direct naar inhoud van Regels
Plan: IJburg 1e fase CS (Centrale Stad)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1102BPGST-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan IJburg 1e fase CS (Centrale Stad) met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1102BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf
  • a. aan huis verbonden beroep:

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.

  • b. aan huis verbonden bedrijf:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt wel een bed & breakfast, maar geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.7 aanlegsteiger

Boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, voor het afmeren van een boot, waarna over de steiger naar de wal kan worden gelopen.

1.8 afmeervoorziening

Een voorziening ten behoeve van het innemen van een ligplaats door een vaartuig, niet zijnde een woonboot.

1.9 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.

1.11 archeologisch rapport

Een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het gemeentebestuur in voldoende mate worden vastgelegd en naar het oordeel van het gemeentebestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.12 archeologische waarde

Waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.13 automatenhal

Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bedrijfsvaartuigen

Vaartuigen, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde zeeschip, binnenschip of dienstvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor de uitoefening van een reëel bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.

1.17 bedrijven

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.18 belwinkel

Een gelegenheid waar één van de voornaamste activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet.

1.19 bestaand
  • a. Voor bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • b. Voor gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels.
1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 bijzondere bouwlaag

Dakopbouwen, daktoegangen, kelders en souterrains.

1.24 binnenschip

Een schip niet zijnde een zeeschip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor interlokaal dan wel internationaal bedrijfsmatig vervoer van goederen te water.

1.25 bodemverstoring

Elke vorm van grondverzet.

1.26 extended stay

Het bedrijfsmatig aanbieden van logies anders dan in een woning voor kortstondig verblijf van tenminste 1 week tot maximaal 1 jaar aan natuurlijke personen die buiten de gemeente hun hoofdverblijf en vaste woon- of verblijfplaats hebben. Bij extended stay gaat het niet om wonen, maar om een bijzondere vorm van een hotelfunctie.

1.27 bouwblok

Een verzameling die met overeenkomstige nummering is opgenomen in de bestemmingen voor zover dit van toepassing is.

1.28 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.30 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen.

1.31 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.36 consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.37 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.38 dakopbouw

Terug liggende bouwlaag die geplaatst wordt op een gedeelte van het onderliggende platte dak van een woning of woongebouw, ten behoeve van één of meer van de daaronder gelegen woningen, ter vergroting van de woonruimte.

1.39 dakterras

Niet-overdekte bouwlaag, welke aan ten hoogste drie zijden door wanden is omsloten.

1.40 daktoegang

Een bouwwerk dat op een gebouw wordt geplaatst dat uitsluitend als doel heeft om toegang tot het dak te verschaffen.

1.41 dakuitbouw

Een uitbouw van een (schijn)kap, waarbij de aansluiting van de uitbouw op het dakvlak onder de nok van het dak blijft.

1.42 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde volumineuze detailhandel.

1.43 dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verlenen van diensten, onder te verdelen in:

  • a. consument verzorgende dienstverlening, zoals kapperszaken en schoonheidsinstituten;
  • b. zakelijke dienstverlening, zoals fotostudio's, reisbureaus, makelaardijen, uitzendbureaus, banken;
  • c. maatschappelijke dienstverlening; het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, buitenschoolse opvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden.
1.44 drijvend terras

Een object bestemd om te recreëren, niet zijnde een afmeervoorziening.

1.45 drijvende woning

Een woning, drijvend, waarvan de ligplaats geen voor de openbare dienst bestemd water is, die een eigenstandige constructie heeft, die de woning verbindt met de bodem en die naar aard, omvang of omgeving plaatsgevonden is.

1.46 drijvend woongebouw

Een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen drijvende woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.47 eerste bouwlaag / plint

De volledige bouwlaag op of boven peil.

1.48 galerie

Een ruimte uitsluitend bestemd voor de tentoonstelling en verkoop van kunstwerken.

1.49 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geldwisselkantoor

Een kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.

1.51 gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven lijn, waarin de gevel van de gebouwen aan de betreffende zijde moet worden opgericht.

1.52 groenvoorzieningen

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, taluds, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en (ondergrondse) infrastructurele voorzieningen.

1.53 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 haven

Water, met aansluitende kaden, kadeterreinen en de bijbehorende kunstwerken en steigers, ingericht voor het aanmeren van schepen.

1.55 hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.56 hoofdgebouw

Eén of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.57 hoofdverblijf

Het adres waarop betrokkene bekend is in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente, en dat tevens als postadres fungeert.

1.58 horeca
  • horeca I: een bedrijf of inrichting gericht op de verkoop van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, het verstrekken van alcoholvrije dranken en/of het verstrekken van consumptie-ijs, zoals een fastfoodrestaurant, cafetaria, snackbar, shoarmazaken, lunchroom, koffie-theehuis of ijssalon;
  • horeca IIa: een bedrijf of inrichting gericht op de verhuur van zalen aan gezelschappen, al dan niet in combinatie met het verstrekken van eten en drinken en/of een gelegenheid alleen toegankelijk voor leden, zoals een zalenverhuurbedrijf of sociëteit;
  • horeca IIb: een bedrijf of inrichting welke de gelegenheid biedt om te dansen, zoals een dancing of discotheek;
  • horeca III: een bedrijf of inrichting gericht op het verstrekken van sterke alcoholische dranken, zoals een café of bar;
  • horeca IV: een bedrijf of inrichting gericht op het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden, inclusief (alcoholische) dranken, zoals een restaurant, eetcafé of bistro;
  • horeca V: een bedrijf of inrichting gericht op het aanbieden van logies, zoals een hotel of pension;
  • horeca C (culturele horeca): horeca bij culturele of sociaalmaatschappelijke instellingen met een meervoudige programmering, waarbij de cultuuruiting niet los kan worden gezien van de horecacomponent danwel bij culturele of sociaal-maatschappelijke instellingen die beschikken over een bijzonder pand of een bijzondere ruimte die kan worden verhuurd voor bijeenkomsten en feesten.
1.59 Internetcafé

Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het tijdelijk gebruik tegen betaling van computers ter plaatse.

1.60 jachthaven

Een watergebonden bedrijf waar pleziervaartuigen tegen betaling ligplaats in nemen.

1.61 kap

Een bijzondere bouwlaag waarvan de dakconstructie bestaat uit ten minste één hellend dakvlak.

1.62 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.63 kavel

Een als één eenheid uit te geven en te gebruiken perceel grond.

1.64 kelder

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.

1.65 kleinschalige windturbine

Windmolen die door de relatief beperkte effecten op de omgeving (gevaar, hinder, visuele uitstraling) in de directe leefomgeving kan worden geplaatst.

1.66 kunstobject

Een bouwwerk zonder een specifiek gebruiksdoel ter verfraaiing en verrijking van de directe omgeving waarbij de artistieke c.q. ambachtelijke waarde van het bouwwerk voorop staat, waaronder begrepen moeten worden oude werfmachines.

1.67 langzaamverkeersroute

Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.

1.68 ligplaats

Een nader aangeduid deel van water waar een woonboot of bedrijfsvaartuig met ligplaatsvergunning binnen de daarvoor geldende voorwaarden ligt, dan wel een ligplaatsvergunning kan krijgen.

1.69 ligplaatsvergunning

Vergunning op grond van de Verordening op het Binnenwater 2010 voor het met een woonboot of bedrijfsvaartuig innemen van een ligplaats.

1.70 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.71 maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen die veelal zien op diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, buitenschoolse opvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden.

1.72 margestrook

Een strook van 1,20 meter diepte (gemeten vanaf de bestemmingsgrens van de voor bebouwing aangewezen gronden) waarop, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen bebouwing mag worden opgericht.

1.73 maritieme voorzieningen

Voorzieningen die betrekking hebben op de zee danwel zeewezen dan wel ten dienste staan van nautische belangen.

1.74 meerpalen

In het water geplaatste palen, bestemd om schepen te meren.

1.75 nutsvoorzieningen

Een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water en elektriciteit, de telecommunicatie, en openbaar vervoer, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.76 object

Een al dan niet drijvend voorwerp of vaartuig, dat in, op of boven het water is aangebracht of afgemeerd en dat niet behoort tot enig andere categorie.

1.77 ondergeschikte horeca

Niet-zelfstandige horeca, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.78 openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, water(lopen) en waterbouwkundige kunstwerken, straatmeubilair, (ondergrondse) afvalsystemen en (ondergrondse) infrastructurele voorzieningen niet zijnde ondergrondse parkeergarages, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

1.79 op- en/of afstapvoorziening

Voorziening bestaande uit maximaal 6 afmeerpalen en een entreeplank van maximaal 0,5 m² al dan niet gecombineerd met een steiger om passagiers en/of goederen aan en van boord te kunnen laten gaan.

1.80 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.81 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.82 passagiersvaartuig

Een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

  • a. het vervoer van personen of
  • b. om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.
1.83 peil
  • a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg of een tuin grenst de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. voor een windturbine: de hoogte van het dak ter plaatse van de windturbine;
  • c. als in het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.84 perifere detailhandel

Detailhandel van volumineuze goederen (zoals auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels).

1.85 planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan IJburg 1e fase CS (Centrale Stad).

1.86 platform

Vlakke constructie geheel of gedeeltelijk in of boven water waarop platformwoningen en openbare ruimte gerealiseerd kunnen worden.

1.87 platformwoning

Woning gebouwd op platform.

1.88 pleziervaartuig

Een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.89 prostitutie

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.90 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.91 recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.92 remmingwerk

Constructie (langs de opstelruimte en wachtruimte) bedoeld voor het afmeren van schepen alsmede ten doel schade aan kunstwerk en schip te voorkomen of tenminste te beperken.

1.93 scheidslijn bebouwingswaarden

Een op de plankaart aangegeven lijn welke de scheiding aangeeft tussen bouwvlakken waar verschillende maximale bouwhoogten zijn toegestaan.

1.94 schip

Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.

1.95 schijnkap

Kap waarvan de goothoogte aan de straatzijde lager is gelegen dan de goothoogte aan de niet-straatzijde.

1.96 seksinrichting

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.97 short stay

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één (1) week en maximaal zes (6) maanden.

1.98 speelvoorzieningen

Speeltoestellen.

1.99 souterrain

Een bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.100 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.101 stationerend vaartuig
  • a. Een vaartuig, daaronder begrepen een object dat afgemeerd is te water en niet tot enig andere categorie behoort;
  • b. een schip, vaartuig of casco in aanbouw tot woonboot, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig of stationerend vaartuig als onder a bedoeld.
1.102 steiger

Boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden/als verblijfsgebied kan dienen, niet zijnde een aanlegsteiger.

1.103 straatmeubilair

Onverminderd het bepaalde in de wet- en regelgeving wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken al dan niet ondergronds, toegangsconstructies voor al dan niet ondergrondse voorzieningen en nutvoorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, vlaggenmasten alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.104 terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.105 tramvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het tramverkeer, zoals rails, bovenleidingen, dienstgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.106 vaartuig

Een constructie die als vervoermiddel te water gebruikt wordt of gebruikt kan worden.

1.107 verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan IJburg 1e fase CS (Centrale Stad).

1.108 verkeersvoorzieningen

Voorzieningen die een ondersteunende functie hebben op en langs een weg of verblijfsgebied, en die tot doel hebben de verkeersveiligheid te verbeteren, de doorstroming te bevorderen en de verkeerssituatie te verduidelijken. Hieronder moeten in elk geval worden begrepen: rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen, verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.

1.109 vestiging

Een (deel van een) gebouw waarin één (dienstverlenend) bedrijf, horecagelegenheid, kantoor, maatschappelijke (dienstverlenende) voorziening of winkel is gehuisvest.

1.110 volumineuze detailhandel

Detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals detailhandel in auto's, caravans, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen en woninginrichting.

1.111 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.112 voorgevelrooilijn

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.113 wandelpier

Een constructie met als doel om over te wandelen en de constructie laat de waterbeweging onder de constructie vrijwel ongemoeid.

1.114 watergang

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren, en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.115 watergebonden bedrijfsactiviteiten

Een activiteit die ter uitoefening van het beroep of bedrijf noodzakelijkerwijs op het water plaatsvindt en met het water een aanwijsbare en vanzelfsprekende binding heeft.

1.116 waterkering

Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.117 waterlijn

De grens tussen onder en boven water, of de grens tot waar het water komt.

1.118 waterpeil

Het N.A.P. of het plaatse aan te houden waterpeil.

1.119 waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingwerken, golfbrekers uitgezonderd steigers.

1.120 waterstaatsdoeleinden

Voorzieningen ten behoeve van waterbeheersing en waterhuishouding in de ruimste zin.

1.121 waterwoning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (met dien verstande dat groepswonen wordt beschouwd als één huishouden) in, op of boven het water.

1.122 weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.123 wonen

Permanente huisvesting van één of meerdere personen in een woning, inclusief aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten en short stay.

1.124 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat groepswonen wordt beschouwd als één huishouden en een woning ten behoeve van short stay dan wel een woning waar een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgevoerd eveneens als een woning wordt aangemerkt.

1.125 woonark

Een woonboot, niet zijnde een woonschip of woonvaartuig, die feitelijk niet geschikt is om mee te varen.

1.126 woonboot

Een vaartuig daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf. Hieronder worden begrepen:

  • a. woonark;
  • b. woonschip;
  • c. woonvaartuig.
1.127 woonschip

Een woonboot die herkenbaar is als een van origine varend schip en die, naar gelang het type schip, in elk geval is voorzien van originele kenmerken, zoals een stuurhut, een roer, gangboorden, een luikenkap, een mast en zwaarden. In geen geval mag het schip voorzien zijn van een opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt.

1.128 woonvaartuig

Een woonboot met een casco dat herkenbaar is als dat van een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een - gehele of gedeeltelijke - opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt.

1.129 zeeschip

Een schip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de vaart ter zee en dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en is voorzien van een geldig document – afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven – waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.9 de bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1 (blok 13a)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1 (blok 13a)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen en erven;
  • j. bijbehorende bouwwerken;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. in- en uitritten;
  • m. laad- en losvoorzieningen;
  • n. fiets- en voetpaden;
  • o. groen;
  • p. water;
  • q. kunstwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
  • r. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte voor gebouwen toegestaan;
  • c. de minimale bouwhoogte voor gebouwen ten aanzien van de eerste bouwlaag van de gebouwen mag niet minder dan 4,2 meter bedragen, voor de overige bouwlagen mag de minimale bouwhoogte niet minder dan 3,6 meter bedragen met uitzondering van de parkeerkelders;
  • d. de minimale maaiveldhoogte mag niet minder dan + 1 meter NAP bedragen;
  • e. van het totaal te bebouwen vloeroppervlak mag maximaal 50% voor de in lid 3.1 onder f genoemde functie gerealiseerd worden;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de maximale bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder b teneinde de maximale bouwhoogte te overschrijden met dien verstande dat de maximum bouwhoogte niet meer dan 36 meter mag bedragen voor maximaal 80% van het grondoppervlak van het bestemmingsvlak.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt dat:

  • a. voor de in lid 3.1 onder b genoemde functie geldt dat één vestiging per bestemmingsvlak is toegestaan;
  • b. voor de in lid 3.1 onder d genoemde functies geldt dat per genoemde horeca-categorie één vestiging per bestemmingsvlak is toegestaan;
  • c. de onbebouwd blijvende delen van de lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebruikt als openbare ruimte dan wel tuinen en erven.

Artikel 4 Gemengd - 2 (blok 42a, 43b en 49b)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2 (blok 42a, 43b en 49b)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen en erven;
  • l. bijbehorende bouwwerken;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. in- en uitritten;
  • o. laad- en losvoorzieningen;
  • p. fiets- en voetpaden;
  • q. groen;
  • r. water;
  • s. kunstwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
  • t. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd, tenzij in het bestemmingsvlak een bouwvlak is opgenomen, dan mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gebouwen dienen ononderbroken direct grenzend aan de bestemmingsgrens of indien een gevellijn op de verbeelding is aangeduid direct grenzend aan de gevellijn te worden gebouwd;
  • c. de ruimte vanaf de gevellijn tot aan de bestemmingsgrens - de zogenaamde margestrook - mag niet bebouwd worden behoudens ten behoeve van buitentrappen en entrees ten dienste van de aanliggende bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte voor gebouwen aangeduid voor zover direct grenzend aan de gevellijn, indien deze is aangeduid op de verbeelding en bij afwezigheid daarvan de bestemmingsgrens toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte' is de aangegeven minimale bouwhoogte voor gebouwen voor zover direct grenzend aan de gevellijn indien deze is aangeduid op de verbeelding en bij afwezigheid daarvan de bestemmingsgrens toegestaan;
  • f. daar waar op de verbeelding is aangegeven dat de minimale bouwhoogte 17,5 meter moet bedragen geldt tevens dat deze minimale bouwhoogte voor minimaal 45% van het gevelvlak moet bedragen;
  • g. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de maximale bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2 onder b, mag de bebouwing onderbroken worden ten behoeve van poorten, toegangen, doorgangen en overbouwingen al dan niet naar openbaar toegankelijke ruimten;
  • i. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2 onder c, mag de ruimte vanaf de gevellijn tot aan de bestemmingsgrens en bij afwezigheid van een gevellijn de bestemmingsgrens gedeeltelijk worden bebouwd ten behoeve van een juiste ordening van portieken, entrees en puien van woningen, bedrijven en andere niet-woonfuncties;
  • j. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2 onder e, is bij hellingen van bruggen, direct grenzend aan de bestemmingsgrens, de minimum bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de gebouwen te verlagen tot een minimum van 2,9 meter;
  • k. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2 onder e, mag de minimale bouwhoogte voor de eerste bouwlaag tot een lengte van in totaal 360 meter worden verlaagd, met dien verstande dat in dat geval voor de tweede bouwlaag een minimale bouwhoogte van 3,5 meter geldt;
  • l. voor gebouwen die grenzen aan de Bert Haanstrakade, Pampuslaan en Taconiskade geldt dat een minimale bouwhoogte van 3,5 meter over een diepte van 6 meter gerekend vanaf gevellijn en bij afwezigheid van een gevellijn de bestemmingsgrens voor de eerste bouwlaag van gebouwen in acht moet worden genomen;
  • m. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2 onder c, mag de ruimte vanaf de gevellijn tot aan de bestemmingsgrens en bij afwezigheid van een gevellijn de bestemmingsgrens vanaf een hoogte van 2,9 meter - en in geval lid 4.2 onder k van toepassing is dan vanaf een hoogte van 3,5 meter - worden overbouwd ten behoeve van uitkragingen, erkers en balkons;
  • n. woningen dienen te zijn voorzien van een stille zijde.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 onder n voor (delen van) een gebouw indien is aangetoond dat ter plaatse van (het betreffende deel van) die gevel:

    • 1. wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder;
    • 2. dan wel wordt voldaan aan de vastgestelde hogere waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

4.4.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  • a. voor de in lid 4.1 onder b, c en d genoemde functies geldt dat deze uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag zijn toegestaan;
  • b. voor de in lid 4.1 onder b genoemde functie geldt dat één vestiging per bestemmingsvlak is toegestaan;
  • c. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'water' moet minimaal 30% van dit aanduidingsvlak gebruikt worden als water.

Artikel 5 Gemengd - 3 (blok 123)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3 (blok 123)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen en erven;
  • j. bijbehorende bouwwerken;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. in- en uitritten;
  • m. laad- en losvoorzieningen;
  • n. fiets- en voetpaden;
  • o. groen;
  • p. water;
  • q. kunstwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
  • r. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. de bebouwing dient evenwijdig aan de Haringbuisdijk te worden gerealiseerd
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte voor gebouwen toegestaan;
  • d. de maximale lengte en breedte van gebouwen mag niet meer dan 86 meter bedragen;
  • e. ten aanzien van de in lid 5.1 onder c genoemde functie geldt dat de lange zijde van de sportvoorziening - wanneer deze op de bovenste bouwlaag is gesitueerd - maximaal 2 meter mag uitsteken buiten de onderliggende gevel;
  • f. als peil wordt het aangrenzend maaiveld (dijkniveau) aangemerkt;
  • g. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de maximale bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • h. woningen dienen te zijn voorzien van een stille zijde.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 onder h voor (delen van) een gebouw indien is aangetoond dat ter plaatse van (het betreffende deel van) die gevel:

    • 1. wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder;
    • 2. dan wel wordt voldaan aan de vastgestelde hogere waarden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval aangemerkt dat:

  • a. voor de in lid 5.1 onder b genoemde functies geldt dat per genoemde horeca-categorie één vestiging per bestemmingsvlak is toegestaan;
  • b. voor de in lid 5.1 onder c genoemde functie de maximale brutovloeroppervlakte niet meer dan 600 m² mag bedragen.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water, waterstaatsdoeleinden en oevervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
  • g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
6.2 Bouwregels

Op en onder de in 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 6 meter mag bedragen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. (ongebouwde) parkeervoorzieningen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' is railverkeer ten behoeve van tramverkeer toegestaan;

met de daarbij behorende;

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groen;
  • h. water;
  • i. terrassen;
  • j. laad- en losvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. kunstwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
  • m. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming en gebouwen ten behoeve van parkeren worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepaling dat de maximum bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 6 meter mag bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksregel dat ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding:

  • a. 'brug' uitsluitend kunstwerken ten behoeve van een weg- en waterbouw zijn toegestaan waarbij het kunstwerk geen belemmering mag vormen voor de doorstroming van het water;
  • b. 'tuin' tevens tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' gelden de volgende maatvoeringsbepalingen:
    • 1. maximale breedte: 3 meter;
    • 2. maximale lengte: 60 meter;
    • 3. maximale bouwhoogte: 2,5 meter (gemeten ten opzichte van het gemiddeld waterpeil);
  • b. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' gelden de volgende maatvoeringsbepalingen:
    • 1. maximale oppervlakte: 500 m²;
    • 2. maximale bouwhoogte: 10 meter (gemeten ten opzichte van het gemiddeld waterpeil).
  • c. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'steiger' geldt dat de maximale bouwhoogte niet meer dan 6 meter en de maximale oppervlakte niet meer dan 550 m² mag bedragen;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 onder d ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van maximaal 6 meter.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

8.4.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  • a. uitsluitend ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' is een wandelpier dan wel wandelsteiger toegestaan;
  • b. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' geldt dat deze slechts mogen worden gebruikt als aanlegplaats voor andere vaartuigen dan woonboten en woonarken;
  • c. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' geldt dat deze slechts mogen worden gebruikt als aanlegplaats voor andere vaartuigen dan woonboten;
  • d. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' is het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden als rijweg of parkeerplaats niet toegestaan;
  • e. uitsluitend ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'steiger' zijn steigers en vlonders toegestaan ten behoeve van de functie genoemd in lid 5.1 onder b, specifiek de functie horeca V;
  • f. voor de in lid 8.1 onder h genoemde functie geldt dat deze ten dienste moet staan aan de bestemming Gemengd - 3 (blok 123).
8.4.2 Strijdig gebruik

Tot gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden en bebouwing als ligplaats voor woonboten, passagiersvaartuigen, pleziervaartuigen, bedrijfsvaartuigen en stationerend vaartuigen, tenzij anders in de regels dan wel verbeelding anders is bepaald c.q. aangeduid;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten dienste van aanleg- en/of terrasvlonders alsmede boothuizen al dan niet in of boven water voor zover dit wordt toegestaan in lid 8.2 en 8.4.1.

Artikel 9 Wonen - 1 (wonen op water 111)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1 (wonen op water 111)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte voor gebouwen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is de aangegeven maximale bebouwingspercentage voor gebouwen toegestaan;
  • d. de maximale bouwhoogte van de platforms mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. als peil voor de platformwoningen wordt de bovenkant van de platforms aangemerkt;
  • f. voor het overige bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de maximale bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden en bouwwerken als steiger, afmeer-/stallingvoorziening en/of op- en afstapvoorziening.

Artikel 10 Wonen - 2 (wonen op water 123)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2 (wonen op water 123)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte aangeduid.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt dat:

  • a. ten aanzien van de in lid 10.1 onder a genoemde functie geldt een maximum aantal van 50;
  • b. ten aanzien van de in lid 10.1 onder a genoemde functie gelden de volgende maatvoeringsbepalingen:
    • 1. maximale breedte: 5 meter;
    • 2. maximale lengte: 30 meter;
    • 3. maximale hoogte: 5 meter, gemeten vanaf waterpeil;
    • 4. maximale diepgang: 1,5 meter.

Artikel 11 Wonen - 3 (wonen op water 124)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3 (wonen op water 124)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2:

  • a. onder b ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter tot maximaal 7,5 meter;
  • b. onder l voor (delen van) een gebouw indien is aangetoond dat ter plaatse van (het betreffende deel van) die gevel:
    • 1. wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder;
    • 2. dan wel wordt voldaan aan de vastgestelde hogere waarden.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt dat:

  • a. ten aanzien van de in lid 11.1 onder a genoemde functie geldt een maximum aantal van 19;
  • b. ten aanzien van de in lid 11.1 onder a genoemde functie gelden de volgende maatvoeringsbepalingen:
    • 1. maximale breedte: 6 meter;
    • 2. maximale lengte: 20 meter;
    • 3. maximale hoogte: 6 meter;
    • 4. maximale diepgang: 1,5 meter;
  • c. in afwijking van het gestelde in lid 11.4 onder b geldt dat voor maximaal twee woonboten een maximale lengte van 30 meter is toegestaan;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van de bovenste bouwlaag als zijnde dakterras.

Artikel 12 Wonen - 4 (blok 125)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4 (blok 125)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • c. water;
  • d. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. tuinen en erven;
  • g. bijbehorende bouwwerken;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groen;
  • j. waterstaatkundige werken;
  • k. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte aangeduid;
  • c. ten aanzien van de in lid 12.1 onder a genoemde functie gelden de volgende maatvoeringsbepalingen voor platformwoningen:
    • 1. maximale lengte: 7 meter;
    • 2. maximale breedte: 10 meter;
  • d. de derde bouwlaag mag ten hoogste voor 35 m² bebouwd worden;
  • e. voor de bouwdiepte geldt dat er geen ruimtes onder de maaiveldhoogte mogen worden gemaakt en dat er kruipruimteloos gebouwd dient te worden;
  • f. de maximale bouwhoogte van platforms mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • g. als peil wordt het aangrenzend maaiveld aangemerkt;
  • h. woningen dienen te zijn voorzien van een stille zijde.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 onder h voor (delen van) een gebouw indien is aangetoond dat ter plaatse van (het betreffende deel van) die gevel:

    • 1. wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder;
    • 2. dan wel wordt voldaan aan de vastgestelde hogere waarden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van de bovenste bouwlaag als zijnde dakterras.

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding ter plaatse van de weergegeven 'hartlijn leiding – gas'):

13.1.1 Regels samenvallende bestemmingen
13.2 Bouwregels

Op de in 13.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximum hoogte van 3 meter.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2 teneinde toe te staan dat ten dienste van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden, met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, watergangen, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen.
13.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning heeft afgeweken, zoals bedoeld in 13.3.
13.4.3 Voorwaarden en advies

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. voor verwijdering: als de leiding definitief is verwijderd;
  • b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. er blijft worden voldaan aan de minimale toetsingsafstanden volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
    • 3. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van de 380 kV hoogspanningsverbinding Oostzaan-Diemen.

14.1.1 Regels samenvallende bestemmingen
14.2 Bouwregels

Op of onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de verbinding met een maximale hoogte van 3 meter.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 teneinde toe te staan dat ten dienste van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de verbinding;
  • b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de verbinding.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. voor verwijdering: als de leiding definitief is verwijderd;
  • b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. er blijft worden voldaan aan de minimale toetsingsafstanden volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
    • 3. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De bestemming 'Waarde - Archeologie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

15.1.1 Regels samenvallende bestemmingen
15.2 Bouwregels

Op en onder de in 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de primaire bestemming en de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor zover met betrekking tot de in 15.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport te overleggen;
  • b. aan de omgevingsvergunning, als bedoeld onder a, kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op een waterbodemverstoring:
    • 1. indien de bodemverstoring betrekking heeft op een gebied met een kleiner oppervlak dan 10.000 m²;
    • 2. die het normale onderhoud betreft;
    • 3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 4. indien uit onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde niet verstoord wordt.
15.3 Nadere eisen

Nadere eisen kunnen gesteld worden ter bescherming van de in 15.1 genoemde archeologische waarden aan de situering van de bouwwerken, indien uit het archeologisch rapport is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 15.1 aanwezig zijn.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden, met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte van 0,5 meter onder maaiveld, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • b. het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanleggen en verbreden van wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
  • f. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
15.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die de waterbodem verstoren, indien:

  • a. de bodemverstoring betrekking heeft op een gebied met een kleiner oppervlak dan 10.000 m²;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. uit onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde niet verstoord wordt.
15.4.3 Voorwaarden en advies

Aan de in 15.4.1 genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. de in 15.4.3 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden zijnde, mogen de archeologische waarden, zoals bedoeld in 15.1 niet onevenredig schaden;
  • e. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient een archeologisch rapport te overleggen.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterkeringen;
  • b. waterstaatkundige voorzieningen;
  • c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.
16.1.1 Regels samenvallende bestemmingen
16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 16.1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:

  • a. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • b. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter;
  • c. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen.
18.2 Maximale maten
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
18.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken/bestemmingsvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn afvalinzamelpunten, met een maximale bouwdiepte van 3,5 meter, en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (bergbezinkbassin) buiten bouwvlakken/bestemmingsvlakken wel toegestaan en worden deze bouwwerken niet betrokken bij het berekenen van de bebouwingspercentages of het maximaal te bebouwen oppervlak.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Algemeen gebruiksverbod

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), wordt in ieder geval begrepen het gebruiken, of laten gebruiken, van gronden of bouwwerken als:

  • a. inrichtingen en bedrijven als aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 143);
  • b. automatenhallen, seksinrichtingen, belwinkels, internetcafés, geldwisselkantoren, één en ander behoudens de op grond van hoofdstuk 2 toegestane locaties;
  • c. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop.
19.2 Toegelaten bedrijven
19.2.1 Toegelaten bedrijven

Voor zover de gronden binnen het plangebied mogen worden gebruikt voor bedrijven, zijn slechts de volgende categorieën bedrijven toegestaan:

  • a. in geval van activiteiten die aanpandig zijn aan woningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder categorie A;
  • b. in geval van activiteiten die bouwkundig afgescheiden zijn van woningen en maatschappelijke voorzieningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder de categorieën A en B.
19.2.2 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 teneinde het gebruik van gronden en bebouwing toe te staan ten behoeve van:

19.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd om met inachtneming van het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin, dat:

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Geluidzone - industrie
20.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein 'UNA centrale' op geluidsgevoelige objecten.

20.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie', de volgende regel dat een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein 'Una centrale' op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende hoogst toelaatbare geluidsbelasting of een verkregen hogere waarde.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, dan kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bepalingen in dit bestemmingsplan met dien verstande:

  • a. in het plangebied de volgende bebouwing wordt toegestaan:
    • 1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 6 meter en een maximaal brutovloeroppervlak van 25 m², alsmede;
    • 2. entreegebouwen van gebouwde parkeervoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximaal brutovloeroppervlak van 30 m², alsmede;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, reclameobjecten, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, duikers en andere waterbouwkundige constructies mits uit natuuronderzoek blijkt dat dit geen inbreuk maakt op de aanwezige natuurwaarden;
  • b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • c. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter wordt overschreden;
  • d. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld onder c, met maximaal;
    • 1. 5 meter te overschrijden ten behoeve van zendantennes voor telecommunicatie, schoorstenen, antennes, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde en bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie niet zijnde windturbines;
    • 2. 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten;
    • 3. 2 meter worden overschreden ten behoeve van een terras;
  • e. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 3 meter ten behoeve van balkons, bordessen, galerijen, loopbruggen, luifels, buitentrappen, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde en andere ondergeschikte delen van gebouwen.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Wijzigingsregel wettelijke bepaling

Het bevoegd gezag is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, te wijzigen indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van vaststelling van het plan worden gewijzigd.

22.2 Wijzigingsregel bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 2 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Verwijzing naar andere wetgeving

Waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen of Verordeningen, wordt geduid op de regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.

23.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 24.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in lid 24.1 onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in lid 24.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in lid 24.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in lid 24.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde in lid 24.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan IJburg 1e fase CS (Centrale Stad).

De volledige naam is aanhaaltitel.