende voorzieningen erbij tot 2040, intensiever gebruik van de haven en huidige bedrijventerreinen en ruimte voor waterberging.

Het gebied Science Park Amsterdam is in de structuurvisie hoofdzakelijk aangemerkt als 'uitrolgebied wonen-werken'.

Het gebied Science Park Amsterdam/ Middenmeer Noord wordt genoemd als één van de drie hoofdopgaven voor Amsterdam Oost: het afmaken van de transformatie/intensivering van het gebied Science Park Amsterdam/ Middenmeer Noord tot knooppunt van kennis en innovatie, als onderdeel van de uitrol van het centrummilieu naar het oosten.

Uit het vervolg van deze toelichting zal verder blijken dat aan de uitgangspunten van de structuurvisie uitwerking wordt gegeven. De structuurvisie is 17 februari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad.

3.4.2 Sociaal Structuurplan 2004-2015 "Wat Amsterdam beweegt"

Het Sociaal Structuurplan 2004-2015 "Wat Amsterdam beweegt" (2005) is het inhoudelijke kader voor de sociale pijler, met als hoofdlijn 'dynamiek' als drijvende kracht en katalysator voor de stad Amsterdam, met drie hoofddoelstellingen:

  • 1. investeren in grootstedelijke dynamiek, zodat Amsterdam een creatieve kennis- en dienstenstad wordt, die in de concurrentiestrijd tussen (inter)nationale vestigingsmilieus een sterke en onderscheidende positie inneemt;
  • 2. investeren in menselijk kapitaal, zodat zoveel mogelijk Amsterdammers zich persoonlijk kunnen ontwikkelen en zelfstandig, volwaardig en actief, en zo nodig met gerichte ondersteuning en participeren in de samenleving via werk en scholing, via sport en bewegen, vrijetijdsactiviteiten en cultuur, en via zorg, welzijn en dienstverlening;
  • 3. investeren in een leefbare omgeving, zodat juist in een moderne en multiculturele omgeving als de Amsterdamse, algemene noties over het samenleven gedeeld, onderhouden en, waar nodig, worden beschermd, en dat deze drie hoofddoelstellingen op programmatische wijze worden uitgewerkt in zes themahoofdstukken, te weten:
    • a. kennisstad (onderwijs en kenniseconomie);
    • b. werkende stad (werk en inkomen);
    • c. culturele stad (kunst, cultuur en creatieve industrieën);
    • d. sportieve stad (vrije tijd en sport);
    • e. zorgzame stad (zorg, welzijn en dienstverlening);
    • f. veilige stad ((sociale) veiligheid).

Het bestemmingsplan 'Science Park Amsterdam' voorziet in bovenstaande uitgangspunten.

3.4.3 Nota Locatiebeleid Amsterdam

In de Nota Locatiebeleid Amsterdam (2008) is nieuw locatiebeleid vastgelegd en zijn nieuwe parkeernormen opgenomen.

Bedrijven moeten in Amsterdam een attractieve plek kunnen vinden om hun bedrijf goed te kunnen laten functioneren. Een belangrijk aspect hierbij is een uitstekende bereikbaarheid van deze plekken. Het locatiebeleid heeft tot doel de bereikbaarheid van (werk)locaties te garanderen en daarmee een gezond woon-, leef- en vestigingsklimaat te behouden en de economische positie van Amsterdam te versterken. Het locatiebeleid draagt bij aan een goede afweging van de verschillende belangen: de concurrentiepositie van Amsterdam, gebiedsontwikkeling, mobiliteit en luchtkwaliteit. In het locatiebeleid staat de toepassing van het principe 'de juiste functie op de juiste plek' centraal.

Er is voor gekozen om de huidige parkeernormen voor kantoren en bedrijven te blijven hanteren. Dit houdt in een parkeernorm voor kantoren en bedrijven van 1:250 m2 bvo op A-locaties en 1:125 m2 bvo op B-locaties. A-locaties bevinden zich rondom de belangrijkste NS-stations (CS, Sloterdijk, Zuid en Bijlmer) en B-locaties zitten in de directe omgeving van ringlijn/metrolijnstations en overige NS-stations of liggen binnen het tram/busnetwerk.
Daarnaast wordt de mogelijkheid gegeven om in bepaalde gevallen van deze vaste normen af te kunnen wijken. Flexibele toepassing van parkeernormen kan alleen als de luchtkwaliteit en de intensiteit/capaciteit van het wegennet dit toelaten. Dit zijn harde randvoorwaarden.

Voor overige niet-woonfuncties (bijvoorbeeld leisure, hotels, congresruimten en winkels) zijn als richtlijn aangepaste CROW-parkeercijfers (dit zijn op de praktijk gebaseerde kencijfers, die zijn ontwikkeld als hulpmiddel bij het berekenen van het aantal aan te leggen parkeerplaatsen bij een bepaalde voorziening) opgenomen.

Voor de woonfunctie zijn geen normen of richtlijnen opgenomen. Stadsdelen of de centrale stad in geval van grootstedelijke gebieden, kunnen zelf deze normen voor wonen opnemen in hun parkeerbeleid of vastleggen in grondexploitatie of erfpachtcontract. Deze normen worden niet centraal geregeld, aangezien de parkeernorm in hoge mate afhankelijk is van de locatie en het type woning.

In hoofdstuk 6 wordt het beleid ten aanzien van parkeren voor het betreffende projectgebied verder geconcretiseerd.

3.4.4 Hoogbouwbeleid

Het hoogbouwbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Amsterdam 2040. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden waar hoogbouw wordt gestimuleerd en gebieden waar hoogbouw zeer terughoudend wordt toegepast. In het bijzonder wordt ingezet op verdichting in gebieden en zones binnen de zuidflank, op locaties langs het waterfront en in zones langs de ringweg A10/ ringlijn. Het plangebied Science Park Amsterdam behoort tot de gebieden waar hoogbouw wordt gestimuleerd.

In het hoogbouwbeleid wordt het opstellen van een Hoogbouweffectrapportage (HER) aanbevolen. Het is een zeer geschikt instrument om alle mogelijke effecten van een hoogbouwplan in beeld te brengen, af te wegen en waar mogelijk maatregelen te kunnen nemen die negatieve effecten wegnemen. In bepaalde gevallen is het opstellen van een HER, met ten minste een onderzoek naar de impact op het stedelijk landschap, verplicht. Dat doet zich voor in situaties waarin terughoudendheid met hoogbouw wordt beoogd. In deze situaties wil het college van B en W mee kunnen beoordelen wat de effecten zijn op gebieden die om verschillende redenen van grote waarde voor de stad worden geacht. Voor de stimuleringsgebieden is geen HER verplicht. Toch is er een HER opgesteld omdat Science Park Amsterdam aan een groene scheg ligt en een deel van het plangebied in de bufferzone ligt (zie Bijlage Hoogbouweffectrapportage Science Park Amsterdam, DRO Amsterdam d.d. 31 mei 2012). Tevens is conform de procedure als geformuleerd in het hoogbouwbeleid een advies van BMA/DRO ten behoeve van het college opgesteld met betrekking tot de HER. Het advies van BMA/DRO geeft aan dat de HER aantoont dat de voorgenomen hoogbouw in het plangebied past binnen de ambities en uitgangspunten van het geldende hoogbouwbeleid. Dit advies is eveneens toegevoegd als bijlage.

Op de HER wordt verder ingegaan in hoofdstuk 15. In dit kader is ook het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB) van belang, waarop wordt ingegaan in hoofdstuk 16. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de stedenbouwkundige inpassing in en effecten op de omgeving.

Uiteraard wordt voor hoge gebouwen tijdens de planvorming aan alle aspecten en effecten van hoogbouw aandacht besteed, om te kunnen komen tot een goed beargumenteerd en afgewogen voornemen om het hoogbouwplan te kunnen realiseren. Zo is in het bestemmingsplan geregeld dat bouwplannen op windhinder kunnen worden beoordeeld, zie verder paragraaf 15.2.

3.4.5 Short stay

Beleidsnotitie short stay
Op 11 februari 2009 heeft de Amsterdamse gemeenteraad ingestemd met het short stay beleid van het college van burgemeester en wethouders. Ruimte bieden aan huisvesting voor expats en bescherming van de woningmarkt staan daarbij voorop. Het nieuwe beleid maakt het mogelijk voor eigenaren om woningen voor dit doel te onttrekken aan de woningvoorraad. Het aanbieden van dergelijke woonruimte is van belang voor de (inter-)nationale economische positie van Amsterdam.

Het short stay beleid in het kort:

  • 1. de basis van het vergunningstelsel voor short stay is tijdelijke woningonttrekking op basis van artikel 30 van de Huisvestingswet;
  • 2. de eigenaar van de woning vraagt een short stay vergunning aan. Deze vergunning geldt voor tien jaar;
  • 3. short stay is alleen mogelijk in woningen met een huur boven de huurliberalisatiegrens (142 punten, € 631,73 per 1 juli 2008, €647,53 per 1 juli 2009);
  • 4. short stay wordt mogelijk vanaf één week tot zes maanden (daarboven is sprake van gewoon wonen);
  • 5. maximaal 5% van de geliberaliseerde huurwoningen in elk stadsdeel mag onttrokken worden ten behoeve van short stay. Alleen voor stadsdeel Centrum geldt een afwijkend percentage van 15%;
  • 6. bij meer vraag dan aanbod wordt een systeem van loting gehanteerd;
  • 7. voor overnachtingen in short stay appartementen moet toeristenbelasting betaald worden;
  • 8. woningen die al vóór eind 2008 met instemming van de gemeente voor short stay werden gebruikt vallen onder het overgangsbeleid;
  • 9. short stay op woonboten wordt mogelijk met een ontheffing binnen de Verordening op de haven en het binnenwater ten behoeve van short stay, mits passend binnen het bestemmingsplan;
  • 10. voor nieuwbouwwoningen (opgeleverd vanaf 1 januari 2008) geldt het vergunningsstelsel voor short stay niet. Short stay is hier zonder woningonttrekkingsvergunning mogelijk. Wel moet het gebruik van de woning voor short stay passen binnen het kader van het bestemmingsplan;
  • 11. alle stadsdelen zullen short stay in hun bestemmingsplannen mogelijk gaan maken (voor zover daarin de bestemming "wonen" is opgenomen). Ook alle grootstedelijke plannen moeten short stay mogelijk gaan maken (voor zover daarin de bestemming "wonen" is opgenomen). Vooruitlopend op de vaststelling van de genoemde bestemmingsplannen wordt er niet gehandhaafd als die strijdigheid zich voordoet.

De bestemmingsplanregeling vloeit voort uit het bepaalde onder punt 10 en 11. In het voorliggende plan is in alle bestemmingen waar (ook) "wonen" is toegestaan tevens "short stay" toegestaan. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen wat onder short stay verstaan wordt.

3.4.6 Kantorenstrategie Amsterdam (2011)

De kantorenstrategie geeft richting aan de rol van de gemeente op de kantorenmarkt om de leegstand terug te brengen tot een acceptabel niveau en de toenemende verversing en de geringe uitbreiding van de kantorenvoorraad vorm te geven. De gemeente wil hiermee bijdragen aan het herstellen van het evenwicht op de kantorenmarkt op termijn. De kantorenstrategie richt zich niet alleen op de planvoorraad, maar vooral ook op de bestaande voorraad. Op stedelijk en projectniveau worden maatregelen en kaders benoemd die bijdragen aan:

  • het stimuleren en faciliteren van herontwikkeling om de kwaliteit van de bruikbare kantorenvoorraad op peil te houden,
  • het stimuleren en faciliteren van transformatie en sloop van in onbruik geraakte kantoren om de omvang van de bestaande kantorenvoorraad te verkleinen en
  • de reductie en temporisering van de planvoorraad voor nieuwbouw in overeenstemming met de lagere toekomstige ruimtebehoefte.

Per saldo zal hierdoor de totale kantorenvoorraad in omvang af dienen te nemen en er weer zicht komen op een 'normaal' leegstandspercentage. Het doel is een continue toekomstbestendige kantorenvoorraad die voldoende ruimte beidt aan de uiteenlopende vraag van huidige en potentiële kantoorondernemingen. In deze kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen.

In de kantorenstrategie is een aantal groeigebieden aangegeven. Een daarvan is Science Park Amsterdam. Deze groeigebieden worden gezien als aantrekkelijke vestigingslocaties voor (toekomstige) kantoorgebruikers. Er is bewust gekozen voor een spreiding van de groeigebieden over de verschillende segmenten zodat aan een divers scala van eindgebruikers mogelijkheden tot nieuwbouw worden geboden. Daarnaast kenmerken veel van de groeigebieden zich als onderscheidend ten opzichte van de bestaande kantorenvoorraad in Amsterdam en voegen daarmee iets toe aan het huidige profiel van de kantorenvoorraad. Een goed voorbeeld hiervan is Science Park Amsterdam dat zich richt op een doelgroep (ICT, life science en duurzame technologie) waarvan in de toekomst nog een groeipotentie verwacht mag worden en die in Amsterdam nauwelijks vestigingsmogelijkheden in de bestaande voorraad hebben. Er worden geen solitaire kantoren ontwikkeld, maar het gaat om een gecombineerde ontwikkeling van kantoor en laboratorium. Voor de groeigebieden geldt bij nieuwe uitgiften een aantal kaders zoals die zijn opgenomen in de kantorenstrategie.