direct naar inhoud van 12.3 Watertoets
Plan: Bestemmingsplan Hamerstraatgebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N1002BPSTD-OH01

12.3 Watertoets

Op 14 maart 2011 heeft het Ingenieursbureau Amsterdam een notitie 'Waterparagraaf Hamerstraatgebied' uitgebracht (zie deze notitie met kenmerk 50348 als bijlage 13), waarin de verschillende effecten van het bestemmingsplan op het watersysteem in beeld wordt gebracht.

Voorop wordt gesteld dat dit bestemmingsplan slechts in beperkte mate ruimtelijke ontwikkelingen bevat die effect op het watersysteem zouden kunnen hebben. Het plangebied betreft immers een bestaand bebouwd gebied, waar - ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan - een functieverruiming plaats vindt. In plaats van bedrijven mogen zich in het plangebied nieuwe (minder milieuhinderlijke) functies vestigen. In lijn met de ontwikkelstrategie van de gemeente worden geen nieuwbouwmogelijkheden gecreëerd. De toegestane nieuwe functies kunnen zich vestigen in bestaande panden of er kan sloop-nieuwbouw plaatsvinden. De sloop- en nieuwbouwmogelijkheden zijn echter ook op grond van het vigerend planologisch kader mogelijk en staan in die zin los van dit bestemmingsplan. Er vindt geen herinrichting plaats, waardoor het huidige watersysteem blijft zoals het is. De toegestane nieuwe functies (kantoren, kantoorachtige bedrijven, voorzieningen en kleinschalig wonen) zijn verder ook minder belastend op de waterkwaliteit dan hetgeen in het vigerend plan is toegestaan (industrie).

Hieronder worden de verschillende wateraspecten behandeld.

12.3.1 Grondwater

De gemeente Amsterdam streeft naar een duurzaam functionerend grondwatersysteem waarin bestaande hinder wordt weggenomen en nieuwe hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de grondwatersituatie in het plangebied. Uit de hierboven genoemde notitie Waterparagraaf Hamerstraatgebied blijkt dat de grondwaterstanden in het Hamerstraatgebied grillig zijn. In de huidige situatie varieert de gemiddelde freatische grondwaterstand in het Hamerstraatgebied tussen NAP +0,5 m en NAP -0,5 m. Het gemiddelde maaiveldniveau in het gebied is NAP +1,0 m. De gemiddelde ontwatering is dus 0,5 m tot 1,5 m en voldoet aan de gemeentelijke grondwaternorm voor kruipruimteloos bouwen. De 5 hoogste seizoensstanden in een tijdsbestek van twee jaar beschouwt, leiden tot een gemiddeld hoogste grondwaterstand van NAP +0,35 m. Uitgaande van een gemiddeld maaiveldniveau van NAP +1,0 m is de gemiddelde ontwatering 0,65 m. Lokaal kan dit echter minder dan 0,5 m zijn. Dat betekent dat de gemeentelijke grondwaternorm voor kruipruimteloos bouwen lokaal niet gehaald wordt.

De norm voor bouwen met kruipruimte wordt niet gehaald. Gelet hierop wordt in het plangebied ondergrondse bebouwing niet toegestaan. Afwijking van deze hoofdregel is mogelijk indien met een grondwaterstandberekening wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende gebieden met bestaande bouw de grondwaterstand “geen of slechts verwaarloosbare” verslechtering van de grondwatersituatie optreedt. De aanvrager dient vooraf de uitkomsten van het grondwateronderzoek en de eventueel benodigde maatregelen af te stemmen met de waterbeheerder AGV / Waternet.

Met betrekking tot bovengrondse bebouwing worden geen beperkingen gesteld. Omdat het een bestaand bebouwd gebied is, waarbij geen grootschalige herstructurering plaats vindt, vindt geen verandering van de bestaande situatie plaats. De aanpak van grondwateroverlast op eigen terrein is de taak en verantwoordelijkheid van de particuliere eigenaar (erfpachter) zelf. Verblijfsruimtes behoren vocht- en waterdicht te zijn, de overlast moet worden weggenomen door bouwkundige maatregelen. Hierbij kan de gemeente adviserend optreden en er kan een bijdrage worden aangevraagd uit de stimuleringsregeling.

Particulieren dienen bij sloop- en nieuwbouwprojecten rekening te houden met de grondwaterstanden op het perceel. De grondwaterstanden worden op de website van AGV bijgehouden (zie http://legger.agv.nl/peilbuizen/peilbuizen.aspx). AGV / Waternet kan nadere informatie over de bekende grondwaterstanden verstrekken. Indien de grondwaterstanden lokaal niet voldoen aan de aanbevolen afstand van de gemeentelijke grondwaternorm, worden particuliere bouwers geadviseerd om maatregelen te treffen om grondwateroverlast op eigen perceel te voorkomen. Hierbij valt te denken aan maatregelen, zoals de aanleg van open water, het ophogen van het perceel of de verbetering van de grond. Waternet kan particulieren adviseren over welke maatregel in het concreet geval het meest geschikt is.

12.3.2 Oppervlaktewater

Beschrijving watersysteem
De insteekhavens en zijkanalen van het Hamerstraatgebied maken deel uit van de Noordzeekanaalboezem. Waterbeheerder Rijkswaterstaat onderhoudt hierin een streefpeil van NAP -0,4 m. Het Hamerstraatgebied bevat slechts één ‘interne’, dat wil zeggen kleinere watergang: de sloot langs de Johan van Hasseltweg die uitmondt in de kop van het Johan van Hasseltkanaal-Oost. Deze sloot is als enige watergang in het gebied in beheer van Waternet. In het gebied zijn drie insteekhavens aanwezig: het Motorkanaal, de Ponthaven en het Johan van Hasseltkanaal-Oost. De rest van het projectgebied grenst aan het IJ.

Watercompensatie
Het huidige watersysteem verandert niet; er komt geen extra oppervlaktewater en er wordt geen water gedempt. In het plangebied staan enkele kavels braak of zijn niet volledig verhard. Er is een toename aan verhard oppervlak van circa 3.500 m2 te verwachten in het plangebied.

Watercompensatie per bouwplan leidt mogelijk tot versnippering van het watersysteem. Ook voor de aanlegkosten kan het onwenselijk zijn dat de benodigde berging te gefaseerd wordt aangelegd. Vanwege deze argumenten is de wens ontstaan om de benodigde watercompensatie (10% van 3.500 m2 is circa 400 m2) in zijn geheel te claimen in hetzelfde watersysteem. Projectbureau Noordwaarts van de gemeente Amsterdam heeft daarom aan Rijkswaterstaat gevraagd of de benodigde hoeveelheid van 400 m2 waterberging beschikbaar is in de Noorder-IJplas. Hierop heeft Rijkswaterstaat in juli 2010 bevestigend geantwoord (zie als bijlage bij de Notitie Waterparagraaf Hamerstraatgebied van het Ingenieursbureau Amsterdam).

Veiligheid
In en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. Het gehele plangebied ligt buitendijks. De primaire waterkering 'de Waterlandse Zeedijk' (in beheer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) bevindt zich op enkele honderden meters afstand van het Hamerstraatgebied (zie met groen op onderstaande figuur). De noordelijke IJ-oever wordt van het IJmeer en het Markermeer gescheiden door de Oranjesluizen (met rood aangegeven), die fungeren als primaire waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.N1002BPSTD-OH01_0028.png"
Situering waterkeringen

Het Hamerstraatgebied is buitendijks gebied, maar wordt in de komende decennia beschermd door de Oranjesluizen aan de oostzijde en de sluizen van IJmuiden aan de westzijde. Het overstromingsgevaar is daardoor gelijk aan dat van het boezemland.

De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen invloed op de waterkeringen.

Kwaliteit
Bij de bouw van bouwwerken mag geen gebruik worden gemaakt van onbehandeld koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK's) en andere uitlogende (bouw)materiaalen die in aanraking komen (met regenwater dat in contact komt) met grondwater of oppervlaktewater. Deze vereisten worden aan initiatiefnemers gecommuniceerd.