Plan: | Olympisch Stadion e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02 |
Natuurbeschermingswet
In de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming voor natuur geregeld in Nederland. De wet is gebaseerd op de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De wet is gericht op het instandhouden van de vogelstand en van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. Vanuit de Europese afspraken zijn ook gebieden aangewezen die via deze richtlijnen (en de Nederlandse Natuurbeschermingswet), de zogenaamde Natura 2000-gebieden. In het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig.
Er komt geen ecologische hoofdstructuur voor in het plangebied, zowel niet op provinciaal niveau als op gemeentelijk niveau. Wel maakt een deel van het gebied deel uit van de Hoofdgroenstructuur.
Flora- en Faunawet
De Flora- en Faunawet is gericht op de soortenbescherming voor natuur in Nederland. Op grond van de Flora en Faunawet is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Daarnaast is het verboden rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, weg te nemen of te vernielen.
Onderzoek
In het kader van dit bestemmingsplan is een Natuuronderzoek uitgevoerd door het Beleidsteam Stad van de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam (2012). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek bij deze toelichting. Uit het onderzoek komt naar voren dat florasoorten uit Tabel 2 van de Flora- en faunawet voorkomen, namelijk de Tongvaren en de Steenbreekvaren, alsmede twee huismussenkolonies in de buurt van het plangbied.
Afbeelding 8-2: voorkomende soorten in en rond het plangebied
De volgende soorten worden in het gebied verwacht:
Soorten | Ontheffing nodig | |
Zoogdieren | Bosmuis, huispitsmuis, egel en vleermuis. | Uitsluitend indien uit nader onderzoek in het kader van mogelijke toekomstige ontwikkeling blijkt dat verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. |
Broedvogels | Huismus, heggenmus, merel, zanglijster, ekster, zwarte kraai, houtduif, koolmees, pimpelmees, staartmees en grote bonte specht. | Uitsluitend indien uit nader onderzoek in het kader van mogelijke toekomstige ontwikkeling blijkt dat nesten van huismussen aanwezig zijn. |
Dagvlinders | In het bestemmingsplangebied zijn de gewone stadsoorten als klein koolwitje, groot koolwitje, klein geaderd witje, atalanta, kleine vos en citroenvlinder te verwachten. | Nee. |
Planten | Steenbreekvaren en tongvaren. | Nee, mits de gedragscode van Amsterdam wordt toegepast. |
Het Olympisch Stadion en omliggende bebouwing en de woningen ten noorden van de tramremise zijn potentiële nestlocaties voor vleermuizen. Om daadwerkelijk vast te kunnen stellen of vleermuizen op de daarvoor geschikt geachte locaties in het plangebied voorkomen moet er bij een geplande ruimtelijke ontwikkeling (sloop en/of renovatiewerkzaamheden) een vleermuisonderzoek worden uitgevoerd conform het Vleermuisprotocol van 2012.
In het bestemmingsplangebied zijn geen nesten waargenomen van vogels waarvan het nest het gehele jaar rond is beschermd. Wel zijn twee mussenkolonies in de nabije omgeving van het plangebied waargenomen. Een deel van het plangebied is echter wel geschikt voor huismussen en voor gierzwaluwen. Het kan zijn dat deze hier in de toekomst gaan nesten, daarom dient dit bij een geplande ruimtelijke ontwikkeling in de toekomst nader te worden onderzocht. Het is in deze periode van het jaar namelijk niet vast te stellen of gierzwaluwen in het plangebied voorkomen.
In het kader van het bestemmings is momenteel geen ontheffingsaanvraag nodig gezien het conserverende karakter hiervan. Indien in de toekomst een ruimtelijke ingreep wordt toegepast binnen dit bestemmingsplangebied, dan kan men met behulp van dit document nagaan welke consequenties dat heeft met betrekking tot de Flora- en faunawet.
De hierboven genoemde plantensoorten bevinden zich in Tabel 2. Dit houdt in dat bij ruimtelijke ingrepen, zoals bijvoorbeeld het restaureren of slopen van de betreffende kademuren, de Gedragscode van Amsterdam kan worden toegepast. Indien deze wordt toegepast dan is de aanvraag van een ontheffing niet noodzakelijk. Mocht dit wegens omstandigheden niet mogelijk zijn dan is de aanvraag van een ontheffing wel nodig.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan Olympisch Stadion e.o. is, gezien het conserverende karakter, geen nader onderzoek in het kader van de Flora en Faunawet vereist. Het gebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur.
Ecologische structuur Amsterdam
In de Structuurvisie Amsterdam is de ecologische structuur voor Amsterdam opgenomen. De Ringeweg A10, die aan de zuidzijde van het plangebied loopt, en de Schinkel zijn in de Strcutuurvisie opgenomen als 'secundaire verbindingen'.
Amsterdam wil de ecologische structuur respecteren en in overleg met de betrokken stadsdelen en taludbeheerders verder verbeteren. Daarom wordt de ecologische structuur van Amsterdam nader uitgewerkt in een ecologische visie.
De ecolgische hoofdstructuur kan worden verstevigd door ook in de stad taluds van wegen en spoorbanen zo in te richten dat deze aantrekkelijk zijn voor kleine dieren. Daarnaast zorgt dit netwerk voor hogere natuurwaarden in de parken en woonwijken, omdat planten en dieren vanuit de grote groengebied diep in de stad kunnen doordringen. Dit netwerk kan pas goed functioneren als de benodigde knelpunten worden opgelost. Vaak zijn dat onderdoorgangen van grote infrastructuur waar de groene taluds ruw worden onderbroken. Binnen het plangebied zijn dergelijk barrières niet aanwezig.
Gemeentelijke Gedragscode Flora- en Faunawet (2009)
Voor de gehele gemeente Amsterdam geldt de in 2009 vastgestelde 'Gedragscode voor het zorgvuldig handelen bij ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer en onderhoud'. De gedragscode is geldig vanaf 18 december 2009 tot en met 18 december 2014. In de gedragscode worden de voorzorgsmaatregelen beschreven die erop zijn gericht de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten die binnen haar gemeente grenzen voorkomen, bij het uitvoeren van werkzaamheden te handhaven dan wel te versterken.
Met de gedragscode voldoet de gemeente aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 16c van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten Flora- en faunawet. De gedragscode is van toepassing op alle medewerkers van de gemeente Amsterdam die zelf of samen met andere werkzaamheden uitvoeren of die daartoe opdracht geven aan derden. Deze derden verklaren bij hun werkzaamheden de Gedragscode flora en fauna van de gemeente Amsterdam te onderschrijven en te volgen.
De gedragscode heeft betrekking op plannen en projecten die in opdracht van of door de gemeente Amsterdam worden voorbereid en uitgevoerd. De gedragscode betreft:
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van de te beschermen plant- en diersoorten, die genoemd worden in de Checklijst beschermde soorten in de Gemeente Amsterdam, de Handleiding Flora- en faunawet en ruimtelijke planvorming en het Soortenbeleid Gemeente Amsterdam en bijbehorende doelsoortenlijst. Voor bepaalde soorten is ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. Als de gedragscode wordt gevolgd, geldt voor een aantal soorten dat geen ontheffing nodig is.