direct naar inhoud van 2.3 Geschiedenis
Plan: Osdorperweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02

2.3 Geschiedenis

In deze paragraaf wordt een historische schets van het plangebied en omgeving weergegeven. De beschrijvingen zijn overgenomen uit de Cultuurhistorische Verkenning 2007.

2.3.1 Ontstaan en ontwikkeling in de middeleeuwen

Het veengebied aan de westkant van Amsterdam hoort in historisch-geografisch opzicht bij het landschap van de veenontginningen (Barends e.a., 2000, p. 8, 54 e.v.). Het Utrechts-Hollandse deel daarvan is merendeels in de periode tussen ca. 950 en ca. 1300 ontgonnen. Deze ontginningen verliepen georganiseerd. Vanaf de ontginningsbasis werden de strookvormige percelen uitgezet. De sloten werden zoveel mogelijk evenwijdig en ongeveer loodrecht of onder een schuine hoek op de ontginningsbasis gegraven om een zo effectief mogelijke afwatering te verkrijgen. Zij- en achterkaden werden opgeworpen om het water van aangrenzende ontginningen of nog niet ontgonnen veen te weren.

De boerderijen verrezen op de kop van de kavels, zodat langgerekte boerderijlinten ontstonden. Daarbinnen vond op knooppunten van wegen komvorming plaats: verdichting van de bebouwing en vestiging van functies als kerken, rechthuizen e.d. Op deze wijze ontstonden dorpen als Sloten en Osdorp.

Het veengebied werd aanvankelijk gebruikt als akkerland. Het veen oxideerde daardoor echter en zakte in. Een diepere ontwatering was dan nodig om het land weer in cultuur te kunnen houden. Na verloop van tijd was akkerbouw niet meer mogelijk vanwege de optredende bodemdaling; de grond was en bleef te nat. In de loop van de 14e eeuw kwam aan de graanbouw een eind. De omschakeling die hierop volgde had echter ook van doen met de opkomst van de stedelijke markt. Met de groei van Amsterdam kwam ook de vraag naar melk, kaas en andere zuivelproducten op, en later de vraag naar groenten.

2.3.2 Verevening en droogmakerij

De ontginningsblokken lagen aan de basis van de verdeling in waterstaatkundige eenheden, de polders. Nog in de Middeleeuwen werden deze gevormd. Inmiddels kwam ook een ander gebruik van het veen op: afgraving ten behoeve van turfwinning.

De uitgeveende grond werd vaak aan zijn lot overgelaten waardoor plassen ontstonden die door de wind steeds werden vergroot. Ook het Haarlemmermeer, van oorsprong een natuurlijk meer, werd door oeverafslag groter. Vervolgens slokte het meer een aantal andere meren en plassen op.

Ook in het westelijk buitengebied lag een aantal natuurlijke meren: het Lutkemeer, het Slotermeer, het Nieuwe Meer en het Ookmeer. Net als het Haarlemmermeer werden deze door de wind vergroot.

In de 17e/18e eeuw werd het gebied aan alle kanten door het water bedreigd: in het noorden het IJ, in het westen en zuiden het Haarlemmermeer, in het zuidoosten het daarmee verbonden Nieuwe Meer. Deze situatie is afgebeeld op de Kaart van Amstelland van Johannes Condet uit 1749 (Heinemeijer e.a., 1987 p. 102 -103). De dorpen Rijk en Nieuwerkerk waren al geruime tijd weggespoeld. De kaart geeft ook aan dat men inmiddels met drooglegging bezig was: het Slotermeer is veranderd in een droogmakerij met een centrale middenas en haaks daarop de percelen. Het meer was in 1642 drooggelegd; in het kader van het AUP 1935 is het weer in water veranderd; er werd ophoogzand uit gewonnen voor de westelijke tuinsteden.

Lange tijd bleef de Slotermeerpolder de enige droogmakerij. De Topographische en Militaire Kaart van rond 1850 laat de midden-19e eeuwse situatie zien. In het buitengebied ten westen van de Kostverlorenvaart/Schinkel en ten zuiden van de Haarlemmertrekvaart lagen de Osdorper Bovenpolder, de (Middelveldsche) Akerpolder, de Osdorper Binnenpolder, de Sloterpolder (verdeeld in Uitwegzijde, Sloterwegzijde en Baarsjeszijde en ontstaan door samenvoeging van de polders van Sloterdijk en Sloten in 1598), de Sloter Bovenwegspolder (later Riekerpolder) en de polder Slotermeer. De Slotermeer is nog steeds de enige droogmakerij, wel is men inmiddels bezig met de drooglegging van het Haarlemmermeer. De Ringvaart was al aangelegd.

Het Lutkemeer werd vervolgens in 1864-1865, drooggelegd, het Ookmeer in 1874, het Nieuwe Meer bleef water. De Lutkemeerpolder werd aanvankelijk bemalen met een stoomgemaal dat in 1925 werd vervangen door een - nog bestaand - elektrisch gemaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02_0006.jpg"

Deel van de kaart van Amstelland van Johannes Condet uit 1749
(Heinemeijer e.a., 1987 p. 102 -103).

Door de droogleggingen ontstond in het buitengebied een tweedeling tussen het oude, hoger gelegen en niet verveende land en de lager gelegen droogmakerijen. Ook in de verkaveling is er verschil: de droogmakerijen werden grootschaliger en regelmatiger verkaveld.
De begin 20ste eeuwse topografische kaarten 1:25.000 (366 en 347) laten het voortgaande droogmakingsproces zien: de Haarlemmermeerpolder is de grootste droogmakerij in de omgeving. De Lutkemeerpolder en de Ookmeerpolder zijn gerealiseerd.
Er wordt echter ook druk verveend: de Middelveldsche Akerpolder is al verveend, vervolgens in 1896 drooggemaakt en weer in cultuur gebracht. De Osdorper Bovenpolder staat op de kaart aangegeven als 'In Vervening'. In 1896 was daartoe vergunning verleend. Om de Lutkemeerpolder te vrijwaren voor wateroverlast vanuit de vervening werd de dijk tussen de beide polders, de Wijsentkade, versterkt en verhoogd.
In 1921 werd de polder weer drooggemaakt. Ook een deel van de Osdorper Binnenpolder werd nog verveend: het gebied De Eendracht. In 1941 werd deze polder weer drooggelegd en ingericht volgens een plan van C. van Eesteren. De moderne verkaveling met grote percelen zag hij als een 'proeftuin' voor de IJsselmeerpolders. Aan de westkant is nog een deel van het ontwerp aanwezig (stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer). Al met al bleef alleen een deel van de Osdorper Binnenpolder (stadsdeel Osdorp) buiten de vervening: dit gebied heeft in essentie de middeleeuwse (ontginnings)structuur behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02_0007.jpg"

De begin 20ste-eeuwse topografische kaarten 1:25.000 (366 en 347).

2.3.3 Osdorp

Osdorp is van middeleeuwse oorsprong. In bronnen uit 1155 en later wordt het dorp Okesthorp en Okkstorp genoemd. Vermoedelijk gaat het eerste deel van de naam terug op de persoonsnaam Okko of Okke.

De achtereenvolgende historische kaarten geven Osdorp steeds aan als niet meer dan een handvol huizen en boerderijen ter hoogte van de knik in de Osdorperweg. In 1789 was in het lint een RK kerk gebouwd, met begraafplaats, op kosten van pastoor H. van Halteren. In november 1836 ging bij een storm de kerktoren verloren. In 1846 telde het dorp 9 huizen met zo'n 35 inwoners (Van der Aa, 1846, p. 616).

Even ten zuiden van Osdorp lag een batterij aan de Osdorperweg bij de Uitweg die half 19e eeuw echter niet meer in gebruik was. De batterij hoorde wellicht bij de 'Posten van Kraijenhoff' uit 1810, een van de voorfasen van de Stelling van Amsterdam (1880 - 1920).

De topografische kaart 1:25000 uit 1908 laat zien dat de westelijke contour van de batterij nog aanwezig was. In de huidige situatie is niets meer aanwezig; de locatie is aan de zuidkant van de kruising Baden Powellweg/Tussenmeer; het tracé van de Uitweg is ook geheel verdwenen.

2.3.4 Het Westelijke Buitengebied na 1945

Het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van 1935 besloeg een groot deel van de vroegere gemeente Sloten. In het gebied ten noorden van het dorp werden de tuinsteden Slotermeer, Geuzenveld en Osdorp gebouwd, aan de oostkant Slotervaart, Overtoomseveld en Westlandgracht.

Slotermeer kwam ter plaatse van een gedeelte van de Osdorper Binnenpolder; Geuzenveld en Osdorp werden gedeeltelijk in de Osdorper Binnenpolder en gedeeltelijk in de Middelveldsche Akerpolder gerealiseerd. Slotervaart, Overtoomseveld en Westlandgracht gingen een groot deel van de Sloter Binnenpolder beslaan.

Ook het resterende buitengebied van de voormalige gemeente Sloten kwam in het AUP aan bod. De bestemmingen waren agrarisch, verkeer, bijzondere bestemmingen en water. De agrarische bestemming bestond uit akkerbouw, veeteelt en tuinbouw in de Akerpolder, de Osdorper Bovenpolder en de Osdorper Binnenpolder.

In de partiële herziening van 1950 kwam hier voor het buitengebied van de huidige deelgemeente Osdorp met name de bestemming begraafplaatsen bij (Westgaarde, ontwerp 1965). In 1961 werden militair terrein en parken en plantsoenen toegevoegd (5e partiële herziening AUP). Aan de noordzijde van de Osdorperweg werden in hetzelfde jaar als bestemmingen vastgesteld: eengezinshuizen, tuin, parken en plantsoenen e.d., wegen, kanaal, water (Uitbreidingsplan 'De Eendracht', 1961).

In de huidige situatie is de agrarische functie nog aanwezig in de Lutkemeerpolder, met name aan de westkant, in de Osdorper Bovenpolder en in het resterende deel van de Osdorper Binnenpolder ten noorden van de Ookmeerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02_0008.jpg"

Agrarisch gebied langs de Osdorperweg