direct naar inhoud van 15.3 Resultaten onderzoeken
Plan: Bestemmingsplan Eenhoorn I
Plannummer: M1207BPSTD
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1207BPSTD-OH01

15.3 Resultaten onderzoeken

Door Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) is het cultuurhistorisch verleden van het plangebied onderzocht en in kaart gebracht om daarmee een beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het Eenhoorngebied (Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Eenhoorn Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer, april 2010; zie bijlage 23). Het onderzoek is uitgevoerd voor de bestemmingsplangebieden Eenhoorn I en Eenhoorn II.

Binnen het plangebied Eenhoorn I zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten aangewezen. Bovendien is het plangebied volgens de Cultuur Historische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland (CHW) vrij van zones met een archeologische waardering. Het verwachtingsbeeld is echter algemeen van aard en dient in het kader van de bouwplanvorming nader te worden uitgewerkt.

Archeologische verwachtingskaart
Op basis van een inventarisatie binnen het plangebied Eenhoorn zijn materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met het gebruik van de Watergraafsmeerpolder vanaf de 17de eeuw tot de 20ste eeuw. Dit leidt tot een verwachtingskaart van archeologische materiële neerslag voor het plangebied met één zone met een hoge verwachting en zes zones met een lage of geen verwachting van archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.M1207BPSTD-OH01_0018.png"

Kaart 1. Archeologische verwachtingszones op basis van historisch-topografische inventarisatie

Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidsadvieskaart van het plangebied Eenhoorn is bedoeld als een schematisch ruimtelijk overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.M1207BPSTD-OH01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.M1207BPSTD-OH01_0020.png"

Kaart 2. Archeologische beleidszones op basis van de archeologische verwachtingen

De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart die een specificatie van de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg biedt. De beleidskaart maakt onderscheid tussen een zone met een hoge archeologische verwachting, twee zones met een lage archeologische verwachting en een zone zonder verwachting:

  • Voor verwachtingszone B en D (verwerkt in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1) geldt, vanwege de hoge verwachting, als beleid dat bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlak groter dan 500 m2 of dieper dan 2,00 m onder maaiveld een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in het uitvoeringsplan wordt opgenomen. Voor de uitvoering van een Inventariserend Veldonderzoek is een archeologisch Programma van Eisen (PvE) vereist.
  • Voor verwachtingszone C verwerkt in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2) geldt vanwege de lage verwachting, als beleid dat bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlak groter dan10.000 m2 en dieper dan 2,00 m onder maaiveld een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in het uitvoeringsplan wordt opgenomen. Voor de uitvoering van een Inventariserend Veldonderzoek is een archeologisch Programma van Eisen (PvE) vereist.
  • Voor verwachtingszone A (verwerkt in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3) geldt, vanwege de lage verwachting als beleid dat bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlak groter dan 10.000 m2 in de waterbodem een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in het uitvoeringsplan wordt opgenomen. Voor de uitvoering van een Inventariserend Veldonderzoek is een archeologisch Programma van Eisen (PvE) vereist.

Voor de beleidszone zonder archeologische verwachting (verwachtingszones E, F, deels C en D) geldt vrijstelling van verdere archeologische maatregelen.

Voor het gehele plangebied geldt wel de wettelijke meldingsplicht, wat inhoudt dat ook in geval geen archeologisch vooronderzoek vereist is en er toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden, deze bij BMA aangemeld dienen te worden. In gezamenlijk overleg met de opdrachtgever kunnen dan maatregelen worden genomen tot documentatie en berging van de vondsten.