Plan: | Buikslotermeer II |
---|---|
Plannummer: | N1204BPSTD |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.N1204BPSTD-OH01 |
Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij productie, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Binnen externe veiligheid zijn de volgende categorieën te onderscheiden: externe veiligheidsaspecten van inrichtingen en buisleidingen, transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het water, en vuurwerkopslag.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor risicovolle inrichtingen is de normstelling gebaseerd op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat op 27 oktober 2004 in werking is getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Voorbeelden van deze risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en bedrijven die onder het Besluit risico zware ongevallen (Brzo) vallen.
Het Bevi bevat de normstelling op het gebied van externe veiligheid van inrichtingen en richt zich daarbij op de aspecten vergunningverlening en ruimtelijke ordening. Ook bedrijven met gevaarlijke stoffen waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen.
Voor nieuwe situaties geldt voor het PR, op basis van het Bevi een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde (richtwaarde) van:
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen.
Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van meer dan 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Het ministerie werkt aan het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen. In het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden voor dit Basisnet - in lijn met het Bevi - de risiconormen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vastgelegd.
Het Btev zal voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, een verantwoording GR gaan verplichten. Deze verantwoording mag achterwege blijven indien:
Wel moet in alle gevallen de mogelijkheden tot hulpverlening en zelfredzaamheid worden beschreven en moet de brandweer om advies worden gevraagd.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Met ingang van 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, een grenswaarde van 10-6 per jaar in acht worden genomen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.
Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, tevens het GR in het invloedsgebied van de buisleiding worden verantwoord.
Indien:
kan een deel van de verantwoording GR achterwege worden gelaten. Dat betreft specifiek artikel 12, eerste lid, onderdelen c t/m e van het Bevb waarin maatregelen ter beperking van het GR worden onderzocht.
Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, stelt het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid om in verband met het GR advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding.
Op grond van het Bevb is het tevens verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven. Hierbij wordt ook een belemmerende strook (strekkende tot 5 meter aan weerszijden) meegenomen, waarbinnen geen bouwwerken mogen worden opgericht. Verder dienen bestemmingsplannen een vergunningstelsel op te nemen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden binnen de belemmerende strook die de integriteit en werking van de buisleiding kunnen verhinderen.
Besluit risico's zware ongevallen
Op 19 juli 1999 is het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999) in werking getreden als uitvloeisel van de Seveso II richtlijn van de Europese Unie. Het Brzo 1999 stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Daartoe moeten bedrijven onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem beschikken. Boven een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stoffen moeten bedrijven daarnaast ook nog een veiligheidsrapport opstellen en indienen bij de overheid.
Vuurwerkbesluit
Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden. Het besluit vervangt het Vuurwerkbesluit wet milieugevaarlijke stoffen en het Reglement gevaarlijke stoffen. Het besluit maakt onder meer onderscheid tussen consumenten- en professioneel vuurwerk, hanteert strikte veiligheidsafstanden voor vuurwerkbedrijven in relatie tot de bebouwde omgeving en stelt scherpere eisen aan de opslag van vuurwerk.
Er zijn in het plangebied Buikslotermeer II geen Bevi-bedrijven aanwezig. In het gebied bevindt zich een brandstofverkooppunt (zonder LPG-verkoop). Deze valt niet onder het Bevi en leidt op grond van de regelgeving voor externe veiligheid niet tot ruimtelijke beperkingen voor het plan.
Langs en in het plangebied bevinden zich twee gevaarlijke stoffen routes, namelijk:
Een gedeelte van het plangebied ligt binnen 200 meter van deze route. Daarom is het aspect externe veiligheid nader onderzocht. Dit is door Oranjewoud SAVE nader onderzocht in het kader van het bestemmingsplan Vernieuwing boven 't Y (2006).
Plaatsgebonden risico
In onderstaande tabel zijn de berekende afstanden voor plaatsgebonden contouren opgenomen.
Huidige situatie | Autonome situatie | Voorgenomen situatie | |
Plaatsgebonden risico | afstand in meters | afstand in meters | afstand in meters |
- 10 -5 | niet aanwezig | niet aanwezig | niet aanwezig |
- 10 -6 | niet aanwezig | niet aanwezig | niet aanwezig |
- 10 -7 | 18 | 18 | 20 |
- 10 -8 | 92 | 92 | 90 |
Uit deze berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico van 10-6 niet wordt overschreden. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door het aantal LPG-tankwagens. Dit aantal neemt niet toe, met gevolg dat de contouren niet toenemen. Dit betekent dat vanuit het plaatsgebonden risico geen beperkingen aanwezig zijn ten aanzien van de ontwikkeling van het gebied en dat aan de normstelling uit de Circulaire Normstelling vervoer gevaarlijke stoffen wordt gedaan.
Groepsrisico
In het onderzoek van Oranjewoud SAVE is het groepsrisico berekend voor de huidige, autonome en voorgenomen situatie. Dit betreft het maximale groepsrisico wat optreedt ten gevolge van gevaarlijke stoffen, deze geldt als maatgevend.
Uit onderzoek blijkt dat het groepsrisico toeneemt en de oriëntatiewaarde overschrijdt in de autonome en voorgenomen situatie. In onderstaande tabel is voor de drie scenario's de onder-/overschrijding factor opgenomen.
Huidige situatie | Autonome situatie | Voorgenomen situatie | |
Maximale groepsrisico | 0.010 * oriëntatiewaarde | 1.23 * oriëntatiewaarde | 1,34 * oriëntatiewaarde |
Op grond van het bovenstaande kan worden opgemerkt dat er een toename van het groepsrisico plaatsvindt als ook een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
De conclusie is dat er geen sprake is van een PR. De LPG tankstations aan de nieuwe Leeuwarderweg zijn in ieder geval niet meer aanwezig. Omdat het bestemmingsplan zuiver conserverend is, neemt het GR niet toe. Zodoende is de toename van het groepsrisico ook kleiner dan 10% en is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig.
Voor de volledigheid is er wel advies aan de brandweer gevraagd met betrekking tot de zelfredzaamheid en de hulpverlening. De brandweer heeft geadviseerd om de nadruk te leggen op het voorlichten en tijdig alarmeren. De voorgestelde maatregelen dragen vooral bij aan een grotere zelfredzaamheid. Het volledige advies van de brandweer is als bijlage 5 van deze toelichting gevoegd. De functies nabij de route voor gevaarlijke stoffen zijn niet speciaal bestemd voor minder zelfredzame mensen (zoals zorginstellingen, kinderdagverblijven en basisscholen), waarvan de fysieke veiligheidssituatie extra aandacht vraagt van de nood- en hulpdiensten. Er mag dus vanuit worden gegaan dat de aanwezigen in het plangebied gemiddeld zelfredzaam zullen zijn. De communicatie over risico´s van gevaarlijke stoffen gebeurt via de wettelijke kanalen als de provinciale risicokaart. Amsterdam communiceert op dit moment niet actief over de risico´s van gevaarlijke stoffen. Vanwege de lage risico´s zal voor dit gebied geen actief communicatieprogramma worden opgezet.
Het plangebied ligt niet binnen de risicozone van een vaarweg voor transport van gevaarlijke stoffen. Voor het bestemmingsplan Buikslotermeer II gelden geen beperkingen en er behoeven geen maatregelen te worden genomen.
Er lopen in het plangebied geen bijzondere kabel- en leidingenstroken of - reserveringen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding.
Er zijn geen Brzo bedrijven in of nabij Buikslotermeer.
Er is in geen verkooppunt voor vuurwerk in het plangebied.
In en nabij het plangebied lopen geen hoogspanningsleidingen. Over de Buikslotermeer loopt wel het KPN-straalpad Hilversum-Wormerveer met een obstakelhoogte van ongeveer 45 meter. Straalpaden dienen ter bescherming van telecommunicatieverbindingen. Binnen deze gebieden gelden beperkingen voor wat betreft bouwhoogten.
Omdat in het voorliggende plangebied hoofdzakelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt er geen afbreuk gedaan aan de voorwaarden van het straalpad. Om reden van kenbaarheid is het straalpad met gebiedsaanbieding Other op de verbeelding nader aangeduid.