Plan: | Haarlemmerbuurt/Westelijke eilanden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1202BPSTD-VG01 |
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan en welke tot de hoofdfunctie worden gerekend. De horeca-activiteit vindt plaats in het verlengde van en ten behoeve van de hoofdfunctie. De horeca-activiteit mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer de ruimte waarin de horeca-activiteit plaatsvindt is afgescheiden van de hoofdfunctie, mag deze maximaal 20 % van het totale vloeroppervlak bedragen, waarbij toiletruimte, keuken en opslag ten behoeve van horeca niet wordt meegerekend;
een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate wordt vastgelegd, en naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
iedere besloten ruimte waarin meer dan drie speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de totale bruto vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op het gebruik van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
de grens van een bestemmingsvlak;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.A1202BPSTD
de bijbehorende regels (en bijlagen);
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
kelders, souterrains en kappen;
elke vorm van grondverzet;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de hoogte van de bebouwing, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatieinrichtingen, lichtkappen en dergelijke ondergeschikte delen van gebouwen;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
een donkere ontmoetingsruimte die onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid of sauna, waarin uitsluitend op vrijwillige basis en zonder materiële vergoeding seksuele handelingen kunnen plaatsvinden;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt worden bergepen;
een scheidingsconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 dB(A);
een ruimte uitsluitend bestemd voor tentoonstelling en verkoop van kunstwerken;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een zelfstandig gebouw, dat uitsluitend dienst doet als zitgelegenheid voor bezoekers van de aangrenzende horecavestiging;
een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;
zone rond een industrieterrein als bedoeld in artikel 52 van de Wet geluidhinder;
het verkopen van goederen of eetwaren vanuit de gevel van een gebouw gelegen aan de openbare weg
de ligging van de goot wordt bepaald door de snijlijn tussen verticaal gevelvlak en al dan niet hellend dakvlak;
een detailhandelsvestiging waar in het bijzonder artikelen ten behoeve van het kweken van cannabis worden verkocht;
een detailhandelsvestiging waar in het bijzonder artikelen worden verkocht voor het gebruik van drugs;
fastfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants.
horecabedrijven, al dan niet met een besloten karakter, die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken, waarbij het gelegenheid bieden tot dansen op en tot het beluisteren van overwegend mechanische muziek een wezenlijk onderdeel vormt. Horeca 2 bedrijven zijn in elk geval discotheken en sociëteiten;
horecabedrijven, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafe's en eetcafe's;
horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 worden in elk geval begrepen restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons;
hotels;
de uitoefening van horeca-activiteiten in een gebouw dat primair voor culturele of museale activiteiten wordt gebruikt (culturele horeca);
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke, met uitzondering van geldwisselkantoren en telefoneerinrichtingen;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden alsmede voor congres- en vergaderruimte;
één of meer bijzondere bouwlagen, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;
in een detailhandel of vestiging voor consumentverzorgende dienstverlening tegen betaling verstrekken van etenswaren en/of dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;
het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel op straatniveau geheel of gedeeltelijk ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingstijden kan worden geopend;
een kavel al dan niet bebouwd, welke als één geheel is ingeschreven in het Kadaster;
het bestemmingsplan Haarlemmerbuurt/Westelijke eilanden van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een ruimte waar prostitutie wordt bedreven;
het maken, toevoegen of vergroten van enige verbinding door middel van verwijdering van een of meer (delen van) muren tussen twee of meer gebouwen;
een detailhandelsvestiging waar zaden van planten met een psychoactieve werking worden verkocht;
een gebouw of gedeelte van een gebouw waarin de bedrijfsvoering geheel of voor een aanmerkelijk deel is gericht op handelingen en/of vertoningen van seksuele en/of seksgerelateerde aard dan wel op detailhandel in seksartikelen. Hieronder wordt in ieder geval niet begrepen een darkroom, dat wil zeggen een donkere ontmoetingsruimte die onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid of sauna, waarin uitsluitend op vrijwillige basis en zonder materiële vergoeding seksuele handelingen kunnen plaatsvinden;
het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan een huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste een (1) week en maximaal zes (6) maanden.
detailhandel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in psychotrope stoffen;
een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;
een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen;
een niet aan het hoofdgebouw verbonden gebouw, bestaande uit één bouwlaag, al dan niet voorzien van een kap, gesitueerd op een keurtuin (specifiek op de verbeelding aangeduid) en met een sierfunctie. Tuinhuizen zijn onlosmakelijk onderdeel van de stedenbouwkundige structuur en zijn bedoeld om kortstondig te verpozen en om aan tuingebruik gerelateerde zaken in op te slaan.
voorzieningen die voorzien in een basisbehoefte zoals onderwijs, gezondheidszorg, politie/brandweer en welzijnsvoorzieninggen (openbare voorzieningen) en bijzondere voorzieningen zoals sport-, recreatieve en culturele voorzieningen. Voorzieningen kunnen zowel commercieel zijn als niet-commercieel.
een strook grond die het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie (onder water lopen);
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de bruto oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
De voor 'Bedrijferf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot bedrijfserf bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
Op de tot 'Bedrijfserf' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Gebruik als aan- en afvoerwegen voor motorvoertuigen en voor horecadoeleinden is niet toegestaan.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Bedrijfserf' wijzigen, teneinde ondergrondse parkeervoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 4.2 en 4.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning af wijken van de volgende bouwregels.
het bepaalde in de artikelen 4.2.5 onder b en c en 4.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 4.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 4.2.3 onder b en artikel 4.2.4 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 4.2.3
het bepaalde in artikel 4.2.7 en voor zover van toepassing het bepaalde in de artikelen 4.2.5 onder b en 4.2.6 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam;
het bepaalde in artikel 4.2.3 onder b, artikel 4.2.4 onder b en artikel 4.2.8 onder c, voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Het dakterras mag op de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.
het bepaalde in artikel 4.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
In de bouwlagen waar horeca 1 is toegestaan zijn naast horeca 1- ook horeca 3- en horeca 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 2 is toegestaan zijn naast horeca 2- ook horeca 3- en 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 3 is toegestaan zijn naast horeca 3- ook horeca 4-gelegenheden toegestaan.
Kantoren met baliefunctie zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain) van bebouwing toegestaan;
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 4.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 4.5.8 voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Centrum - 2' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 4.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
De maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege het spoor van 68 dB(A) voor nieuwe woonbebouwing wordt aan de Haarlemmer Houttuinen 305-307 en Grote Bickersstraat 2-6 vanaf de bouwhoogte van 6 m overschreden. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van 63 dB(A) voor nieuwe woonbebouwing wordt aan het Haarlemmerplein 29 en 31 en Korte Marnixstraat tussen het Haarlemmerplein en de Korte Marnixkade overschreden.
De omzetting van niet-geluidgevoelige functies naar woningen is ter plaatse niet toegestaan, tenzij de bebouwing is voorzien van een dove gevel. Woningen die met een dove gevel worden uitgevoerd, dienen over minimaal één geluidsluwe zijde te beschikken.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 5.2 en 5.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in de artikelen 5.2.5 onder b en c en 5.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 5.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 5.2.3 onder b en artikel 5.2.4 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 5.2.3
het bepaalde in artikel 5.2.7 en, voor zover van toepassing, het bepaalde in de artikelen 5.2.5 onder b en 5.2.6 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 5.2.3 onder b, artikel 5.2.4 onder b en artikel 5.2.8 onder c, voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Het dakterras mag op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.
het bepaalde in artikel 5.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
het bepaalde in artikel 5.2.13 ten behoeve van het samenvoegen van gebouwen met dien verstande dat het bij omgevingsvergunning afwijken uitsluitend is toegestaan voor de gebouwen aan de westzijde van de Planciusstraat, tussen de Eerste Breeuwersstraat en de Houtmanstraat, onder de voorwaarde dat:
Op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Per bouwblok is één kinderdagopvang toegestaan. Geen kinderdagopvang is toegestaan in bouwblokken waar al een school aanwezig is.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 5.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 5.5.4 voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Gemengd - 1' wijzigen, met uitzondering van bebouwing aan waterwegen/grachten, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een bestaande entree, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 1' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 5.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
De voor 'Gemengd - 1.1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 1.1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 6.2 en 6.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in de artikelen 6.2.5 onder b en c en 6.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 6.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 6.2.3 onder b en artikel 6.2.4 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 6.2.3
het bepaalde in artikel 6.2.7 en, voor zover van toepassing, het bepaalde in de artikelen 6.2.5 onder b en 6.2.6 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 6.2.3 onder b, artikel 6.2.4 onder b en artikel 6.2.8 onder c, voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Het dakterras mag op de tot 'Gemengd - 1.1' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.
het bepaalde in artikel 6.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Gemengd - 1.1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
In de bouwlagen waar horeca 1 is toegestaan zijn naast horeca 1- ook horeca 3- en horeca 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 2 is toegestaan zijn naast horeca 2- ook horeca 3- en 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 3 is toegestaan zijn naast horeca 3- ook horeca 4-gelegenheden toegestaan.
Per bouwblok is één kinderdagopvang toegestaan. Geen kinderdagopvang is toegestaan in bouwblokken waar al een school aanwezig is.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 1.1' bestemde gronden worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 6.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 6.5.5 voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Gemengd - 1.1' wijzigen, met uitzondering van bebouwing aan waterwegen/grachten, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een bestaande entree, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 1.1' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 6.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
De voor 'Gemengd - 1.3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 7.2 en 7.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in de artikelen 7.2.5 onder b en c en 7.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 7.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 7.2.3 onder b en artikel 7.2.4 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 7.2.3
het bepaalde in artikel 7.2.7 en, voor zover van toepassing, het bepaalde in de artikelen 7.2.5 onder b en 7.2.6 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 7.2.3 onder b, artikel 7.2.4 onder b en artikel 7.2.8 onder c, voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Het dakterras mag op de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.
het bepaalde in artikel 7.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
In de bouwlagen waar horeca 1 is toegestaan zijn naast horeca 1- ook horeca 3- en horeca 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 2 is toegestaan zijn naast horeca 2- ook horeca 3- en 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 3 is toegestaan zijn naast horeca 3- ook horeca 4-gelegenheden toegestaan.
Per bouwblok is één kinderdagopvang toegestaan. Geen kinderdagopvang is toegestaan in bouwblokken waar al een school aanwezig is.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 7.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 7.5.5, voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Gemengd - 1.3' wijzigen, met uitzondering van bebouwing aan waterwegen/grachten, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een bestaande entree, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 1.3' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 7.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
De voor 'Gemengd - 1.4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 8.2 en 8.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in de artikelen 8.2.5 onder b en c en 8.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 8.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 8.2.3 onder b en artikel 8.2.4 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 8.2.3
het bepaalde in artikel 8.2.7 en, voor zover van toepassing, het bepaalde in de artikelen 8.2.5 onder b en 8.2.6 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 8.2.3 onder b, artikel 8.2.4 onder b en artikel 8.2.8 onder c, voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Het dakterras mag op de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.
het bepaalde in artikel 8.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
In de bouwlagen waar horeca 1 is toegestaan zijn naast horeca 1- ook horeca 3- en horeca 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 2 is toegestaan zijn naast horeca 2- ook horeca 3- en 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 3 is toegestaan zijn naast horeca 3- ook horeca 4-gelegenheden toegestaan.
Per bouwblok is één kinderdagopvang toegestaan. Geen kinderdagopvang is toegestaan in bouwblokken waar al een school aanwezig is.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden worden gebruikt als 'Tuin - 1' met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 8.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 8.5.5 voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Gemengd - 1.4' wijzigen, met uitzondering van bebouwing aan waterwegen/grachten, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een bestaande enree, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 1.4' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 8.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesituereerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
De maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege het spoor voor nieuwe woonbebouwing van 68 dB(A) wordt aan Nieuwe Teertuinen 25, spoorzijde, Ketelmakerstraat 6, spoorzijde en Droogbak 1 c en d, spoorzijde, overschreden.
De maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege het wegverkeer voor nieuwe woonbebouwing van 63 dB(A) wordt op Droogbak 1a aan de zijde van Nieuwe Westerdoksstraat overschreden.
Het realiseren van bedrijfswoningen/dienstwoningen is ter plaatse niet toegestaan, tenzij deze zijn voorzien van een dove gevel. Deze woningen dienen over minimaal één geluidsluwe zijde te beschikken.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 9.2 en 9.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in de artikelen 9.2.5 onder b en c en 9.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 9.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 9.2.3 onder b, en artikel 9.2.4 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 9.2.3
het bepaalde in artikel 9.2.7 en, voor zover van toepassing, het bepaalde in de artikelen 9.2.5 onder b en 9.2.5 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 9.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
In de bouwlagen waar horeca 1 is toegestaan zijn naast horeca 1- ook horeca 3- en horeca 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 2 is toegestaan zijn naast horeca 2- ook horeca 3- en 4-gelegenheden toegestaan. In de bouwlagen waar horeca 3 is toegestaan zijn naast horeca 3- ook horeca 4-gelegenheden toegestaan.
Per bouwblok is één kinderdagopvang toegestaan. Geen kinderdagopvang is toegestaan in bouwblokken waar al een school aanwezig is.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
Voorzieningen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1000 m2 die aanwezig zijn ten tijde van terinzagelegging van het plan mogen worden gehandhaafd maar niet worden vergroot.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden mogen worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 9.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
Het bepaalde in artikel 9.5.5, voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer:
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Gemengd - 2' wijzigen, met uitzondering van bebouwing aan waterwegen/grachten, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een bestaande entree, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 2' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 9.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 2' wijzigen in 'Gemengd - 1', opdat wonen mogelijk wordt in een of meer panden met de bestemming 'Gemengd - 2', onder de voorwaarde dat:
De voor 'Gemengd - 2.3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 2.3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 10.2 en 10.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in de artikelen 10.2.5 onder b en c en 10.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 10.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 10.2.3 onder b, en artikel 10.2.4 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 10.2.3
het bepaalde in artikel 10.2.7 en, voor zover van toepassing, het bepaalde in de artikelen 10.2.5 onder b en 10.2.6 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 10.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Gemengd- 2.3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
In de bouwlagen waar horeca 3 is toegestaan zijn naast horeca 3- ook horeca 4-gelegenheden toegestaan.
Per bouwblok is één kinderdagopvang toegestaan. Geen kinderdagopvang is toegestaan in bouwblokken waar al een school aanwezig is.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
Voorzieningen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1000 m2 die aanwezig zijn ten tijde van terinzagelegging van het plan mogen worden gehandhaafd maar niet worden vergroot.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 2.3' bestemde gronden mogen worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 10.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
Het bepaalde in artikel 10.5.5, voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer:
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Gemengd - 2.3' wijzigen, met uitzondering van bebouwing aan waterwegen/grachten, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een bestaande entree, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 2.3' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 10.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 2.3' wijzigen, opdat wonen mogelijk wordt in een of meer panden met de bestemming 'Gemengd - 2.3' onder de voorwaarde dat:
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.49 is peil voor alle gronden met de bestemming 'Gemengd - 3' de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdentrees aan Westerdok.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.49 is peil voor alle gronden met de bestemming 'Gemengd - 3' de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdentrees aan Westerdok.
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'percentage extra bouwvolume' is maximaal 10% extra bouwvolume toegestaan.
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Dakterrassen zijn niet toegestaan.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.49 is peil voor alle gronden met de bestemming 'Gemengd - 3' de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdentrees aan Westerdok.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
Nieuwe woningen dienen over minimaal één geluidluwe zijde te beschikken.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 11.2 en 11.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in artikel 11.2.3 onder a, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 11.2.5 voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 11.2.3 onder a en artikel 11.2.6 voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Het dakterras moet zijn teruggelegd ten opzichte van de voorgevel en mag geen aantasting van het daklandschap opleveren.
het bepaalde in artikel 11.2.10 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Gemengd - 3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Uitbreiding en nieuwvestiging van horeca is niet toegestaan.
Per bouwblok is één kinderdagopvang toegestaan. Geen kinderdagopvang is toegestaan in bouwblokken waar al een school aanwezig is.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 3' bestemde gronden worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 11.5.1 onder b, voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een groter vloeroppervlak dan 300 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 11.5.2 voor uitbreiding en nieuwvestiging van horeca 1, 3 of 4 met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 11.5.5 voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 3' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 11.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 4' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.49 is peil voor alle gronden met de bestemming 'Gemengd - 4' de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdentree aan het Haarlemmerplein.
De bouwhoogte van de eerste bouwlaag bedraagt minimaal 5 meter ten opzichte van de vloer van de eerste bouwlaag.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.49 is peil voor alle gronden met de bestemming 'Gemengd - 4' de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdentree aan het Haarlemmerplein.
De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte.
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan als kelders, souterrains en nutsvoorzieingen. Het aantal ondergrondse bouwlagen bedraagt maximaal 4.
De gevel moet een duidelijke driedeling bevatten, bestaande uit een plint, een gevelvlak en een gevelbeëindiging, waarbij het accent wordt gelegd op verticale plaatsing van ramen en andere geveldoorbrekingen.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde of pleinzijde worden gesitueerd.
Loggia's zijn aan de straatzijde en pleinzijde niet toegestaan.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.49 is peil voor alle gronden met de bestemming 'Gemengd - 4' de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdentree aan het Haarlemmerplein.
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag niet worden gebouwd tot een hoogte van 3,5 meter, met uitzondering van de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructie.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.49 is peil voor alle gronden met de bestemming 'Gemengd - 4' de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdentree aan het Haarlemmerplein.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
De maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor nieuwe woonbebouwing van 68 (dB) wordt aan de Haarlemmer Houttuinen tussen de Kleine Houtstraat en de Planciusstraat en Planciusstraat noordwestzijde overschreden. De omzetting van niet-geluidgevoelige functies naar woningen is ter plaatse niet toegestaan, tenzij de bebouwing is voorzien van een dove gevel. Woningen die met een dove gevel worden uitgevoerd, dienen over minimaal één geluidsluwe zijde te beschikken.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 12.2 en 12.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in artikel 12.2.2;
De afwijking wordt uitsluitend verleend, indien daarmee een met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.
het bepaalde in artikel 12.2.3 voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 12.2.4 voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 12.2.3 onder b, artikel 12.2.5 onder e voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Op de tot 'Gemengd - 4' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Het bedrijfsvloeroppervlak mag per vestiging niet meer bedragen dan 200 m2. Daar waar horeca 3 of 4 is gesitueerd in de eerste bouwlaag, mag de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain) worden gebruikt als keuken, ruimte voor toiletten en berging (opslag) ten behoeve van de daarboven gelegen horeca, met inachtneming van het hiervoor aangegeven maximale bedrijfsvloeroppervlak.
Het bedrijfsvloeroppervlak van bijzondere voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 500 m2 bedragen. Wanneer de entree van een voorziening aan de zijde van het Haarlemmerplein wordt gesitueerd, mag deze niet breder zijn dan 6 meter.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Gemengd - 4' bestemde gronden worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad, de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate aantasten of in onevenredige mate afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 12.5.1 voor vestiging of uitbreiding van een detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een vloeroppervlak tot 400 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 12.5.2 tot 400 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
het bepaalde in artikel 12.5.4 voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 4' wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 12.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
Het bepaalde in 13.2.2 tot een maximale bouwhoogte van 5 meter voor de bouw van nieuwe voetbalkooien.
Op de tot 'Groen' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Het gebruik van de tot 'Groen' bestemde gronden ten behoeve van evenementen en daarbij behorende noodzakelijke bouwwerken, is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Groen' wijzigen, teneinde ondergrondse parkeervoorzieningen met daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Groen' wijzigen teneinde ondergrondse fietsenstallingen en daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren met dien verstande dat:
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
Uitbreiding in de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
Het is niet toegestaan om bouwvolume ondergronds uit te breiden of te creëren.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd (deze bepaling geldt niet voor souterrains).
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 14.2 en 14.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in de artikelen 14.2.5 onder b en c en 14.2.6 onder a en b voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
het bepaalde in artikel 14.2.4 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat.
het bepaalde in artikel 14.2.3 onder b en 14.2.4 onder b voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 14.2.3
het bepaalde in artikel 14.2.7 en, voor zover van toepassing, het bepaalde in de artikelen 14.2.5 onder b en 14.2.6 onder a, voor uitbreiden of creëren van bouwvolume ondergronds tot een maximum van twee bouwlagen, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse bebouwing geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
het bepaalde in artikel 14.2.10 ten behoeve van een berging, indien het om aantoonbare reden niet mogelijk is om de berging op een andere plek te situeren;
het bepaalde in artikel 14.2.11 indien een buitenruimte aan de achterzijde van een gebouw niet mogelijk is, met dien verstande dat de diepte van de loggia maximaal 1,30 meter bedraagt;
het bepaalde in artikel 14.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Maatschappelijk-1' bestemde gronden mogen worden gebruikt als 'Tuin - 1', met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsbeeld in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Voor zover toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven, voor zover van toepassing, aanduidingen op het betreffende perceel aanwezig en worden de daarbij behorende regels meegenomen naar de nieuwe bestemming.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen, met uitzondering van bebouwing aan waterwegen/grachten, tenzij gebruik kan worden gemaakt van een bestaande entree, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wijzigen in 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', indien en voor zover het desbetreffende pand onherroepelijk is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor
Op de tot 'Tuin - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.
Dakterrassen zijn niet toegestaan.
Voorzover balkons, erkers, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van gebouwen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze geheel worden vernieuwd, maar niet worden vergroot.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2, met inachtneming van de volgende regels.
de bouw van schuurtjes, met dien verstande dat:
Op de tot 'Tuin - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Bedrijfsmatig gebruik, waaronder gebruik voor horecadoeleinden, alsmede gebruik voor opslag is niet toegestaan.
Het aanbrengen van verharding ten behoeve van een ander gebruik dan tuinen is niet toegestaan.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 1' wijzigen, teneinde onder tuinen en erven parkeervoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 1' wijzigen teneinde onder tuinen en erven fietsenstallingen te realiseren, met dien verstande dat:
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Tuin - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend hierna genoemde bouwwerken, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.
In afwijking van het bepaalde in de aanhef van 16.2 zijn erfafscheidingen toegestaan met een maximum bouwhoogte van 1 meter. Erfafscheidingen met een grotere bouwhoogte die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan mogen worden gehandhaafd.
De maximale bouwhoogte van de hijskraan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - hijskraan' is de bestaande bouwhoogte ten tijde van de terzagelegging van het otnwerp van het plan.
Voor zover balkons, erkers, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van gebouwen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan mogen deze geheel worden vernieuwd, maar niet worden vergroot.
Dakterrassen zijn niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van de in de artikel 16.2 bedoelde bouwwerken, indien dit noodzakelijk is vanwege de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing, dan wel vanwege de kwaliteit van het leefmilieu.
Op de tot 'Tuin - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Bedrijfsmatig gebruik, waaronder gebruik voor horecadoeleinden, alsmede gebruik voor opslag is niet toegestaan.
Het aanbrengen van verharding ten behoeve van een ander gebruik dan tuinen is niet toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' mogen worden verhard.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' is parkeren toegestaan met maximaal het aantal voertuigen als op de verbeelding aangegeven bij 'aantal parkeerplaatsen'.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 2' wijzigen, teneinde onder tuinen en erven parkeervoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 2' wijzigen teneinde onder tuinen en erven fietsenstallingen te realiseren, met dien verstande dat:
De voor ' Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.
Dakterrassen zijn niet toegestaan.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in artikel 17.2.2 voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Bedrijfsmatig gebruik, waaronder gebruik voor horecadoeleinden, alsmede gebruik voor opslag van onbebouwde gronden is niet toegestaan.
De gebouwen mogen worden gebruikt ten dienste van een van de toegestane functies in hoofdbebouwing op hetzelfde bouwperceel, met uitzondering van parkeervoorzieningen. De gebouwen mogen geen zelfstandige functie bevatten. De maximale bedrijfsvloeroppervlakten zoals die zijn bepaald voor genoemde bestemmingen zijn onverkort en van overeenkomstige toepassing.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 3' wijzigen, teneinde onder tuinen en erven parkeervoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 3' wijzigen teneinde onder tuinen en erven fietsenstallingen te realiseren, met dien verstande dat:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:
Stoepen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
Ter plaatse van aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' zijn drie bouwlagen toegestaan die worden gebruikt overeenkomstig de bestemming 'Gemengd - 3'. Deze bouwlagen corresponderen wat betreft de bouwhoogte met de negende, tiende en elfde bouwlaag van de aansluitende bebouwing op de gronden bestemd voor 'Gemengd - 3'.
Voor zover kiosken, balkons, erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen, pothuizen of andere ondergeschikte delen van gebouwen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van de in artikel 18.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Het gebruik als ongebouwd terras van de tot 'Verkeer' bestemde gronden is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.
Het gebruik van de tot 'Verkeer' bestemde gronden ten behoeve van evenementen en daarbij behorende noodzakelijke bouwwerken, is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer' wijzigen, teneinde ondergrondse parkeervoorzieningen en daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer' wijzigen teneinde ondergrondse fietsenstallingen en daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren met dien verstande dat:
De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging, waterwegen, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden;
Op en onder de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het is niet toegestaan steigers op te richten.
De maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter dan wel de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande hogere bouwhoogte.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:
Het bepaalde in artikel 19.2.2 voor het overschrijden van de bouwhoogte met maximaal 1 meter.
Op de tot 'Water' bestemde gronden gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
Het gebruik van de tot 'Water' bestemde gronden ten behoeve van evenementen en daarbij behorende noodzakelijke bouwwerken is toegestaan, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:
Het bepaalde in de artikelen 20.2 en 20.3 is niet van toepassing op:
Het bevoegd gezag kanhet plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 9' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:
Het bepaalde in de artikelen 21.2 en 21.3 is niet van toepassing op:
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het bevoegd gezag neemt bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning het volgende in acht:
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemmingen, tevens bestemd voor:
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van bestemming 'Water' en de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezige bouwhoogte.
Op of in de tot dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishouding. Het bevoegd gezag wint daartoe het advies in van Waternet.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter. Voor de bestaande bouwwerken geldt de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande bouwhoogte.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels.
het bepaalde in 23.2.3, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor waterstaatkundige werken, tot ten hoogste 5 meter, indien dat vanuit technische, of waterstaatkundige overwegingen noodzakelijk is en/of vanuit stedenbouwkundige overwegingen gewenst is.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht de bestemming dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' schrappen en aan gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toe te kennen, indien de Keur en/of het bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vechtstreek daartoe aanleiding geven.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.
Ter plaatse waar de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied' op de verbeelding is aangegeven, bevinden zich gebouwen met een culturele of museale functie die, met inachtneming van het bepaalde in artikel 26.2 in aanmerking komen voor het bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van horeca 6.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van horeca 6 in gebouwen die op de verbeelding zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied', indien:
De toestemming om ten behoeve van horeca 6 af te wijken die bij omgevingsvergunning is gegeven, vervalt van rechtswege wanneer de primair culturele of museale activteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd.
De geluidsbelasting van het bedrijventerrein Westpoort is vastgelegd in een bestaande geluidzone als bedoeld in artikel 52 van de Wet geluidhinder.
De bouw van een woning of een gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, alsmede in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van dit plan is verleend.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van regels van dit plan, voor:
het vestigen van horeca 4 in hotels met een groter bruto vloeroppervlak dan 1000 m2. De omgevingsvergunning om af te wijken voor zelfstandige horeca zal slechts worden verleend tot een maximale oppervlakte van 150 m² of maximaal 10 % van het bruto vloeroppervlak van het hotel. De vestiging van de horeca 4 mag niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat.
Gebouwen voor de openbare dienst met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale vloeroppervlakte van 15 m2, kiosken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, gedenktekens, plastieken, duikers, bruggen en andere waterbouwkundige constructies.
Geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het desbetreffende bouwterrein, tot ten hoogste 2 meter.
Het overschrijden van minimale en maximale hoogte-, breedte-, diepte- en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de regels, mits de afwijking van enige maat niet meer dan 10 % bedraagt, met dien verstande dat geen extra bouwlaag mag worden gerealiseerd en de bestemmingsgrenzen op de verbeelding niet worden overschreden.
Het overschrijden van bestemmingsgrenzen voor balkons, (hoek)erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen, reclame en uitvalschermen of andere ondergeschikte delen van bouwwerken, met inachtneming van het volgende:
Bij omgevingsvergunning wordt niet afgeweken ten behoeve van erkers en luifels aan straten en stegen met een breedte van minder dan 6 meter.
Overschrijding van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen en bebouwingsregels, waaronder mede begrepen de maximale bouw- en goothoogten, voor:
Bergbezinkbassins.
De omgevingsvergunning om af te wijken voor elektronische communicatiemiddelen zal slechts worden verleend tot een maximale hoogte van 5 meter, gemeten vanaf de voet, indien onderdelen van de antenne-installatie om aantoonbare redenen niet inpandig kunnen worden gerealiseerd. Deze installaties dienen zo centraal mogelijk op het dak te worden geplaatst, aan of nabij de liftschacht, indien aanwezig. Plaatsing op panden met een ' specifieke bouwaanduiding - orde 1' is niet toegestaan, tenzij de karakteristiek van het monument niet wordt aangetast. Plaatsing op panden met een 'speciefieke bouwaanduiding - orde 2 is toegestaan, tenzij de karakteristiek van het stadsgezicht wordt verstoord.
Plaatsen van een scootmobielstalling, uitsluitend ten behoeve van het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De scootmobielstalling mag niet overbemeten zijn. Bij omgevingsvergunning afwijken is mogelijk voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager.
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen' wijzigen in die zin dat:
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.12.3. van de Wet ruimtelijke ordening, gelijktijdig met de vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in dit bestemmingsplan, een met dit besluit samenhangend besluit omtrent een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12.1 of 6.12.2. vaststellen.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde in 31.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 31.1 met maximaal 10%.
Artikel 31.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 31.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 31.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 35.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Haarlemmerbuurt/Westelijke eilanden.