direct naar inhoud van Artikel 23 Gemengd - Uit te werken bestemming - 2
Plan: Delflandplein- Staalmanpleinbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.R0902BPSTD-VG01

Artikel 23 Gemengd - Uit te werken bestemming - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken bestemming - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan-huis-verbonden beroep;
  • b. bedrijf;
  • c. groen;
  • d. kantoor;
  • e. parkeren;
  • f. short stay;
  • g. tuin;
  • h. verblijfsgebied;
  • i. verkeersareaal;
  • j. water;
  • k. wonen.
23.2 Uitwerkingsregels

Het dagelijks bestuur werkt het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van de volgende regels:

  • a. voor bedrijven, kantoren en wonen geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 12.000 m2;
  • b. voor bedrijven geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 2.000 m2;
    • 2. maximum bruto oppervlak per vestiging: 250 m2;
  • c. voor kantoren geldt:
    • 1. maximum bruto vloeroppervlak: 10.000 m2;
  • d. voor parkeren geldt:
    • 1. parkeernorm bedrijven en kantoren: maximaal 1 parkeerplaats per 125 m² bruto vloeroppervlak;
    • 2. parkeernorm short stay en wonen: 0,7 tot 1,25 parkeerplaats per woning;
    • 3. situering: uitsluitend binnen het bestemmingsvlak;
    • 4. minimum percentage gebouwde parkeervoorzieningen: 80%;
    • 5. het dagelijks bestuur is bevoegd om in afwijking van:
      • de in d onder 1 t/m 2 aangegeven parkeernormen een omgevingsvergunning te verlenen indien uit onderzoek blijkt dat op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
      • de in d onder 3 aangegeven situering indien uit onderzoek blijkt dat er buiten het bestemmingsvlak voldoende ruimte is voor het realiseren van een deel van de benodigde parkeerplaatsen ten behoeve van deze bestemming, met dien verstande dat door toepassing van de afwijkingsbevoegdheid maximaal 20% van de benodigde parkeerplaatsen buiten het bestemmingsvlak mag worden gerealiseerd;
    • 6. het dagelijks bestuur is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen met dien verstande dat de in d onder 1 t/m 2 genoemde parkeernormen aangevuld dan wel aangepast kunnen worden indien uit onderzoek blijkt dat een hogere parkeernorm een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte voorkomt.
23.3 Bouwregels
23.3.1 Algemeen

Op en onder de in lid 23.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

23.3.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte: zoals in het bestemmingsplan staat aangegeven, met dien verstande dat binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hogere bouwhoogte' voor maximaal 35% van de gronden een maximum bouwhoogte van 40 meter geldt;
  • b. maximum bebouwingspercentage: zoals in het bestemmingsplan staat aangegeven;
  • c. maximum hoogte bovenkant vloer eerste bouwlaag in de zone van 4 meter vanaf de bestemming 'Verkeer - 3': niet hoger dan 20 centimeter boven het peil.
23.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter.

23.3.4 Gevels
  • a. Het bouwen van woningen is uitsluitend toegestaan indien de gevels zijn uitgevoerd als dove gevel, welke voorwaarde geldt voor gevels die zijn gelegen binnen de geluidzones voor industrieterreinen, spoorwegen of wegen, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen ten gevolge van elk van deze zones lager of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde dan wel de vastgestelde hogere waarde, al dan niet door het toepassen van vliesgevels;
  • b. Het bouwen van een woning is uitsluitend toegestaan indien deze woning is voorzien van een stille zijde.
23.3.5 Voorlopig bouwverbod

Op de in lid 23.1 vermelde gronden mogen gebouwen slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door het dagelijks bestuur vastgesteld uitwerkingsplan.

23.4 Afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 23.3.5 een omgevingsvergunning te verlenen, indien een ontwerpuitwerkingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage is gelegd en het bouwplan in overeenstemming is met dit ontwerpuitwerkingsplan.