Plan: | Science Park Amsterdam |
---|---|
Plannummer: | U1002BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.U1002BPGST-OH01 |
Er is voor het plangebied overleg gevoerd met Waternet, waarvan de belangrijkste bevindingen hieronder zijn weergegeven.
Waterhuishouding
Voor het bestemmingsplangebied is het gestelde in de keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) van toepassing. De handhaving van deze keur is in handen gegeven van Waternet. Voor dit keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. Hiervoor worden in de keur een aantal algemene gedragregels en ontheffingsbepalingen genoemd.
Grondwater en aanleghoogte maaiveld en wegen
De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is gemeentelijk vastgesteld en luidt: 'Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen, minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter.' Het NWO-compex is reeds bestaand. Hiervoor gelden andere richtlijnen dan voor nieuw gebied. Indien het nodig is mag in dit bestaande gebied drainage worden gehandhaafd en worden aangelegd, uiteraard wel in eigen beheer.
Conform de huidige situatie worden de volgende 4 maaiveldhoogten uitgangspunt:
Het rioolstelsel zal minimaal voldoen aan de eisen van een verbeterd gescheiden stelsel . Bij de aanleg van wegen moet de mogelijkheid van ondergrondse bergbezinkbassins om vervuild water af te voeren worden onderzocht. In het bestemmingsplan worden deze mogelijk gemaakt.
Het gebruik van uitlogende materialen beinvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewateren en dient voorkomen te worden, gedurende zowel de bouw- en de gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte. Uitgangspunt is dat vervuiling wordt aangepakt bij de bron. Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper e.d. (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.
Waterberging
De wateropgave bestaat er uit dat 15% van het nieuw aan te brengen oppervlak in wateroppervlak moet worden gecompenseerd. Dat is een oppervlak van circa 3 hectare. Daarnaast mag het bestaande wateroppervlak van circa 11 hectare niet worden verkleind. Het minimaal benodigde wateroppervlak in de toekomst is circa 14 hectare.
Er wordt gestreefd om via 'groene daken' extra waterbergend vermogen aan het plangebied toe te voegen. Zie verder onder 'Duurzaamheid', hoofdstuk 12.
Waterpeil
Het waterpeil voor de voor het gehele gebied is -5,50 m NAP. Een afwijkend peil in dit gebied komt voor in het Universiteitslaboratoriacomplex Anna Hoeve en de bomensingel in het noordwesten met een peil van -6,20 m NAP.
Waterkeringen
Science Park Amsterdam wordt voor ongeveer 1/2 deel omringd door een directe boezemwaterkering, de Oosterringdijk. De rest van de ring bestaat uit indirecte boezemwaterkeringen, namelijk de noordwestzijde van het grondlichaam van de A10 en de noordzijde van de spoorbaan van de NS. Aan de noordwestzijde is deze spoorbaan door middel van een verbindingsdam aangesloten op de Oosterringdijk. Voor de aanleg of aanpassing van activiteiten, voorzieningen en overig medegebruik rond deze waterkeringen (inclusief de veiligheidszones) dient bij Waternet een keurontheffing aangevraagd te worden.
Waterkwaliteit
Chloride en nutriënten: Van de waterkwaliteitsmeetpunten in de polder Watergraafsmeer zijn er 5 punten tussen 1994 en 2007 bemonsterd. Deze kwaliteitsmeetpunten bevinden zich verspreid over de polder. De periode van bemonstering verschilt per meetpunt. De chlorideconcentratie in de polder is redelijk constant, gemiddeld 190 mg/l, en schommelt bij de meeste meetpunten net onder of rond de MTR-waarde van 200 mg/l (norm van het Maximaal Toelaatbaar Risico). Bij de gemalen ligt de chlorideconcentratie iets hoger dan in de rest van de polder (figuur 1-6 en 1-7). Zowel de concentratie P-totaal als de concentratie N-totaal liggen in de polder boven de MTR-waarde van 0,15 resp. 2,2 mg/l. De concentratie P-totaal is redelijk constant, gemiddeld 0,3 mg/l. De concentratie N-totaal in de polder is eveneens redelijk constant, gemiddeld 3,5 mg/l. Opvallend daarbij is dat de zomerconcentratie N-totaal jaarlijks bij een aantal meetpunten lager ligt dan de winterconcentratie. Er zijn relatief weinig metingen gedaan voor P-totaal en N-totaal, het is daarom niet mogelijk een uitspraak te doen over een meerjarige trend. De waterkwaliteit in de WGM is hiermee zoet en matig voedselrijk te noemen.
Overige parameters: Bij de waterkwaliteitsmeetpunten in de WGM worden geregeld koper- en/of zinkconcentraties waargenomen boven de MTR-waarde (norm van het Maximaal Toelaatbaar Risico) voor koper 3,8 ìg/l resp. voor zink 40 ìg/l. Gemiddeld liggen beide concentraties in de polder dan ook boven de genoemde MTR-waarden. Met name het meetpunt dicht bij de spoorbaan vertoont hoge koper- (tot 12 ìg/l) en zinkconcentraties (tot 190 ìg /l).
Grondwaterkwaliteit
In 1991-1996 zijn circa 30 peilfilters meerdere keren bemonsterd om een referentiebeeld van het Amsterdamse grondwater te verkrijgen en om inzicht te krijgen in de 'natuurlijke' achtergrondwaarden. Hierbij zijn locaties onderzocht die buiten de invloedsfeer van bekende locaties van bodemverontreiniging en -sanering liggen.
De resultaten lieten met betrekking tot de anorganische verbindingen over het algemeen hoge stikstofconcentraties zien. Dit kan komen door de bodemsamenstelling (veen). Ook werden hoge chloridegehalten gevonden. Deze kunnen veroorzaakt worden door kwelwater in polders en invloed van zeewater in de diepere zandlagen. In het Westelijk Havengebied, dat opgehoogd is tot boven boezempeil, treedt kwel op vanuit het Noordzeekanaal. Inlaat van water vanuit het IJsselmeer is nodig om de zoute kwel tegen te gaan. Van (an)organische microverontreinigingen zijn geen noemenswaardige hoge concentraties gevonden, met uitzondering van overschrijdingen van arseen en kwik op sommige locaties. Arseen komt in het zuidelijk deel van Amsterdam en in de Haarlemmermeer van nature veel voor in klei (natuurlijk verhoogd achtergrondgehalte). Kwik komt niet van nature in het grondwater voor en is waarschijnlijk door menselijke invloeden (verontreiniging) in het grondwater terecht gekomen. Mogelijk is kwik in het grondwater afkomstig vanuit de middeleeuwse en 17e eeuwse industrie, bijvoorbeeld uit de hoedenmakerijen, waarin ijzersulfiet voor ontsmetting werd gebruikt. De invloed van het ondiepe grondwater op de kwaliteit van het oppervlaktewater in Amsterdam is onbekend. Regenwater infiltreert gedeeltelijk in de bodem en stroomt na bodempassage af naar het oppervlaktewater. Tijdens de bodempassage verandert de kwaliteit van het regenwater. Het bovenstaande is een algemene constatering voor het Amsterdamse grondwater.
Wettelijke kaders grondwaterzorg
Voor het kwaliteitsbeheer vereist de KRW dat:
Rondom Science Park Amsterdam liggen de volgende KRW-waterlichamen :
In de beheerplannen voor de KRW-waterlichamen dienen de waterbeheerders aan te geven dat zij kennis hebben genomen van de meest relevante RO en/of bouwprojecten (vermeld in het beheerplan of in een achtergronddocument) en een beeld hebben (of zich gaan vormen) van de mogelijke gevolgen voor de KRW-doelen en de daaraan te verbinden maatregelen.
Ook is het zaak dat in de beheerplannen de rol van de Watertoets goed wordt uitgelicht als middel om water en ruimtelijke belangen in het vroegst mogelijke ontwikkelstadium van een nieuw project bij elkaar te brengen, ook weer om in beeld te krijgen wat de mogelijke gevolgen daarvan zijn voor de KRW-doelen en welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de realisatie van het RO-project mogelijk te maken.
Wanneer het watertoetsproces door initiatiefnemer en waterbeheerder vroegtijdig wordt gestart en interactief wordt doorlopen zal voor ruimtelijke ontwikkelingen een inpassing gevonden worden. Op Science Park Amsterdam is dit proces al gedurende langere tijd gaande en de waterbeheerder (AGV) voorziet geen belemmeringen vanuit het waterkwaliteitsoogpunt bij de stedelijke intensivering door Science Park Amsterdam.