Plan: | Lutkemeerpolder |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01 |
Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie 2040 aangenomen. Deze structuurvisie voorziet ten opzichte van het tot dan toe geldende streekplan niet in ingrijpende beleidsveranderingen. De provincie zet in op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. In het kader van klimaatbestendigheid dient er ruimte gevonden te worden voor bescherming tegen wateroverlast, voor voldoende schoon drinkwater en voor duurzame energie. De ruimtelijke kwaliteit wordt operationeel gemaakt in het behoud van het Noord-Hollandse landschap door verdere ontwikkeling van de kwaliteit en diversiteit van het landschap. Duurzaam ruimtegebruik wordt nagestreefd door functies slim te combineren en te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn.
De provincie Noord- Holland ziet met betrekking tot de algehele ontwikkeling binnen de provincie in 2040 het volgende eindbeeld ontstaan:
"Het aantal bedrijventerreinen is nauwelijks uitgebreid. Door herstructurering, duurzame inrichting, intensivering en transformatie wordt beter gebruik gemaakt van de bestaande voorraad. Schiphol is gegroeid in samenhang met Lelystad en Eindhoven. Het is gelukt het aantal vanuit Schiphol te bereiken bestemmingen op peil te houden, waardoor het vestigingsklimaat voor bedrijven aantrekkelijk is gebleven. De functies in en rond Schiphol zijn afgestemd op het banenstelsel en ontwikkelingen in de luchtvaart. De inzet op stedelijke woonmilieus heeft de bestaande steden van Noord-Holland verder getransformeerd tot hoogstedelijke milieus. Deze hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. In de Metropoolregio Amsterdam wordt dit transformatieproces ondersteund door investeringen in een samenhangend netwerk van openbaar vervoer. Voor de woningbouwopgave van in totaal ruim 200.000 woningen tot 2040 is vooral ruimte gezocht binnen het bestaande bebouwde gebied. Zogenaamde "uitleg" is beperkt gebleven, en voldoet aan eisen van ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en bereikbaarheid".
Bestaand Bebouwd gebied
Een deel van het plangebied is aangewezen als 'Bestaand Bebouwd Gebied' (BBG). Het BBG is de opvolger van het rode-contourenbeleid uit het voordien geldende streekplan. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied. Met name waar het gaat om bedrijventerreinen, ondergronds bouwen, hoogbouw, stationsomgevingen en knooppunten. Voor nieuwe ontwikkelingen moet nut en noodzaak worden aangetoond. Vervolgens dient te worden aangetoond dat de betreffende ontwikkeling niet (geheel) door middel van verdichting, transformatie en herstructurering kan worden gerealiseerd. Wanneer een voorgenomen ontwikkeling noodzakelijk is en verdichting niet mogelijk is, wordt nieuwe uitleg buiten het BBG gerealiseerd. Met de verlening van de ontheffing voor bouwen buiten Bestaand Bebouwd Gebied wordt ook de weergave van het (nieuw) Bestaand Gebied op kaart vastgelegd (zie afbeelding 5). Locatiekeuzen hebben hier rechtstreeks mee te maken, waaraan gestructureerd onderzoek en overleg voorafgaat. Onderzoek dient plaats te hebben in het kader van de gemeentelijke structuurvisies en zo mogelijk ook in een samenhangende regionale ruimtelijke visie. Op te stellen op initiatief van de gemeenten onderling dan wel onder regie van de Provincie. Overleg hierover dient plaats te hebben tussen gemeenten onderling en zal worden gevoerd tussen de Provincie en de gemeenten. Ontwikkelingen buiten BBG moeten voldoen aan eisen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en duurzaam bouwen. In paragraaf 3.2.2 komt nader aan bod op welke wijze het bestemmingsplan wat betreft BBG in overeenstemming is met de structuurvisie.
Afbeelding 5: Uitsnede kaart Structuurvisie Noord-Holland 2040
Schipholgebonden werklocaties
In de loop der jaren heeft veel van de internationaal georiënteerde bedrijvigheid zich gevestigd in het gebied rondom de luchthaven en elders in de Metropoolregio Amsterdam. De regio heeft hier sinds eind jaren '80 op ingespeeld door een selectief vestigingsbeleid voor de Schipholregio te implementeren. Aanvankelijk had het selectief vestigingsbeleid als doel te voorkomen dat de regio dichtslibt met activiteiten die de ontwikkeling en de bereikbaarheid van het luchthavencomplex zou bemoeilijken. Met een zekere mate van selectiviteit zou Schiphol zich verder kunnen ontwikkelen, met als gevolg een sterker netwerk, waardoor de Metropoolregio Amsterdam voor de vestiging van internationaal georiënteerde bedrijvigheid nog aantrekkelijker wordt. In de loop der jaren is de visie op selectief vestigingsbeleid veranderd.
Het beleid voor selectieve vestiging van bedrijven in de Schipholregio kent een lange historie. Reeds bij de oprichting van het Bestuursforum Schiphol (dat een samenwerkingsverband is tussen provincie Noord-Holland, gemeenten Amsterdam en Haarlemmermeer, met Schiphol Group) via het Schipholconvenant van 1986, werd het principe van selectiviteit neergezet als één van de kernelementen van de samenwerking. Sindsdien is de uitwerking van dit principe een aantal malen aangepast aan veranderde omstandigheden, of aan nieuwe inzichten. Het laatst gebeurde dit in 1999, toen het Bestuursforum Schiphol de zogenaamde 'Rondjes om de toren' vaststelde. Deze 'rondjes' zijn destijds vertaald in vestigingscriteria voor bedrijven, die werden verankerd in het streekplan Noord-Holland zuid (2003). Een deel van de locatie Lutkemeerpolder was in het streekplan aangewezen als “Schipholgebonden bedrijventerrein”. Met de partiële herziening van de streekplannen Noord-Holland zuid en Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord werd in het streekplan Noord-Holland Zuid opgenomen dat het bedrijventerrein Lutkemeer I tot maximaal 25% (hierna: 25%-regel) van het oppervlak ook wordt opengesteld voor niet-luchthavengebonden bedrijvigheid en te verplaatsen bedrijven uit de Westrand in verband met de herinrichting van de Westrand in een parkachtig landschap ('Tuinen van West').
Vanwege de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft Provinciale Staten op 18 maart 2008 haar sturingsfilosofie vastgesteld. Daarbij werd ingezet op het gebruik van juridische instrumenten uit de Wro om tot doorwerking van haar beleid te komen, hetgeen leidde tot de vaststelling van een overgangsdocument geldend streekplanbeleid. Dit document gaf weer welke provinciale belangen in de geldende streekplannen in aanmerking kwamen voor proactieve juridische sturing en beleidsneutraal konden doorwerken. De regeling voor Lutkemeerpolder, zoals hiervoor nader is aangeduid, stond ook in het overgangsdocument. Het overgangsdocument is uiteindelijk opgevolgd door de Provinciale Structuurvisie 2040. Noch in de deze visie, noch in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (welke in paragraaf 3.2.2 aan bod komt) is voor de locatie Lutkemeerpolder een regeling te vinden die volledig correspondeert met de hierboven aangehaalde regeling uit het streekplan.
In juli 2008 besloot het Bestuursforum tot oprichting van een tijdelijke Commissie Selectief Vestigingsbeleid Schipholregio. De commissie is gevraagd om het Bestuursforum te adviseren over alternatieven voor de regeling voor selectief vestigingsbeleid. De oprichting van deze commissie liep parallel met het actualiseren van de huidige Ruimtelijk Economische Visie Schipholregio (REVS) 2009-2030, waarin partijen constateerden dat de praktijk van het stelsel van selectiviteit op problemen stuitte. Deze problemen werden enerzijds veroorzaakt door niet eenduidige interpretatie van de criteria met als gevolg dat de regeling weinig consistent werd toegepast. Anderzijds waren partijen tot het inzicht gekomen dat de regeling haar doel voorbij schoot. Volgens de partijen speelt zij te weinig in op de dynamiek en kansen van de internationaal georiënteerde markt in de Metropoolregio Amsterdam en geeft een te negatief signaal af aan deze primaire doelgroep. De commissie Meijdam adviseerde eind 2008 om een nieuwe regeling te ontwerpen.
Het advies van de commissie Meijdam is voor het Bestuursforum aanleiding geweest een alternatief te formuleren. In plaats van verankering in bestemmingsplannen is gekozen voor het verankeren van de afspraken in de vorm van een convenant. Dit convenant is op 8 december 2011 ondertekend door de leden van het Bestuursforum Schiphol en vervangt het vestigingsbeleid uit het Schipholconvenant van 1986. Met de nieuwe regeling wordt beoogd om een meer marktgerichte benadering voor selectiviteit te introduceren in de Schipholregio. Alleen globale criteria worden vastgelegd, niet verankerd in bestemmingsplannen maar in een convenant. Nieuwe gronduitgiften van kantoren en bedrijven boven 1.500 m² bvo zullen nog wel getoetst worden door Schiphol Area Development Company (SADC) op grond van de toetsingsaanvraag. Dit vindt niet meer plaats op kleinere of bestaande uitgiften. Voor nieuwe uitgiften onder 1.500 m² hoeft geen toetsingsaanvraag meer te worden ingevuld maar dienen de transacties bij SADC gemeld te worden. Bedrijfsverhuizingen in de regio blijft SADC wel monitoren om zo waar mogelijk de concurrentiepositie van de regio en de profielen van werklocaties te versterken.
In de Provinciale Structuurvisie 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn bepaalde gronden in het plangebied aangewezen als Schipholgebonden bedrijventerrein (zie afbeelding 6).
Afbeelding 6: uitsnede kaart Structuurvisie Noord-Holland 2040
In de Provinciale Structuurvisie 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn in tegenstelling tot het voorheen geldende streekplan en overgangsdocument verder geen criteria opgenomen voor Schipholgebonden bedrijven. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Structuurvisie 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. In het bestemmingsplan zijn ter plaatse van de gronden die volgens provinciaal beleid zijn aangewezen als Schipholgebonden bedrijventerrein in ieder geval Schipholgebonden bedrijven toegestaan. Ook andere bedrijven zijn daar toegestaan, waardoor het ook in overeenstemming is met het hiervoor genoemde convenant van 8 december 2011. Het selecteren van bedrijven vindt niet meer plaats via het bestemmingsplan. Wel kan selectie, zoals hiervoor opgemerkt, plaatsvinden op andere manieren.
Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 naast de Structuurvisie 2040 ook de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (PRVS) aangenomen. Deze verordening bevat algemene regels die gevolgen kunnen hebben voor de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. De PRVS vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de structuurvisie, de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid.
BBG
In de PRVS is aangegeven wat onder BBG moet worden verstaan. Wat betreft het plangebied geeft de kaart van de verordening aan wat is aangewezen als BBG. Deze kaart komt wat betreft bebouwing niet geheel overeen met de bouwmogelijkheden van onderhavig bestemmingsplan. Dit betekent niet dat het bestemmingsplan in strijd is met de PRVS. Onder BBG wordt namelijk volgens de verordening ook verstaan de geprojecteerde bebouwing als bedoeld in bestemmingsplannen die in werking zijn getreden. Doordat de delen die niet overeen komen met de kaart van de verordening wel zijn geregeld in het vigerende bestemmingsplan Lutkemeerpolder, is onderhavig bestemmingsplan wat betreft BBG in overeenstemming met de PRVS (zie afbeelding 7).
Afbeelding 7: uitsnede kaart Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
EHS
Een deel van de gronden is aangewezen als ecologische hoofdstructuur (EHS). Voor de planologische bescherming van de EHS geldt sinds het verschijnen van de Nota Ruimte (2005) het nee, tenzij regime. Welk regime in de SVIR is voortgezet. Binnen gebieden waarin dit regime van kracht is, zijn geen activiteiten toegestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten, tenzij:
Het plangebied is in beginsel niet in overeenstemming met de structuurvisie wat betreft de gestelde eisen omtrent EHS. In paragraaf 5.10 zal daar nader op in worden gegaan.
In de beleidsnota Raamplan Haarlemmerméér Groen (vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland in april 2000) zijn de onderdelen van de Groene AS voor Landelijk West opgenomen:
Afbeelding 8: Raamplan Haarlemmerméér Groen
Ontwikkelingsplan Groene AS
Het Ontwikkelingsplan Groene AS is als onderdeel van het Raamplan Haarlemmerméér Groen opgesteld onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep Groene AS waarin deelnamen: het Ministerie van LNV, de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam en Haarlemmermeer, het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer, Osdorp en Slotervaart/Overtoomse Veld, het Waterschap Groot Haarlemmermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht en de provincie Noord-Holland. De gebiedsvisie Landelijk West is een uitwerking hiervan.