Plan: | Olympisch Stadion e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02 |
Nota 'Mensen, wensen, wonen' (2000)
In de Nota 'Mensen, wensen, wonen' is in 2000 het rijksbeleid op het terrein van wonen voor een periode van ongeveer 10 jaar vastgelegd. Hierin zijn vijf kernopgaven gedefinieerd, te weten:
Met betrekking tot de stedelijke vernieuwing staan het verhogen van de keuzemogelijkheden van bewoners en de totstandkoming van gedifferentieerde wijken hoog op de agenda. Hierbij hoort differentiatie van het aanbod van woningen in de verschillende stedelijke milieutypen.
Conclusie: Woningen komen slechts beperkt voor in het plangebied. Er wordt geen nieuwe woningbouw mogelijk gemaakt in het plangebied. Wel zal het na het wijzigen van het bestemmingsplan mogelijk worden om woningen te realiseren in kantoorgebouwen. Dit is geheel in lijn met het rijksbeleid.
Woonvisie
De provincie heeft een Woonvisie geschreven. Hierin staat hoe het aanbod van woningen beter kan worden afgestemd op de behoeften die er zijn binnen een regio. Het gaat daarbij onder andere om de behoeften van doelgroepen zoals starters, jongeren, ouderen en zorgvragers. De provincie wil ook zo duurzaam mogelijk laten bouwen. De provinciale Woonvisie komt voort uit de provinciale structuurvisie. Op basis van de Woonvisie wil de provincie Noord-Holland samen met de gemeenten en corporaties en andere woonpartners afspraken maken over de aantallen en het soort woningen dat moet worden gebouwd. Deze afspraken worden vastgelegd in bestuurlijke overeenkomsten. In de Woonvisie wordt geconstateerd dat vooral in Amsterdam het woningtekort bovengemiddeld groot is. De gebrekkige doorstroming in Amsterdam, maar ook in de andere gebieden van Noord-Holland, zorgt voor problemen bij het vinden van geschikte woningen voor starters op de woningmarkt.
Conclusie: het bestemmingsplan sluit aan bij het provinciale beleid.
Regionale Woonvisie
De Regionale Woonvisie (vastgesteld door de Regioraad op 14 december 2004) is het beleidskader op het gebied volkshuisvesting voor de 16 gemeenten in de stadsregio Amsterdam voor de komende 10 jaar. Er wordt aangesloten op de beleidsdoelstelling die zijn genoemd in de Regionale Agenda van het ROA.
De Regionale Woonvisie geeft richting aan de programmering en prioriteiten op het gebied van wonen. In de Woonvisie zijn de ambities voor het wonen verder uitgewerkt:
Conclusie: Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het regionale beleid
Woonvisie Amsterdam. Wonen in de metropool, woonvisie Amsterdam tot 2020
De stedelijke woonvisie is op 30 oktober 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. De woonvisie bevat een aantal thema's die de bestaande stad Amsterdam schetsen en de ambities verwoorden.
De ambitie is gericht op zowel een attractieve stad met nadruk op de economische kracht als een ongedeelde stad, gericht op het voorkomen van sociale segregatie en ruimtelijke tweedeling.
Zeven thema's met speerpunten voor de toekomst zijn geformuleerd:
Stadsdeel Zuid valt in de centraal stedelijke zone, het centrum van de Metropool Amsterdam. De uitwerking van de zeven thema's levert de volgende specifieke speerpunten op:
Bouwen aan de Stad II
De gemeente Amsterdam inclusief stadsdelen, de Huurdersvereniging Amsterdam en de gezamenlijke woningcorporatie hebben de ambitie om als partners samen te werken aan een stad waar mensen naar hun zin kunnen wonen, kunnen aarden en willen wortelen. Een stad waar het fijn is te wonen, werken en te recreëren, voor mensen met een lager inkomen, maar ook voor middengroepen en hogere inkomens. Partijen gaan onverkort voor een ongedeelde stad waarin mensen ongeacht hun inkomen, opleiding en achtergrond in alle wijken van de stad kunnen wonen en keuzemogelijkheden hebben op de woningmarkt.
Short Stay
Door de centrale stad is in 2009 beleid voor short stay opgesteld (Beleidsnotitie Shortstay). Dit beleid is na twee jaar geëvalueerd. Deze evaluatie heeft ertoe geleid dat in juli 2011 het beleid voor Shortstay is geactualiseerd.
Kern van het nieuwe beleid is dat gekozen wordt voor een beleid dat uitnodigend is voor aanbieders van shortstay met een vergunning met een minimum aan voorwaarden. Daarnaast wil het college de positieve resultaten die met het shortstay beleid zijn geboekt, sterker uitbouwen.
Definitie en begrenzing
Shortstay is het tijdelijk wonen in een zelfstandige woning voor een periode van tenminste vijf nachten en maximaal zes maanden.
Hierbij betreft de ondergrens een experiment, in de Regionale Huisvestingsverordening blijft de minimale periode van zeven nachten gehandhaafd. dit experiment is voor de duur van één jaar. Na zes maanden is sprake van wonen in de zin van de Huisvestingswet, dat valt niet onder dit beleid. Verblijfsperiodes korter dan zes maanden zijn overigens niet automatisch shortstay, hiervoor is de intentie bepalend.
Studentenhuisvesting en huisvesting van bijzondere doelgroepen valt niet onder het beleid shortstay. De woningen die daarvoor bestemd zijn, zijn veelal speciaal gelabeld. Ook het niet structureel aanbieden van de woning (bv. "social travelling" en "couch surfing")wordt niet aangemerkt als shortstay.
Woningen die na 1 januari 2008 zijn gebouwd is geen shortstay vergunning vereist. Hierbij wordt het bestaande beleid voortgezet. Een stadsdeel kan in het kader van het ruimtelijk beleid afwegen dat nieuwbouw ten behoeve van shortstay niet of niet geheel past binnen het gewenste ruimtelijk kader. Bovendien is het niet de bedoeling dat het shortstay beleid het onmogelijk maakt dat kantoor- en bedrijfspanden eventueel gebruikt worden voor shortstay.
Vergunning
In het kader van de Huisvestingsverordening is voor shortstay een vergunning voor woningonttrekking nodig. De aanvraag gebeurt bij het stadsdeel waarin de woning is gelegen. Bij een vergunningaanvraag wordt aan de volgende criteria getoetst:
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam hebben voor de volgende buurten in Zuid quota short stay vastgesteld.
Afbeelding 5-1: Uitsnede uit de kaart quata short stay
Dit besluit geldt vanaf 1 november 2012. Voor de buurten waar geen quotum voor is vastgesteld geldt geen limiet.
De gemeente wil de opzet van een keurmerk ondersteunen, maar het initiatief ligt bij de eigenaren van de woningen met een shortstay vergunning.
Aangezien shortstay een negatief effect kan hebben op de leefbaarheid, met name wat betreft overlast, kan de vergunning worden geweigerd. Dit geldt met name in gebieden waar al overlast bestaat. Tevens kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van beperking van overlast en brandveiligheid.
Wettelijke basis: Huisvestingverordening
De wettelijke basis voor een vergunning voor shortstay is tijdelijke woningonttrekking op grond van art. 30 van de Huisvestingswet en de daarop gebaseerde Huisvestingsverordening. Woningonttrekking voor shortstay betekent dat de woning daardoor naar zijn aard in het gebruik tijdelijk wordt.
Het bestemmingsplan moet tevens shortsay mogelijk maken. Ook bestaat de mogelijkheid om dit mogelijk te maken door middel van een ontheffingsvergunning.
Conclusie: Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Studentenhuisvesting, werken aan 9.000 eenheden
In het Programakkoord 2010-2014 wordt ingezet op 9.000 studentenwoningen. Voor operationalisering van de ambitie is de publicatie Kiezen voor studentenhuisvesting opgesteld, die op 6 oktober 2010 is besproken in de Raadscommissie BWK.
Voor de realisatie moeten alle kansen worden aangegrepen. Het aantal nieuwbouwprojecten in planning, inclusief transformatie van kantoren, en de mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad zijn niet voldoende om het doel te kunnen bereiken. Er zullen ook nieuwe locaties ontwikkeld moeten worden.
De notitie Studentenhuisvesting, werken aan 9.000 eenheden gaat nader in op de reacties van partijen op de eventuele mogelijkheden voor nieuwbouw van studentenwoningen, mede in relatie tot andere – al lopende – initiatieven / projecten. Dit leidt tot een nadere invulling van het programma voor studentenhuisvesting 2010-2014.
Uit de publicatie Kiezen voor studentenhuisvesting zijn locaties naar voren gekomen die ontwikkeld kunnen worden voor studentenhuisvesting en waarvoor nog een ontwikkelende partij wordt gezocht. Hier wil men circa 2.000 woningen bouwen. Van de projecten die corporaties en marktpartijen in voorbereiding hebben, inclusief transformatie van kantoren, zullen naar verwachting een kleine 3.000 woningen tot uitvoering kunnen komen. In totaal kan dit dan leiden tot in totaal 5.000 nieuwbouwwoningen.
Om de ambitie van 9.000 eenheden te halen zullen in de bestaande woningvoorraad ook nog 4.000 woningen moeten worden gevonden. Dat kan door middel van tijdelijke verhuur en labelen.
Ter ondersteuning voor het halen van de doelstelling om 9.000 studentenwoningen toe te voegen, wordt ook ingezet op het meer toesnijden dan wel aanpassen van de wet- en regelgeving. Dit betreft gemeentelijk en rijksbeleid.
Op gemeentelijk niveau wordt aandacht gevraagd voor het al dan niet realiseren van parkeervoorzieningen bij studentenhuisvesting. Over het algemeen hebben studenten geen auto. Daar komt bij dat de meeste locaties heel goed bereikbaar zijn met openbaar vervoer en fiets. Daarom zijn geen (dure) parkeervoorzieningen – aanleg van parkeerterreinen of bouw van garages – noodzakelijk. Dit leidt ertoe dat voor parkeren bij studentenhuisvesting kan worden uitgegaan van het principe "0, tenzij…". Er kunnen redenen zijn om hier gemotiveerd van af te wijken. In dat geval wordt een richtlijn gehanteerd van 1 parkeerplaats op 10 studentenwoningen. Deze norm is dan ook opgenomen in de Nota Parkeren Stadsdeel Zuid.
Aanpassing van landelijke wet- en regelgeving kost over het algemeen veel tijd en leidt niet op korte termijn tot toepasbare resultaten. In samenwerking met de andere grote steden, wordt samengewerkt en de meest optimale inzet bepaald. Hiervoor wordt ook de samenwerking met het kenniscentrum studentenhuisvesting Kences en de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) gezocht.
Conclusie: Binnen de bestemming Gemengd-3 (kantoorgebied) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van woningen. Dit zou ook jongerenhuisvesting kunnen zijn.
Plan Jongerenhuisvesting 2011-2015
Begin 2007 is de Visie Jongeren- en Studentenhuisvesting door de Amsterdamse gemeenteraad vastgesteld. De ambities uit dit stuk zijn een half jaar later geconcretiseerd in het Uitvoeringsplan Jongerenhuisvesting 2007-2015, vastgesteld door het college van B&W in oktober 2007.
Iedereen tussen de 18 en de 26 jaar met als hoogst afgeronde opleiding MBO valt onder de doelgroep van het Amsterdamse woonbeleid voor jongeren. Dit zijn 37.000 Amsterdammers.
Laagopgeleide jongeren zijn met name aangewezen op een sociale huurwoning, omdat ze niet de middelen hebben om een woning te kopen of een geliberaliseerde (dus dure) huurwoning te huren. Dit komt door hun geringe inkomenspositie, die in tegenstelling tot studenten en afgestudeerden, niet binnen afzienbare tijd zal verbeteren. Gezien het feit dat ze nog weinig inschrijfduur hebben opgebouwd maken ze weinig kans op een sociale huurwoning.
Om de positie van jongeren op de Amsterdamse woningmarkt te verbeteren wordt ingezet op:
Het is de verwachting dat in de periode 2011-2015 tussen de 2.000 en 2.500 woonplekken aan jongeren aangeboden kunnen worden:
Het bestemmingsplan staat de uitvoering van het beleid voor jongerenhuisvesting niet in de weg.
Conclusie: Binnen de bestemming Gemengd-3 (kantoorgebied) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van woningen. Dit zou ook studentenhuisvesting kunnen zijn.
Woonvisie
Op 30 mei 2012 heeft de deelraad Zuid 'Woonvisie 2011-2014 vastgesteld. In de woonvisie zijn voor 2011-2014 de volgende doelstellingen geformuleerd:
Conclusie: Het bestemmingsplan sluit aan bij het beleid van het Stadsdeel.