Plan: | Herziening van het uitwerkingsplan Ugd-4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.M1005BPSTD-VG01 |
Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit wordt weergegeven met een fN-curve (f is de kans en N het aantal slachtoffers).
De spoorlijn Amsterdam CS- Duivendrecht is door het Rijk aangewezen als gevaarlijke stoffenroute. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van het spoor. Het ligt niet binnen de invloedsferen van andere risicobronnen.
Volgens de thans geldende circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” moet het PR en GR zowel voor de huidige als de toekomstige situatie berekend worden en moeten de resultaten van de berekening door het bevoegd gezag meegenomen worden in de besluitvorming. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico nog buiten deze 200 meter strekken.
In het kader van het uitwerkingsplan “Ugd4” is door AVIV een onderzoek verricht naar het PR en het GR (Risico's spoortransport Amsterdam Sloterdijk – Amstel, 31 januari 2005). Uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een risicocontour voor de grenswaarde 10-6. Het PR is geen belemmering voor de nieuwe ontwikkeling. Uit berekeningen voor het GR is gebleken dat deze ruim onder de oriënterende waarde blijft.
Momenteel speelt een aantal ontwikkelingen in het kader van het (nieuwe) Basisnet spoor en de containerterminal in het havengebied Westpoort. Daarnaast zijn er nieuwe vervoersprognoses van Prorail uit 2007. Het gaat daarbij om de aantallen ketelwagens brandbaar gas (“LPG”) die in de toekomst over het bovenstaande spoortraject vervoerd kunnen gaan worden.
Bij de beoordeling van de externe veiligheid in relatie met deze ontwikkelingen zijn twee mogelijke toekomstige situaties aanwezig:
Ten aanzien van de vaststelling van de toekomstige gebruiksruimte voor de stofcategorie "brandbare gassen" wordt uitgegaan van de prognose van Prorail van een aantal van 600 wagens (in beide richtingen) per jaar. Dat aantal van 600 wagens is een absoluut worst-case scenario.
Deze wagens zijn alleen afkomstig van Amsterdam Container Terminal, ACT) in het havengebied Westpoort. Dit is het enige bedrijf dat in bezit is van een milieuvergunning die beperkt vervoer van brandbaar gas per spoor mogelijk maakt (65 wagens per jaar). Overigens heeft tot op heden er geen vervoer van brandbaar gas vanuit de haven Amsterdam per spoor plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit de realisatiecijfers van Prorail uit de afgelopen jaren.
In de toekomstsituatie met Basisnet spoor kan bij de risicoberekeningen uit worden gegaan van risicoarm samengestelde treinen (zgn. bloktreinen). Het is namelijk de bedoeling dat het Basisnet Spoor uiteindelijk knelpuntvrij wordt vormgegeven. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft Amsterdam bericht dat Amsterdam niet meer als aandachtsgemeente geldt, omdat er geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde plaatsvinden, ook wanneer rekening wordt gehouden met een aantal in procedure zijnde ruimtelijke plannen.
De gemeente Amsterdam heeft er, onder meer op basis van het bestuurlijk overleg dat de ministers Eurlings en Huizinga op 8 juli 2010 hadden met bedrijven, gemeenten en provincies, vertrouwen in dat het basisnet spoor op korte termijn zal worden vastgelegd in regelgeving.
Ingeval het Basisnet niet tot stand komt is het algemene uitgangspunt dat de risicoberekeningen op basis van zgn. bonte treinen moet plaatsvinden. De gemeente Amsterdam kan bewerkstelligen dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortraject niet in bonte treinen maar uitsluitend in risicoarme bloktreinen zal plaatsvinden. De gemeente kan via de milieuvergunningen van de in het havengebied gevestigde bedrijven en gemaakte c.q. te maken afspraken effectief bewerkstellingen dat treinen bij de overslag van brandbare gassen vanaf het water op het spoor blokvrij worden samengesteld. De gemeente kan dus via de milieuvergunningen sturen op beperking van de risico's. Daarnaast is van belang dat de gemeente Amsterdam het bevoegd gezag is voor de containerterminal en tevens verhuurder van de terminal. Met Haven Amsterdam is afgesproken dat Amsterdam, indien nodig, via privaatrechtelijke regelingen met bedrijven zorg draagt voor risicoarm samengestelde treinen, ingeval basisnet spoor onverhoopt niet tot stand komt.
De gemeente Amsterdam is bereid én bevoegd om afspraken te maken met bedrijven over het risicoarm samenstellen van treinen die de haven van Amsterdam verlaten. Gelet hierop kan -zelf indien het basisnet onverhoopt niet tot stand komt - bij de risicoberekeningen worden uitgegaan van uitgegaan van risicoarm samengestelde treinen, waardoor het zogenaamde “warme BLEVE scenario” kan worden uitgesloten.
Zowel in het kader van de mer-beoordeling als in het kader van de planontwikkeling Amstelstation zijn er aanvullende berekeningen opgesteld waarbij de nieuwe prognoses van Prorail zijn meegenomen. Uit deze berekeningen blijkt dat bij deze nieuwe prognoses bij bloktreinen geen overschrijding van de oriëntatiewaarde optreedt. Gelet op het bovenstaande is voor de herziening geen nieuw nader onderzoek naar de extern veiligheid nodig.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering in de afweging of hier sprake is van een goede ruimtelijke ordening.