direct naar inhoud van Artikel 8 Gemengd - 6
Plan: Delflandplein- Staalmanpleinbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.R0902BPSTD-VG01

Artikel 8 Gemengd - 6

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan-huis-verbonden beroep;
  • b. bedrijf;
  • c. detailhandel;
  • d. dienstverlening;
  • e. groen;
  • f. horeca van categorie 1 en 2;
  • g. hotel;
  • h. kantoor;
  • i. maatschappelijke voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. parkeren;
  • l. recreatie;
  • m. short stay;
  • n. tuin;
  • o. verblijfsgebied;
  • p. verkeersareaal;
  • q. water;
  • r. wonen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte: zoals in het bestemmingsplan staat aangegeven;
  • b. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%;
  • c. minimum bouwhoogte eerste en tweede bouwlaag: 7 meter;
  • d. minimum bouwhoogte eerste bouwlaag in de zone van 4 meter vanaf de bestemming 'Verkeer - 3' of de bestemming 'Verkeer -4': 3,5 meter;
  • e. maximum hoogte bovenkant vloer eerste bouwlaag in de zone van 4 meter vanaf de bestemming 'Verkeer - 3' of de bestemming 'Verkeer -4' : niet hoger dan 20 centimeter boven het peil.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. minimum bouwhoogte luifels: 5 meter;
  • b. maximum bouwhoogte luifels: 7 meter;
  • c. maximum bouwhoogte overige bouwwerken: 2 meter.
8.2.4 Stille zijde

Het bouwen van een woning is uitsluitend toegestaan indien deze woning is voorzien van een stille zijde.

8.2.5 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' geldt dat vanaf peil tot aan de vloer van de tweede bouwlaag geen bebouwing mag worden opgericht, behoudens de voor hogere opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies, waarbij de vloer van de tweede bouwlaag op minimaal 5 meter vanaf het peil dient te zijn gelegen.

8.3 Nadere eisen
  • a. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien van voorzieningen die verband houden met de geluidbelasting. Het dagelijks bestuur stelt, indien akoestisch onderzoek daartoe aanleiding geeft, nadere eisen aan bouwplannen die voorzien in de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat de woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden voorzien van één of meer dove gevels of vliesgevels:
    • 1. indien geen of niet toereikende hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld en
    • 2. geen omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van gebouwen met zodanige afschermende werking dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen lager of gelijk is dan de voorkeursgrenswaarde.

In dat kader kan het dagelijks bestuur tevens van een initiatiefnemer verlangen dat voor zijn bouwplan een akoestisch onderzoek wordt overlegd;

  • b. Het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan indien de gevels zodanig gebouwd worden dat uit akoestisch onderzoek blijkt dat wordt voorkomen dat de gevels een zodanige reflectie van geluid veroorzaken dat de geluidbelasting op geprojecteerde of bestaande tegenoverliggende gevels van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen hoger is 48 dB vanwege wegverkeerslawaai;
  • c. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van bouwwerken ter voorkoming of beperking van windhinder. In dat kader kan het dagelijks bestuur tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een windtunnelonderzoek aan hen te overleggen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. voor bedrijven geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 10.000 m2;
    • 2. maximum bruto oppervlak per vestiging: 250 m2;
  • b. voor detailhandel geldt:
    • 1. situering: uitsluitend ten westen van de Einsteinweg;
    • 2. maximum bruto vloeroppervlak: 5.000 m²;
  • c. voor dienstverlening geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 9.000 m²;
  • d. voor horeca van categorie 1 en 2 geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 1.100 m2;
  • e. voor hotel geldt:
    • 1. situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – hotel';
    • 2. maximum bruto vloeroppervlak: 25.500 m²;
  • f. voor kantoren geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 40.000 m²;
  • g. voor maatschappelijke voorzieningen geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 3.500 m2;
    • 2. geluidsgevoelige bestemmingen en kinderdagverblijven zijn niet toegestaan;
  • h. voor parkeren geldt:
    • 1. parkeernorm bedrijven en kantoren: maximaal 1 parkeerplaats per 125 m² bruto vloeroppervlak;
    • 2. parkeernorm detailhandel, zijnde een supermarkt: 3 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak;
    • 3. parkeernorm detailhandel, niet zijnde een supermarkt: 1 tot 1,5 parkeerplaats per 100 m² bruto vloeroppervlak;
    • 4. parkeernorm dienstverlening: 1 tot 1,7 parkeerplaats per 100 m² bruto vloeroppervlak;
    • 5. parkeernorm maatschappelijke voorzieningen en recreatie: maximaal 1 parkeerplaats per 100 m² bruto vloeroppervlak;
    • 6. parkeernorm hotel: 0,5 tot 0,7 parkeerplaats per kamer;
    • 7. parkeernorm short stay en wonen: 0,7 tot 1,25 parkeerplaats per woning;
    • 8. minimum percentage gebouwde parkeervoorzieningen: 80%;
  • i. voor recreatie geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 2.800 m²;
  • j. voor short stay en wonen geldt:
    • 1. situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen
    • 2. maximum aantal woningen: 245.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd om in afwijking van de in lid 8.4 onder h aangegeven parkeernormen een omgevingsvergunning te verlenen indien uit onderzoek blijkt dat op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen met dien verstande dat de in lid 8.4 onder h genoemde parkeernormen aangevuld dan wel aangepast kunnen worden indien uit onderzoek blijkt dat een hogere parkeernorm een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte voorkomt.