direct naar inhoud van 5.7 Luchtkwaliteit
Plan: Schellingwoude
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N0805BPSTD-OH01

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Normstelling en beleid

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in onder meer de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekende mate' wordt beschouwd.

Om versnippering van nibm-projecten in meerdere nibm-projecten te voorkomen is een anticumulatie artikel opgenomen. Deze heeft betrekking op aan elkaar grenzende of in elkaars directe nabijheid gelegen bedrijfslocaties, kantoorlocaties, woningbouwlocaties of locaties voor inrichtingen of infrastructuur die (samengevat) worden gerealiseerd die gebruikmaken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur en die aan elkaar grenzen of in elkaars nabijheid zijn gelegen (tot een maximum van 1.000 meter). In het Besluit nibm is bepaald dat deze locaties voor als één locatie worden gezien. Dit is om te voorkomen dat grote projecten in kleine stukjes worden opgedeeld die allemaal onder de nibm-regeling zouden kunnen vallen.

5.7.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplannen

In het voorliggende bestemmingsplan worden ligplaatsen voor woonschepen opgenomen die niet eerder in een bestemmingsplan zijn opgenomen. Ondanks het feit dat de ligplaatsen reeds lange tijd aanwezig zijn is planologisch gezien sprake van een toename van ligplaatsen en daarmee is sprake van een toename van het aantal ritten per woonschip. Het plan kan invloed hebben op de luchtkwaliteit in het gebied en daarom moet worden gekeken of het kan worden beschouwd als een nibm-project.

Uitgaande van een worst case scenario, dat wil zeggen dat rekening is gehouden met alle ligplaatsen voor woonboten in het plangebied in relatie tot de daarmee samenhangende maximale totale aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal van het zogenaamde weekdaggemiddelde dat dit met zich meebrengt, moet worden geconstateerd dat er sprake is van extra verkeer maar dat deze bijdrage van extra verkeer onder de grens van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10 blijft waardoor deze bijdrage van extra verkeer als nibm moet worden beschouwd waardoor geen extra onderzoek noodzakelijk is.

Daarnaast zijn in het bestemmingsplan een drietal wijzigingsbevoegdheden opgenomen die voorzien in de mogelijkheid om woningen en een bedrijfslocatie binnen het plangebied te realiseren. Om te voorkomen dat deze ontwikkelingen als losse nibm-projecten worden beschouwd waardoor cumulatie optreedt van nibm-projecten, is ook gekeken of deze ontwikkelingen bovenop de in het plan opgenomen ligplaatsen een zodanige bijdrage van extra verkeer opleveren dat deze niet als nibm kunnen worden beschouwd. Ook in deze situatie is uitgegaan van een worst case scenario, dat wil zeggen dat rekening is gehouden met een maximaal aantal te realiseren woningen en een bedrijfslocatie in relatie tot de daarmee samenhangende maximale totale aantal motorvoertuigbewegingen van het zogenaamde weekdaggemiddelde dat dit met zich meebrengt. Geconcludeerd kan worden dat ook hier sprake is van extra verkeer maar dat deze bijdrage van extra verkeer onder de grens van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10 blijft waardoor deze bijdrage van extra verkeer als nibm moet worden beschouwd waardoor geen extra onderzoek noodzakelijk is.

In het kader van luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen te constateren voor het bestemmingplan 'Schellingwoude'.