direct naar inhoud van 3.7 Groen en water
Plan: Museumkwartier en Valeriusbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1005BPSTD-VG01

3.7 Groen en water

3.7.1 Europees en Rijksbeleid

Europese Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • Een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • Het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • Een goede toestand van het grondwater;
  • Een duurzaam gebruik van water;
  • Afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheersysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding;
  • Wet op de waterkering;
  • Grondwaterwet;
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
  • Wet verontreiniging zeewater;
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904);
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte');
  • Waterstaatswet 1900;
  • Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming.

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

Nationaal Waterplan

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en

ing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van het bestaand groen en water. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een toename van verharding mogelijk zou maken.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.

Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

3.7.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Waterplan 2010-2015

Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling.

In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat de provincie verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De provincie versterkt de uitvoering van het plan en bewaakt de voortgang door samen met haar partners een uitvoeringsprogramma voor de hele planperiode op te stellen.

In het Waterplan worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • Klimaatbestendig waterbeheer: De waterkeringen, het watersysteem en de ruimtelijke inrichting moeten voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
  • Water medesturend in de ruimte: Water is een belangrijke sturende factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Op sommige plekken, zoals in de omgeving van dijken, is water vanwege de veiligheid zelfs het belangrijkste sturende element. Elders is water volgend in de ruimtelijke afweging.
  • Centraal wat moet, decentraal wat kan: Met de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening is 'centraal wat moet, decentraal wat kan' de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk die de provincie overneemt. De uitgangspunten van deze vernieuwingen zijn: minder regels, meer uitvoeringsgericht, modernisering en stroomlijning van de regels.
  • Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering: Het Noord-Hollandse landelijk gebied zoals dat nu ervaren wordt is het resultaat van het leven met en de strijd tegen water. Daarbij moet worden gedacht aan de terpen, dijken, molens en droogmakerijen. Sinds 2007 heeft de provincie dankzij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een belangrijke regierol voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Met het Rijk heeft de provincie uitvoeringsafspraken gemaakt voor de periode 2007-2013. De uitvoering van het waterbeleid vraagt maatwerk via een gebiedsgerichte aanpak.
3.7.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie: Hoofdgroenstructuur

Amsterdam bevat een 'Hoofdgroenstructuur'. Binnen het plangebied is geen groen aanwezig dat deel uit maakt van deze hoofdgroenstructuur.

Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015 (Breed Water)

De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen:

  • 1. de inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
  • 3. het nemen van grondwatermaatregelen.

In ’Plan gemeentelijke Watertaken 2010-2015’ staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen. Dit plan biedt tevens een kans om in te spelen op ontwikkelingen zoals het veranderende klimaat.

Om de gestelde doelen te realiseren zijn de volgende acties en stappen nodig per zorgplicht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1005BPSTD-VG01_0011.png"

De gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor de uitvoering van de drie watertaken. Bij het realiseren van haar doelstellingen is zij echter ook afhankelijk van de medewerking van anderen:

  • Perceeleigenaren zoals particulieren, bedrijven en instellingen moeten ervoor zorgen dat hun perceel op de juiste wijze is aangesloten op de riolering (geen afvalwater op het hemelwaterriool) en kunnen hun eigen vervuiling beperken;
  • Bij het voorkomen of aanpakken van grondwaterproblemen is de gemeente afhankelijk van vele factoren, zoals de bodemopbouw, de wijze waarop het gebied bouwrijp is gemaakt, de inrichting en het gebruik van de grond, en de ondergrond. Vooral bij particulier terrein (bijvoorbeeld toename verharding, bouw van kelders) heeft de gemeente beperkte invloed. Het beheer van het peil van het oppervlaktewater, de verantwoordelijkheid van het waterschap, is vaak maar van beperkte invloed op het grondwaterniveau.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.

Waternet - Keur AGV 2009

Bevoegd gezag is het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Waternet is de gezamenlijke uitvoerende dienst van het Bevoegd gezag en daarmee ook de waterbeheerder van het onderhavige plangebied.

Op 26 november 2009 heeft het Algemeen Bestuur de Integrale Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) vastgesteld. De 'Keur' is de traditionele naam die waterschappen doorgaans geven aan een verordening met betrekking tot hun waterstaat- en waterhuishoudkundige taken. De Keur van hoogheemraadschap Amstel, Gooi, en Vecht (AGV) is niet alleen gericht op het beschermen van de water aan- en -afvoer en bescherming tegen wateroverlast en overstroming, maar ook op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem.

De Keur bestaat in essentie uit verboden en geboden. Op de meeste verboden en geboden kan onder bepaalde voorwaarden een zogenaamde vergunning tot 'ontheffing' van het gebod of verbod worden verleend. Dit is toestemming om een bepaalde activiteit of ingreep uit te voeren ondanks een algemeen 'verbod'. Deze vergunning staat niet op zich maar wordt verleend in samenhang met 'ontheffingen' voor alle andere verboden die op grond van andere waterwet- en regelgeving van kracht zijn, inclusief die van het vaarwegbeheer. Vergunningvoorwaarden zijn of kunnen worden afgeleid van beleidsregels en richtlijnen in separaat door het bestuur van AGV vast te stellen stukken.

In de Keur is ten aanzien van woonboten onder meer geregeld dat tussen de onderkant van de woonboot en de minimale aanleg- of onderhoudsdiepte van de ligplaats een ruimte moet overblijven van minimaal 0,6 meter. Deze speelruimte is nodig voor de aangroei van bagger en mogelijke wisselingen in waterpeil. Het ligplaats nemen mag namelijk niet leiden tot een onacceptabele vermindering van de doorstroming of, effectief gezien, zelfs demping van water wanneer de woonboot vast komt te liggen in de waterbodem.

De regels die AGV/Waternet stelt zijn bindend en hebben dezelfde kracht als en staan los van die van het bestemmingsplan, de Algemene Plaatselijke Verordening of de Verordening op de Haven en het Binnenwaterbeheer.

Waternet - Waterbeheerplan Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015

In het Waterbeheerplan Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015 zijn voor de periode tot eind 2015 in totaal circa 43 pakketten van uitvoeringsmaatregelen ter bevordering van de ecologische waterkwaliteit samengesteld, waarvan 13 autonoom (reeds voorgenomen maatregelen). Daarnaast zijn er 11 onderzoekspakketten geformuleerd, waarvan 1 autonoom. Een deel hiervan heeft betrekking op onderzoek naar de uitvoerbaarheid of effectiviteit van specifieke maatregelen, deze kunnen mogelijk na 2015 alsnog tot uitvoeringsmaatregelen leiden.

De belangrijkste maatregelen liggen in iets meer dan de helft van de waterlichamen op het vlak van het terugdringen van de (fosfaat)belasting; in bijna alle waterlichamen betreft het de verbetering van oeverinrichting. Daarnaast gaat het om het opheffen van acht vismigratiebarrières, waarvan één autonoom. Er zijn circa tien maatregelen met relatief hoge kosten en klein effect op KRW-doelen. Deze zijn niet opgenomen in het maatregelenpakket.

Het Waterbeheerplan omvat geen maatregelen die voor het onderhavige plangebied van belang zijn.

Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden en gescheiden blijven tot aan het overnamepunt op de perceelgrens. Schoon regenwater van gevels en daken dient bij voorkeur worden benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) of te worden afgevoerd naar de bodem (infiltratie) en indien niet mogelijk of gewenst dan rechtstreeks afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater via een regenwaterriool.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het beleid van Waternet.

3.7.4 Stadsdeelbeleid

Visie Groen en Blauw 2020

Op 26 januari 2006 heeft de Stadsdeelraad de 'Visie Groen en Blauw 2020' vastgesteld. Het doel van deze visie is het waarborgen van een hoogwaardige en continue groen- en waterstructuur, afgestemd op het gebruik en de beleving en de specifieke stedenbouwkundige identiteit en de architectuur van de diverse buurten. Om een duurzame en hoogwaardige groen- en waterstructuur voor de toekomst te garanderen is ingezet op een vierledige strategie:

  • Behouden en versterken van de bestaande kwaliteiten;
  • Toevoegen van ontbrekende schakels;
  • Verbeteren & herstellen van de verschraalde (historische) inrichting;
  • Hoogwaardig, duurzaam, historisch bewust en consequent onderhoud en beheer.

Enkele aanbevelingen ten aanzien van de waterlopen zijn:

  • Het bewaken en behouden van de goede waterkwaliteit;
  • Het opheffen van doodlopende waterlopen, ten behoeve van het optimaliseren van het gebruik, het vergroten van de waterberging en het verbeteren van de doorstroming van het water en de ecologische waarden;
  • Het verbeteren van het zicht op het water, ten behoeve van de belevingskwaliteit;
  • Het verbeteren van de recreatieve potenties van de oevers, door continuering van de doorgaande langzaam verkeersroutes en het inpassen van extra verblijfsplekken, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke wensen van de verschillende gebruikers;
  • Het opstellen van integraal woonbotenbeleid, waarin o.a. de locaties en de afmetingen van ligplaatsen, afmeervoorzieningen en het gebruik van de oevers worden opgenomen;
  • Het openbaar toegankelijk houden en zonodig maken van de kades / oevers;
  • Het opstellen van integraal afmeerbeleid voor pleziervaartuigen, waarin o.a. afmeerlocaties en afmeervoorzieningen zijn opgenomen;

Voor de waterlopen die zich in het plangebied bevinden zijn de volgende aanbevelingen gedaan:

Noorder Amstelkanaal:

  • Verbinden van het Noorder Amstelkanaal met de Stadiongracht ten behoeve van het optimaliseren van het gebruik, het vergroten van de waterberging en het verbeteren van de doorstroming van het water en de ecologische waarden;
  • Herstel van de openbare parkachtige oevers met aandacht voor de 'monumentaliteit', symmetrie en beplantingsaccenten bij de bruggenhoofden.
  • Herstellen van de openbare oevers aan het waterplein op de kruising van de Amstelkanalen;
  • Integraal woonbotenbeleid opstellen, waarin het vrijmaken van het kanaal van woonbootligplaatsen opgenomen dient te worden;
  • Afmeerbeleid opstellen, ten behoeve van het afmeren van pleziervaartuigen, waarin onder andere opgenomen wordt waar afgemeerd mag worden, voor hoe lang en op welke manier;
  • Aanbrengen van voorzieningen aan en onder de bruggen ten behoeve van het verbeteren van ecologische structuren.

Boerenwetering:

  • Criteria voor het afmeren van pleziervaartuigen opnemen in het op te stellen afmeerbeleid;
  • Criteria voor het afmeren van woonboten opnemen;
  • Stimuleren van bewonersbeheer van de floatlands;
  • Openbare oevers moeten openbaar gehouden worden;
  • Opnemen van de bescherming van de muurvarens in een beheerplan.

Singelgracht:

  • Aanbrengen van afmeervoorzieningen voor woonboten;
  • Inpassing van het profiel voor een stedelijke wandelboulevard aan de Stadhouderskade, volgens de NvU.

Enkele aanbevelingen ten aanzien van het groen zijn:

  • Verhogen van de beheer- en onderhoudsintensiteit, in verband met de hoge gebruiksdruk;
  • Beter afstemmen van de inrichting op het gebruik en opstellen en treffen van regulerende maatregelen, ten behoeve van het verlagen van de gebruiksdruk en het waarborgen van de kwaliteit en de diversiteit van de beplanting;
  • Realiseren van een professionele beheerorganisatie en uitgewerkte beheerplannen met financieel commitment;
  • Opstellen van bomenbeleid, waarin de belangrijke structuren worden vastgelegd en vervangingsstrategieën worden uitgewerkt. Dit beleid is voor het voormalige stadsdeel Oud-Zuid opgesteld en op 27 mei 2009 vastgesteld door de stadsdeelraad;
  • Terugbrengen van de karakteristieke en gevarieerde beplanting in plantsoenen en duurzaam beheren aan de hand van beplantings-, onderhoud- en beheerplannen;
  • Het behoud en verbeteren van de kwaliteit van ( gevel)tuinen;
  • Handhaven van het groene karakter van de voortuinen, door bebouwing en verstening zo veel mogelijk tegen te gaan;
  • Het bevorderen en versterken van de groene binnen- en daktuinen in bouwblokken;
  • Bewuste keuzes maken ten aanzien van het Museumplein, waarbij de inrichting goed aansluit op het gewenste gebruik. Deze keuzes dienen opgenomen te worden in een beheerplan. Daarnaast zullen maatregelen getroffen moeten worden (onder andere het opstellen van een evenementenbeleid), zodat het gewenste gebruik gereguleerd kan worden en de kwaliteit van de beplanting gewaarborgd blijft.
3.7.5 Watertoets

Het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen hebben in februari 2001 de 'Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw' ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de betrokken partijen de 'Watertoets' toepassen op alle relevante ruimtelijke plannen met waterhuishoudkundige consequenties. In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen. De Watertoets is een instrument om ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit (ruimte voor water) en waterkwantiteit en veiligheid (overstroming).

Waterkeringen

In het plangebied liggen uitsluitend secundaire waterkeringen.

Waterpeil

De Singelgracht, de Boerenwetering en het Noorder Amstelkanaal hebben een waterpeil van NAP -0.4m, zijnde stadsboezempeil.

Waterkwantiteit

Het bestaande waterbergende vermogen in het plangebied blijft gehandhaafd. Demping van water is niet aan de orde. Voorts geldt dat werken die vallen binnen de bestemming Water vergunningplichtig zijn in het kader van de integrale Keur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Op grond van de Keur AGV 2009 geldt dat, indien in de toekomstige situatie meer dan 1.000 m2 extra verhard oppervlak wordt aangelegd ten opzichte van de huidige situatie, dit met meer oppervlaktewater (10% van het verharde oppervlak) gecompenseerd moet worden.

Ondergronds bouwen

Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat er geen verslechtering mag ontstaan van de huidige grondwatersituatie door nieuwbouw in bestaand gebied. Zo mag ondergronds bouwen, zoals parkeergarages, geen belemmering vormen voor de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater. Uitgangspunt hiervoor is de gemeentelijk vastgestelde grondwaternorm. Plannen voor het aanbrengen van ondergrondse bouwwerken moeten worden voorgelegd aan Waternet, sector Waterbeheer als uitvoerder van de grondwaterzorgtaak. Plannen voor het aanbrengen van ondergrondse bouwwerken moeten worden voorgelegd aan Waternet, afdeling Planadviese en vergunningen.

Waterkwaliteit

In het Waterbeheerplan Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015 zijn voor de periode tot eind 2015 in totaal circa 43 pakketten van uitvoeringsmaatregelen ter bevordering van de ecologische waterkwaliteit samengesteld, waarvan 13 autonoom (reeds voorgenomen maatregelen). Daarnaast zijn er 11 onderzoekspakketten geformuleerd, waarvan 1 autonoom. Een deel hiervan heeft betrekking op onderzoek naar de uitvoerbaarheid of effectiviteit van specifieke maatregelen, deze kunnen mogelijk na 2015 alsnog tot uitvoeringsmaatregelen leiden.

De belangrijkste maatregelen liggen in iets meer dan de helft van de waterlichamen op het vlak van het terugdringen van de (fosfaat)belasting; in bijna alle waterlichamen betreft het de verbetering van oeverinrichting. Daarnaast gaat het om het opheffen van acht vismigratiebarrières, waarvan één autonoom. Er zijn circa tien maatregelen met relatief hoge kosten en klein effect op KRW-doelen. Deze zijn niet opgenomen in het maatregelenpakket.

Het Waterbeheerplan omvat geen maatregelen die voor het onderhavige plangebied van belang zijn.

Riolering

In het plangebied bevindt zich een gemengd rioleringsstelsel. Hierbij wordt al het in het gebied vrijkomende afvalwater, inclusief regenwater, doormiddel van één type leiding ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). Het beleid van AGV/Waternet is om daar waar mogelijk schoon hemelwater af te koppelen, dat wil zeggen te scheiden van de vuilwaterstromen. Hierdoor wordt de rioolwaterzuiveringsinstallatie ontlast en wordt het aantal overstorten van vuilwater op het oppervlaktewater verminderd. Mocht de mogelijkheid zich in de toekomst voordoen dan zal hier aandacht aan besteed moeten worden.