direct naar inhoud van 18.3 Artikelgewijze toelichting
Plan: Kop Weespertrekvaart
Plannummer: U0902BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U0902BPGST-OH01

18.3 Artikelgewijze toelichting

Algemeen

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1: inleidende regels; met daarin definities en de wijze van meten en berekenen.
  • b. Hoofdstuk 2: bestemmingsregels; die het hart van ieder bestemmingsplan vormen. Ze zijn opgebouwd uit een bestemmingsomschrijving, waarin een omschrijving wordt gegeven van de aan de grond toegekende functies. De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Verder kunnen in de bestemmingsomschrijving ook impliciet bij de bestemming behorende functies worden genoemd ("met de daarbij behorende"), bijvoorbeeld erf, paden, toegangswegen etc. Per bestemming worden bouwregels gegeven, waarin voor alle bouwwerk en de van toepassing zijnde bouwbepalingen worden geregeld. Waar nodig worden specifieke gebruiksregels gegeven. Daarin kunnen aanvullingen of afwijkingen van de algemene gebruiksregels worden gegeven.
  • c. Hoofdstuk 3: algemene regels; deze hebben betrekking op in beginsel alle voorafgaande regels. Hierbij gaat het onder meer om de anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene bouwregels algemene ontheffingsbevoegdheid;
  • d. Hoofdstuk 4: overgang- en slotregels.

De regels in hoofdstuk 1 en de algemene regels in hoofdstuk 3 gelden voor het bestemmingsplan als geheel. Zij werken door in de diverse bestemmingen.

Artikel 1 Begrippen
Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen dat in de regels wordt gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld.

In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd.

De gehanteerde omschrijving van de begrippen komt overeen met de wijze waarop deze in andere actuele Amsterdamse (grootstedelijke) bestemmingsplannen wordt omschreven.

Artikel 2 Wijze van meten
Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die in de overige regels worden aangegeven.

Artikel 3 Groen-1
Deze bestemming ziet op de twee op de plankaart vastgelegde tuinkamers binnen de Buitenplaats. Binnen deze bestemming en de bestemming Wonen-2 gezamenlijk moet worden voorzien in minimaal 1.370 m2 water. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan. Verder zijn in- en uitritten van de gebouwde parkeervoorzieningen voor de woningen binnen de bestemming Wonen-2 toegestaan.

Artikel 4 Groen-2
Deze bestemming ziet op de andere groenvoorzieningen binnen het plangebied, zoals de laan rondom de buitenplaats (Wonen-2). Een gedeelte van de strook grond aan de oostzijde van de Weespertrekvaart, die wordt gebruik voor openbaar groen, heeft ook deze bestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn onder meer plantsoenen, parken en andere groenvoorziening opgenomen. Het terrein waar een skatebaan ligt aan de oostzijde van de Weespertrekvaart valt eveneens binnen deze bestemming.

Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan. De bouwhoogte van deze bouwwerken is gemaximaliseerd op 1 meter en een bebouwingsoppervlak van maximaal 10 m2., met uitzondering van speelvoorzieningen. Mede in verband met de skatebaan geldt voor speelvoorzieningen een maximale bouwhoogte van 5 meter en een bebouwingsoppervlak van 30 m2.

De langzaamverkeersroute op de dijk langs de Weespertrekvaart (de Weesperzijde) heeft de bestemming Verkeer-3 gekregen.

Artikelen 5 en 6 Verkeer-1 en Verkeer-2
Wenckebachweg heeft tot de keerlus de bestemming Verkeer-1 gekregen. Gelet op artikel 3.3.1, van het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet geluidhinder is voorzien in het opnemen van het aantal rijstroken. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Voor het overige zijn de rijwegen bestemd als Verkeer-2. Deze wegen zijn 30-km wegen en zijn en vallen niet onder de Wet geluidhinder. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Artikel 7 Verkeer-3
De gronden die bestemd zijn voor fiets- en voetpaden, pleinen, verblijfsruimten en hebben de bestemming "Verkeer 3" gekregen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Artikel 8 Verkeer-4
De aanwezige spoorweg en metrolijn zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. Hierdoor sluit het bestemmingsplan aan op het bestemmingsplan Amstelkwartier Binnendijks en het bestemmingsplan Overamstel Buitendijks. Binnen deze bestemming wordt expliciet geregeld dat een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,1 3 meter over een lengte van 325 meter kan worden opgericht ter afscherming van de geluidbelasting van het spoor op de woningen van het stadsblok. Daartoe is op de plankaart een aanduiding "geluidscherm" opgenomen.

Artikel 9 Water
De Weespertrekvaart heeft de bestemming Water gekregen. Binnen deze bestemming is het toegestaan een voetbrug en een fiets- en voetbrug te realiseren. Ten behoeve van de voet- en fietsbrug is een aanduiding op de plankaart opgenomen. Voor de voetbrug is op de plankaart een relatielijn aangegeven. De exacte locatie van de voetbrug ligt nog niet vast. Daarom is de voetbrug middels een relatielijn op de plankaart aangegeven. In de planregels is opgenomen dat de voetbrug binnen 25 meter van de relatielijn moet worden aangelegd. .

De voetbrug Het gebruik van het water voor ligplaatsen voor woonboten en het aan- en afmeren of afgemeerd houden van schepen is expliciet uitgezonderd.

Artikel 10 Wonen-1
Deze bestemming heeft betrekking op het zogenaamde stadsblok. Bij deze bestemming is gekozen voor een zo globaal mogelijke regeling ten einde de mogelijkheid open te laten om het stadsblok op te splitsen, waarbij het hoogbouwvolume wordt verzelfstandigd.

Naast de woonfunctie zijn op de eerste bouwlaag/plinten de functies bedrijven, kantoren, dienstverlening en detailhandel toegestaan. Op de overige bouwlagen is uitsluitend wonen toegestaan. Binnen de woonfunctie is praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis toegestaan, mits deze ondergeschikt is aan de woonfunctie. In artikel 1 van de regels is een omschrijving van praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis gegeven.

Het kinderdagverblijf kan uitsluitend worden gerealiseerd aan de oost- en zuidoost van het stadsblok. Hierbij is rekening gehouden met het advies van de regionale ten aanzien van de externe veiligheid.

Voor de toelaatbaarheid bedrijven, kantoren en dienstverlening wordt gebruikgemaakt van een Staat van inrichtingen, die als bijlage bij de regels is opgenomen zie ook hoofdstuk 11. In dit verband is ook artikel 17 van de regels relevant. Daarin wordt de toepassing van de Staat van Inrichtingen nader geregeld.

Er zijn alleen gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan. Deze moeten verdiept of half verdiept worden gebouwd. Verdiepte parkeervoorzieningen mogen tot maximaal 0,50 meter boven peil worden gebouwd, De halfverdiepte parkeervoorzieningen moeten minimaal 5 meter terugliggen van de voorgevel.

Vanwege het spoorweggeluid moeten de woningen aan de zijde van het spoor zijn voorzien van een dove gevel of een geluidwerende vlies. Voor alle woningen (en andere geluidgevoelige bestemmingen) is bepaald dat zij tenminste één geluidsluwe zijde moeten hebben. Daarbij is in de gebruiksregels bepaald dat de woningen pas in gebruik mogen worden genomen als een geluidscherm binnen de bestemming "Verkeer-4" is opgericht. Er kunnen nadere eisen, worden opgelegd in verband met het tegengaan van nadelige effecten van de geluidbelasting teneinde een goed woon- en leefklimaat te bewerkstellingen.

Aan de noordzijde van het stadsblok is voorzien in hoogbouw. De minimale hoogte bedraagt 60 meter en de maximale bouwhoogte 73 meter.

Binnen het stadsblok moet worden voorzien in tuinen. De minimale oppervlakte van de tuinen bedraagt 1500 m2. Binnen de tuinen zijn geen bouwwerken toegestaan. Onder de tuin mag wel worden voorzien in een gebouwde parkeervoorziening, mits deze verdiept of half verdiept mits wordt aangelegd.

In de regels is voorzien in de aanleg van een weg, waardoor het stadsblok wordt gesplitst (zie hierboven), De exacte ligging van de weg ligt nog niet vast. Daarom is een relatielijn op de plankaart opgenomen, die de globale ligging van de weg aangeeft.

Artikel 11 Wonen-2
Binnen deze bestemming is uitsluitend een woonfunctie toegestaan. Wel is praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis toegestaan, mits deze ondergeschikt is aan de woonfunctie.

Evenals bij Wonen-1 zijn alleen gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan. Deze moeten verdiept of half verdiept worden gebouwd. Verdiepte parkeervoorzieningen mogen tot maximaal 0,50 meter boven peil worden gebouwd, De halfverdiepte parkeervoorzieningen moeten minimaal 5 meter terugliggen van de voorgevel.

Deze moeten geheel verdiept worden gebouwd, met uitzondering van de parkeervoorzieningen onder de woningen. Deze mogen tot maximaal 0,50 meter boven peil worden gebouwd.

Vanwege het spoorweggeluid moeten de woningen binnen het aanduidingsvlak "specifieke aanduiding dove gevel" aan de zijde van het spoor zijn voorzien van een dove gevel en dienen zij verder tenminste een geluidsluwe gevel te hebben. In verband met het spoorweggeluid is verder in de regels geregeld dat de woningen pas mogen worden gebouwd, indien het stadsblok is gerealiseerd.

Binnen deze bestemming en de bestemming Groen-1 gezamenlijk moet worden voorzien in minimaal 1.370 m2 water.

Artikel 12 en 13 Waarde-Archeologie-1 en Waarde-Archeologie-2
In het gehele plangebied is mogelijk sprake is van archeologische waarden. Daarom is een dubbelbestemming opgenomen met daarin een regeling ter bescherming van mogelijke archeologische waarden voor enerzijds het bouwen en anderzijds het roeren van grond zonder dat sprake is van bouwen. Dit laatste in de vorm van een aanlegvergunningstelsel. Een dubbelbestemming legt beperkingen op aan de onderliggende (hoofd)bestemmingen. Zij gaat vóór de onderliggende bestemming, wat betekent dat de bepalingen van de bestemming uitsluitend van toepassing zijn, voor zover zij niet strijdig zijn met de bepalingen van de dubbelbestemming. Dit artikel vloeit voort uit de verplichting die de in 2007 in werking getreden Wet op de Archeologische Monumentenzorg oplegt ten aanzien van de bescherming van archeologische waarden. Dit stelsel beoogt te voorkomen dat de te beschermen archeologische waarden teloor gaan. Conserveren in de bodem staat hierbij voorop, maar ook het doen van opgravingen is een mogelijkheid om archeologische waarden zeker te stellen. Het College van burgemeester en wethouders verleent de vereiste aanlegvergunning indien dit zich verdraagt met de mogelijk aanwezige te beschermen waarden. In de praktijk komt het er veelal op neer dat de aanlegvergunning kan worden verleend indien het noodzakelijke archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden is afgerond.

Het verschil in de dubbelbestemming heeft te maken met het verschil in de mogelijke archeologische waarde van de gebieden (zie ook paragraaf 16.3).

Artikel 14 Waterstaat-Waterkering
Zoals in paragraaf 9.4 beschreven loopt er een waterkering door het gebied. Een gedeelte van de Weespertrekvaart alsmede de gronden ten oosten daarvan hebben eveneens een waterkerende functie. Op de plankaart is de waterkering met een dubbelbestemming weergegeven. Op deze gronden mag niet onder peil worden gebouwd. Voor een aantal handelingen in dit gebied is een aanlegvergunning vereist, danwel een ontheffing. Om te kunnen vaststellen of het waterkerend vermogen al dan niet wordt aangetast door een eventueel te verlenen aanlegvergunning of ontheffing, zal al overleg plaatsvinden met Waternet.

Artikel 15 Antidubbeltelregel
Deze bepaling vormt evenals de overgangsbepaling een van de""standaardregels" die het Bro als verplicht op te nemen bepaling in een bestemmingsplan voorschrijft en komt dus geheel overeen met de tekst uit het Bro. Het moet verhinderen dat bouwpercelen, die slechts voor een bepaald deel mogen worden bebouwd, later alsnog kunnen worden volgebouwd. Nadat een eerste bouwwerk is gerealiseerd, moet deze bepaling voorkomen dat het overgebleven open terrein opnieuw als het totale bouwperceel kan worden beschouwd.

Artikel 16 Algemene bouwregels
Dit artikel maakt bepaalde, kleine overschrijdingen van bestemmingsvlakgrenzen en bebouwingsregels mogelijk zonder een ontheffingsprocedure. In het verleden waren voor zulke geringe overschrijdingen wel ontheffingsprocedures nodig. Maar in de praktijk bleken de in dit artikel opgesomde overschrijdingen altijd een ontheffing te krijgen. Daarom zijn ze in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt "bij wijze van recht". Dat komt de helderheid vooraf ten goede en kan de proceduredruk verminderen.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is in aanvulling op het algemene gebruiksverbod in de Wet ruimtelijke ordening een aantal specifieke activiteiten uitgezonderd. In dit artikel is ook de regeling inzake de Staat van Inrichtingen opgenomen (zie ook hoofdstuk 11). Deze 'Staat van Inrichtingen' maakt als bijlage deel uit van de regels van dit bestemmingsplan.

De VNG-lijst uit de "Bedrijven en Milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk van 2007" (VNG-publicatie) is het uitgangspunt geweest voor de lijst die in dit bestemmingsplan is gekoppeld aan alle bestemmingen waarbinnen mogelijk milieuhinderlijke functies zijn toegestaan. Deze 'Staat van Inrichtingen' maakt als bijlage deel uit van de regels van dit bestemmingsplan.

Voor het gebied waar bedrijven en milieugevoelige functies zijn gemengd (zoals in dit bestemmingsplan) zijn afstandsnormen niet goed bruikbaar. De VNG-methodiek kent hiervoor een benadering waarbij geen afstandsnormen worden gehanteerd.

Binnen de bestemming Wonen-1 zijn functies toegestaan tot maximaal milieuhindercategorie 2.

Het uitgangspunt bij de VNG-indeling in categorieën is de te verwachten milieuhinder bij een gemiddeld bedrijf van een bepaald type. Anders dan in de verhouding tussen functies op een bedrijventerrein en een naastgelegen gebied met (onder andere) milieugevoelige functies zoals wonen, is hier geen sprake van een afstandsnorm als uitgangspunt. In een gemengd gebied is een fysieke scheiding van functies immers niet aan de orde. Waar Amsterdam al sinds lange tijd bestemmingsplannen kent met een gebiedstypering en een bijbehorend maximum ten aanzien van de milieuhindercategorie, is deze methodiek nu ook opgenomen in de handreiking milieuzonering van de VNG. De Staat van Inrichtingen bij dit bestemmingsplan is op deze lijst gebaseerd. Aangezien het gebied een autoluw karakter krijgt zijn bedrijven met een aanzienlijk verkeersaantrekkende werking, zoals garages en transportbedrijven, niet opgenomen in de Staat van Inrichtingen (doorgehaald).

Wanneer een nieuw te vestigen bedrijf zich aandient, zal de potentiële milieubelasting in eerste instantie worden getoetst aan de Staat van Inrichtingen. Eventueel kan die toetsing worden verfijnd door te kijken naar de actuele milieubelasting, bijvoorbeeld als sprake is van bestaand bedrijf dat van elders komt. In dat geval kan worden bezien of aanvullende eisen worden gesteld of dat er juist ontheffingsbepalingen kunnen gelden.

Er is een ontheffingsbepaling opgenomen voor bedrijfssoorten die niet in de Staat van Inrichtingen voorkomen. Voorwaarde voor zo'n ontheffing is dat het bedrijf ten hoogste een vergelijkbare milieubelasting heeft als andere bedrijven die in dat bestemmingsvlak zijn toegestaan en wél bekend zijn in de Staat van Inrichtingen. Ook de Wet Milieubeheervergunning kan daartoe eisen stellen voor aanvullende voorzieningen in de bedrijfsvoering.

Artikel 18 Algemene ontheffingsregels
Met dit voorschrift kunnen Burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van onderdelen van bestemmingsbepalingen, mocht dat in die bepalingen zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden onder meer bepalingen over specifieke doeleinden zoals antennes, liftopbouwen en overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen gaan in dit geval verder dan eerder in artikel 16 en maken een afwegingsmoment noodzakelijk. Een ontheffing kan echter nooit zover gaan dat de bestemming wordt veranderd.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel maakt het in de eerste plaats mogelijk de Staat van Inrichtingen te wijzigen. Verder kunnen de dubbelbestemmingen Waarde-archeologie-1" en "Waarde-archeologie-2 geheel of gedeeltelijk worden geschrapt indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 20 Algemene procedureregels
Bij de toepassing van (binnenplanse) ontheffingen en nadere eisen is een procedureregeling opgenomen

Artikel 21 Overige regels
In de regels wordt een enkele keer verwezen naar andere regelgeving. Landelijke regelgeving kan bijvoorbeeld gedurende de looptijd van het bestemmingsplan veranderen, terwijl in het plan nog oude regels worden gehanteerd

Artikel 22 Overgangsrecht
In dit artikel zijn overgangsregels opgenomen, die evenals de anti-dubbeltelregel behoren tot de standaardregels uit het Bro.

Artikel 23 Slotregel
De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door de gemeenteraad.

Bijlage 1 Staat van inrichtingen
In de regels is als bijlage een Staat van inrichtingen opgenomen. In artikel 17 wordt naar deze Staat verwezen.