direct naar inhoud van 4.2 Ontwikkelingen
Plan: Lutkemeerpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01

4.2 Ontwikkelingen

4.2.1 Ontwikkelingen nabij het plangebied

Westrandweg

Het tracébesluit voor de Westrandweg is in 2008 vastgesteld. Met dit besluit is een belangrijke stap gezet om de knelpunten in de Randstad voortvarend op te lossen. De Coentunnel is al jarenlang een groot knelpunt voor het autoverkeer in de noordelijke Randstad. Dit knelpunt veroorzaakt extra verkeersdrukte op de aansluitende snelwegen, de A8 en de A10. Dit heeft een negatieve invloed op de directe leefomgeving en op de toegankelijkheid van Westpoort, het Amsterdamse havengebied. Daarom is besloten naast de bestaande Coentunnel een tweede tunnel aan te leggen.

Voor een goede afwikkeling van het verkeer dat door de Tweede Coentunnel komt, is aanleg van de Westrandweg noodzakelijk. De Westrandweg moet de A10 ten zuiden van de Coentunnel verbinden met het knooppunt Raasdorp (A5/A9). Met de aanleg van deze weg kan het doorgaande verkeer op de A10-West worden omgeleid en ontstaat er een goede aansluiting op de rijkswegen vanuit het Westelijke Havengebied. In 2009 is gestart met de daadwerkelijke aanleg van de Tweede Coentunnel en Westrandweg zodat tunnel en weg in 2012 in gebruik kunnen worden genomen. De Westrandweg gaat eind 2012 gedeeltelijk open voor het verkeer tussen het knooppunt Raasdorp en de aansluiting Luvernes. Het deel vanaf de aansluiting Luvernes tot de A10-West volgt in het voorjaar 2013 evenals de Tweede Coentunnel.

De besluitvorming rond de Westrandweg valt binnen de trajectprocedure op basis van de Tracéwet. Binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het Tracébesluit dient inpassing in een bestemmingsplan plaats te vinden. Tegen deze inpassing staan geen rechtsmiddelen meer open. De nieuwe Westrandweg is niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Omlegging A9 Badhoevedorp

In april 2012 is het Tracébesluit voor de omlegging van de A9 bij Badhoevedorp door de minister ondertekend. De A9 tussen de knooppunten Raasdorp en Badhoevedorp loopt vanaf 2018 niet meer dwars door Badhoevedorp, maar ten zuiden van het dorp (zie afbeelding 13). Met de omlegging wordt de doorstroming op de A9 verbeterd, evenals de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit in Badhoevedorp. De nieuwe A9 wordt uitgebreid met drie rijstroken en een vluchtstrook in beide richtingen. Hierdoor blijven economisch belangrijke gebieden, als Schiphol en Amsterdam, goed bereikbaar.

Ook komen er tien nieuwe viaducten en een onderdoorgang. De nieuwe A9 wordt voorzien van dubbellaags asfalt (ZOAB) en geluidschermen. En voor de doorstroming van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) komen er voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01_0013.jpg"

Afbeelding 13: Omlegging A9 Badhoevedorp (Bron: www.rijkswaterstaat.nl)

4.2.2 Ontwikkelingen in het plangebied

In principe is dit bestemmingsplan conserverend van aard. In het plangebied speelt een aantal ontwikkelingen waar rekening mee moet worden gehouden. Voor deze ontwikkelingen wordt een passende juridisch/planologische regeling getroffen.

1. Bedrijvigheid/Schipholgebondenheid

Voor het plangebied geldt dat een deel van de Schipholgebondenheid van de bedrijvigheid wordt verminderd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan Lutkemeerpolder uit 2002. Het bestemmingsplan uit 2002 kende een 100% gebondenheid van de bedrijvigheid aan Schiphol. Dit betekende dat in de Lutkemeerpolder ruimte werd geboden aan bedrijven met een sterke binding met de luchthaven Schiphol. Het gaat daarbij om bedrijven waarvoor het (op grond van de plaats in de vervoersketen of op grond van de relatie met op Schiphol gevestigde bedrijven en bedrijfssoorten) bedrijfseconomisch van groot belang is dat zij nabij Schiphol gevestigd zijn. Voor de beoordeling of bedrijven Schipholgebonden zijn, zijn er criteria vastgesteld voor de omvang en/of frequentie van de relatie van het bedrijf met de luchthaven.

Zoals in paragraaf 3.2.1 is opgemerkt, is op 8 december 2011 een convenant selectief vestigingsbeleid Schipholregio vastgesteld die de oude afspraken om bedrijven te toetsen op de mate van binding met Schiphol vervangt. Met de nieuwe regeling, vastgelegd in voornoemd convenant, wordt beoogd om een meer marktgerichte benadering voor selectiviteit te introduceren in de Schipholregio. De ambitie van de partijen van het Bestuursforum Schiphol, Schiphol Group en SADC is om de internationale concurrentiepositie van de Schipholregio te versterken. Hiervoor is onder meer een uitstekend en hoogwaardig ruimtelijk economische omgeving nodig, die internationaal opererende bedrijven kan verleiden om zich hier te vestigen. Deze bedrijfsinvesteringen komen ten goede aan de werkgelegenheid en toegevoegde waarde van de regio en kunnen een katalyserend effect hebben op andere vestigingen. In dit verband zijn de partijen van het Bestuursforum van mening dat selectiviteit van groot belang is. Het selectief vestigingsbeleid moet echter, in tegenstelling tot voorheen, primair erop gericht zijn om het juiste aanbod te realiseren om deze doelgroep te verleiden zich hier te vestigen. Om deze reden is het nieuwe beleid 'offensief' en ligt het accent op het creëren van de juiste vestigingsmilieus voor de juiste bedrijven, in plaats van het handhaven van regels die ongewenste bedrijven moet weren. Dit nieuwe accent op het creëren van de juiste vestigingsmilieus vraagt om een sterkere sturing op locatieontwikkelingen via een gezamenlijk ontwikkelingsprogramma: de Ontwikkelingsstrategie REVS.

In relatie tot de nieuwe denkrichting heeft het Bestuursforum Schiphol besloten om de term 'Schipholgebonden' te vervangen door het begrip 'internationale oriëntatie'. Met dit nieuwe begrip wordt uitdrukking gegeven aan de metropolitane strategie die centraal staat in de REVS en de ambitie om de internationale concurrentiepositie te versterken. Het gaat in de metropolitane strategie namelijk niet alleen om de luchthaven, maar om een combinatie van factoren, waarbij het in de Schipholregio vooral gaat om de interactie tussen luchthaven (internationale bereikbaarheid) en de stad (hoogwaardige kennis, creativiteit, cultuur en voorzieningen). Internationaal georiënteerde bedrijven vinden de Schipholregio niet alleen aantrekkelijk omdat het luchtvaartnetwerk binnen bereik ligt, maar ook omdat het metropolitane klimaat voordelen heeft.

In voornoemd convenant is 'internationale oriëntatie' als volgt gedefinieerd: "gerichtheid op, dan wel binding van bedrijven vanuit het bedrijfsproces aan internationale markten waarvoor de aanwezigheid van een luchthaven met een netwerk van internationale verbindingen (personenvervoer en goederenvervoer) in combinatie met een grootstedelijk milieu (kennis, creativiteit en hoogwaardige arbeidsmarkt) belangrijke arbeidsvoorwaarden zijn". Een nuance daarbij is dat bedrijven vanuit het bedrijfsproces aan internationale markten gebonden dienen te zijn. Dit betekent dat bedrijven ook indirect, via hun toeleverende bedrijfsactiviteiten in een internationale keten, internationaal georiënteerd kunnen zijn.

Zoals ook eerder opgemerkt gaat het convenant uit van het loslaten van de 'oude' streekplancriteria voor bedrijfsvestigingen die voorheen in bestemmingsplannen verankerd moesten worden. Via andere wegen, zoals in paragraaf 3.2.1 is toegelicht, kan selectiviteit worden bewerkstelligd. In tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan is vanwege de nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan geen aparte regeling meer opgenomen ten behoeve van Schipholgebonden bedrijvigheid.

In het plangebied is behoefte aan ondersteunende voorzieningen voor de aanwezige bedrijvigheid. Te denken valt aan voorzieningen voor kopiëren en dergelijke, maar ook mogelijkheden om te lunchen. In het bestemmingsplan is de bestemming 'gemengd' opgenomen langs de Etnastraat waar dergelijke voorzieningen zijn toegestaan.

Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt een relatie gelegd met de realisatie en instandhouding van de ecologische verbindingszone van de Groene AS. Aan de randen van het bedrijventerrein wordt daartoe meer openheid gerealiseerd en wordt het bedrijventerrein groen ingericht. Het eerste wordt verkregen door aan de randen van het bedrijventerrein structurerende waterlopen tussen bedrijfspercelen te realiseren en een lagere bouwhoogte toe te staan dan centraler op het bedrijventerrein.

De groene inrichting wordt in het openbaar gebied van het bedrijventerrein onder andere gerealiseerd door waterlopen en beplanting.

2. Tuinen van West

Belangrijke leidraad voor het bestemmingsplan is het Programma van Eisen van de Tuinen van West. In dit beleidskader wordt een duidelijke visie gegeven op de gronden die niet bestemd zijn voor de bedrijven. In 2011 is in aanvulling op het Programma van Eisen van de tuinen van West een rapport 'Herijking functies Tuinen van West' opgesteld. In het rapport wordt voorgesteld om twee gebieden in de Lutkemeerpolder en één gebied in de Osdorperbovenpolder een andere bestemming te geven dan in het programma van Eisen Tuinen van West. In het Programma van Eisen worden drie gebieden bestemd voor 'te ontwikkelen natuur'. Het voorstel in het rapport is om drie gebieden te bestemmen voor 'stadslandbouw'. In de stuurgroepvergadering van 6 oktober 2011 heeft de stuurgroep hiermee ingestemd. De (voormalige) agrarische gronden krijgen een natuurbestemming met stadslandbouwfunctie in combinatie met een strook natuurontwikkeling aan de noordgrens.

In het gebied is extensieve recreatie ook van belang. Fiets- en wandelpaden zijn bijvoorbeeld overal toegestaan binnen de bestemming natuur.

In de Etnastraat wordt ruimte geboden voor een uitkijkpunt in de vorm van bijvoorbeeld een bastion. Dit is een soort verhoging waar bezoekers van het natuurgebied een mooi uitzicht hebben en levert een recreatieve bijdrage aan het plangebied. De exacte vorm van het bastion ligt nog niet vast. Op de verbeelding is dit bastion specifiek aangeduid.

3. Slibvelden

De slibvelden zijn tijdelijk in gebruik als tijdelijk werkterrein voor de aanleg van de Westrandweg. Ter plaatse van de slibvelden wordt een speelnatuurgebied gecreëerd zoals eerder is voorgesteld in het Programma van Eisen voor de Tuinen van West. Deze nieuwe invulling is aan de orde nadat het tijdelijk gebruik is beëindigd.

4. Westgaarde

De bestaande begraafplaats en crematorium Westgaarde zal zijn huidige functie behouden. Er is behoefte aan een meer recreatieve functie van het gebied voor bezoekers. Zo zal er een doorgaande fietsroute worden gerealiseerd over het terrein, via een brug richting de Lutkemeerweg.

Ook is er behoefte aan ondersteunende horeca op het terrein en een kleinschalig uitvaartcentrum. Het bestemmingsplan voorziet hierin door extra bebouwing toe te staan.

In het bestemmingsplan Lutkemeerpolder uit 2002 was een maximum van 5.000 m² aan bebouwing opgenomen. Dit aantal m² was niet in overeenstemming met de feitelijke situatie destijds. In 2002 was 6.000 m² bebouwing aanwezig op het terrein. In dit plan wordt deze fout hersteld en wordt uitgegaan van de feitelijke situatie anno 2010 (6.500 m²) en de wens voor extra bebouwing ten behoeve van de ondersteunende horeca en het kleinschalige uitvaartcentrum. Het aantal maximale vierkante meters is in de planregels op 7.000 gesteld.

5. Woningen

In het plangebied wordt een zevental kavels mogelijk gemaakt voor de bouw van vrijstaande woningen. Deze woningen zijn ook op grond van het vigerende bestemmingsplan al toegestaan, met dien verstande dat daarin de exacte verkaveling niet duidelijk was. De woningen kunnen dus niet als nieuw ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan worden aangemerkt. Voor zeven van de woningen betreft het de herbouw van woningen, die als gevolg van de aanleg van de Westrandweg gesloopt moesten worden. Voor deze woningen geldt dat herbouw plaatsvindt op een minder milieubelastende locatie. Naast de hiervoor genoemde woningen, zijn er ook nog 14 bestaande woningen langs de Lutkemeerweg opgenomen evenals de 4 woningen nabij de begraafplaats Westgaarde.

4.2.3 Ontwikkelingen na terinzagelegging voorontwerpbestemmingsplan

Penitentiaire inrichting

Er was een wens een penitentiaire inrichting te realiseren binnen de Lutkemeerpolder. Deze deels open, deels half open en deels gesloten inrichting zou dan eventueel worden gerealiseerd binnen deelgebied 3. Aangezien de termijnen waarop de inrichting zou worden gebouwd nog onduidelijk was - en of de inrichting er überhaupt wel komt - was in het voorontwerpbestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor deze functie opgenomen. Inmiddels is de situatie uit het voorontwerpbestemmingsplan achterhaald en zal er geen penitentiaire inrichting meer worden gesitueerd in de Lutkemeerpolder. Er worden dan ook geen mogelijkheden voor een dergelijke inrichting in dit plangebied geboden.

Schipholgebondenheid

In het voorontwerpbestemmingsplan was nog een regeling opgenomen over Schipholgebondenheid. Vanwege de vaststelling van het Convenant Selectief Vestigingsbeleid Schipholregio in 2011 hoeft borging van Schipholgebondenheid niet meer planologisch plaats te vinden. Derhalve is een verplichte Schipholgebondenheid uit het bestemmingsplan gehaald.

4.2.4 Ontwikkeling na tervisielegging ontwerpbestemmingsplan

Vrijstaande woningen

In het ontwerpbestemmingsplan was de bouw van vrijstaande woningen op een tiental kavels geregeld. Aanvullend akoestisch onderzoek, uitgevoerd vanwege een ingediende zienswijze, heeft laten zien dat de bouw van vrijstaande woningen slechts kan plaatsvinden op een zevental kavels. De resterende drie kavels zijn uit het bestemmingsplan gehaald.

In de onderzoeken die zijn uitgevoerd vanwege deze woningen en in het volgende hoofdstuk 5 aan bod komen, is als uitgangspunt de bouw van vrijstaande woningen op een tiental kavels gehanteerd. Dit aantal is daarin aangehouden nu dit het uitgangspunt was tot en met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. De conclusies die zijn getrokken ten aanzien van de tien woningen blijven onverminderd in stand, zij het dat in het bestemmingsplan slechts 7 van de 10 woningen planologisch mogelijk zullen worden gemaakt.