direct naar inhoud van 14.3 Resultaten onderzoeken
Plan: Bestemmingsplan Hamerstraatgebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N1002BPSTD-OH01

14.3 Resultaten onderzoeken

De bodemkwaliteit van het Hamerstraatgebied is onderzocht om te beoordelen of eventueel aanwezige bodemverontreiniging een belemmering vormt voor nieuwbouwmogelijkheden. Uit diverse bodemonderzoeken is een goed algemeen beeld ontstaan van de bodemkwaliteit, hoewel het beeld niet volledig is. De uit te voeren bodemsanering wordt bepaald door de functie van het perceel in het bestemmingsplan en de aard van de aanwezige verontreinigingen.

Bodemkwaliteit
In grote delen van het plangebied komen verontreinigingen voor die een gevolg zijn van het ophogen van gebied met grond die milieuhygiënisch gezien van slechte kwaliteit is. In het algemeen kan gezegd worden dat de niet gesaneerde bovengrond (vanaf maaiveld tot circa 1 tot 2 meter onder maaiveld) in het hele plangebied matig tot sterk verontreinigd is met zware metalen en PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) als gevolg van de voormalige functie als grond/slibdepot en de ophooglagen. Deze verontreinigingen zijn als immobiele stoffen aan te merken omdat deze zich niet of nauwelijks verspreiden in of met het grondwater. Er is weinig bekend over de aanwezigheid van asbest in de bodem, gezien het feit dat er weinig recente bodemonderzoeken aanwezig zijn. Voor een groot deel van het plangebied geldt dat het asbestverdacht is vanwege het veelvuldig voorkomen van puin in de bodem en het gebruik van asbest in de opstallen.

De standaardaanpak voor sanering van bovengenoemde verontreinigingen is het isoleren middels verharding of middels een leeflaag. Een leeflaag is een laag grond van standaard minimaal een meter dikte met een goede kwaliteit, die de verontreiniging afdekt en normaal gebruik van de bodem niet in de weg staat.

De tweede oorzaak van de verontreinigingen in het plangebied zijn bedrijfsmatige activiteiten zoals het gebruik van oplosmiddelen en minerale olie met name als gevolg van opslag en lekkage ter plaatse van tanks. Dit heeft vaak geleid tot het ontstaan van mobiele verontreinigingen, verontreinigingen die zich kunnen verspreiden middels het grondwater.

De aanpak van de mobiele verontreinigingen is afhankelijk van de aard van de verontreiniging. Oppervlakkige verontreinigingen zoals minerale oliën kunnen relatief eenvoudig met een herinrichting worden ontgraven, diepe verontreinigingen vragen een specifiek andere saneringsaanpak, te denken valt aan stimulering van de natuurlijke afbraak tot onttrekken van grondwater met zuivering.

De locatie ligt in zone 22 en deels in zone 60 van de bodemkwaliteitskaart van Amsterdam-Noord. Het gebied ter plaatse van zone 22 valt in klasse 4 (boven- en ondergrond), dat wilt zeggen sterk verontreinigd. Ter plaatse van het gebied in zone 60 valt zowel de boven- als ondergrond in klasse 1a, schoon tot licht verontreinigd.

Handelingen in de bodem
Gelet op de bovenstaande, moet men op de meeste kavels in het gebied rekening houden met sterke dan wel matige bodemverontreiniging. Op enkele kavels is reeds bodemsanering uitgevoerd.

Bij het huidige gebruik van het gebied vormen de bekende verontreinigingen geen acute risico's. Indien de gebruiksfunctie van het gebied verandert en de hoofdfunctie een gevoeligere bestemming wordt, kunnen de aangetoonde verontreiniging een risico vormen bij gevoelig bodemgebruik.

Voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden en bouwwerkzaamheden in de bodem is het noodzakelijk om de bodem te onderzoeken. Het onderzoek moet worden uitgevoerd conform de Amsterdamse Richtlijn voor Verkennend bodemOnderzoek (ARVO). Op basis van de resultaten van dit onderzoek en de aard van de werkzaamheden zal het bevoegde gezag (het college van burgemeester en wethouders) bepalen of er noodzaak en urgentie is tot sanering. In meeste gevallen is de eigenaar / erfpachter van de kavel of het betreffend bedrijf verplicht om de sanering uit te voeren en dat te bekostigen. Met betrekking tot de saneringswerkzaamheden die de gemeente zelf verplicht is om uit te voeren (bijvoorbeeld bij ingrepen in de openbare ruimte), is een raming van de te verwachten saneringskosten opgesteld. Bij de begroting van de kosten voor de ontwikkeling van het gebied is rekening gehouden met de kosten van sanering.