38.1
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, is het dagelijks bestuur bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan zodat:
-
a. in het plangebied de volgende bebouwing wordt toegestaan:
-
b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, waterstaatsdoeleinden waaronder een bergbezinkbassin, en tramvoorzieningen, met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum vloeroppervlak van 25 m², alsmede;
-
1. gebouwen ten behoeve van de scheepvaart, waaronder brugwachtershuisjes, met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximum oppervlak van 15 m², alsmede;
-
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunstuitingen, vrijstaande muren, geluidwerende voorzieningen, alsmede bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
-
3. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
c. de in de voorschriften toegestane maximale bouwhoogten in geringe mate worden overschreden, doch de betrokken bouwhoogte met niet meer dan 2 meter wordt vergroot en de grotere bouwhoogte niet leidt tot een extra bouwlaag;
-
d. de in de voorschriften toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld in c, met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en centrale verwarmingsinstallaties;
-
e. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van balkons, erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen.