Plan: | Wiener |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1106BPSTD-OH01 |
De ontwikkeling van de oostelijke stadsrand van Amsterdam in de zestiende en zeventiende eeuw was een gevolg van een enorme toename van havenactiviteiten. Aan de oostkant van de stad werden steeds nieuwe haveneilanden aangelegd. De eilanden werden consequent rationeel ingericht, waarbij de schaal steeds groter werd en de vorm zich ontwikkelde op basis van de steeds verdergaande splitsing van functies.
In 1592 werden Uilenburg, Valkenburg en Rapenburg aangelegd. Deze werden omgeven door een vestingwal die ophield bij het IJ. Vanaf het water werd de stad vanaf schepen verdedigd. Vanaf 1641 werden de kwetsbare en strategisch belangrijke eilanden - op Rapenburg lagen de werven van de VOC en de Admiraliteit - beter verdedigbaar gemaakt door het verlengen van de vestingwal tot in het IJ. Er werd een nieuw bolwerk aangelegd op een dam die het IJ inliep. De dam was met de bestaande vesting verbonden door middel van een ophaalbrug. Een jaar later besloot de Vroedschap een tweede bolwerk in het IJ te leggen. De dam in het IJ werd verlengd. Het tweede deel lag onder een flauwe hoek ten opzichte van het eerste, zodat de dam een knik kreeg. De bolwerken dienden niet alleen ter verdediging van de eilanden, maar ook als golfbreker ten behoeve van de waal of buitenhaven die ten noorden van Rapenburg in het IJ lag. De aanleg van de bolwerken leidde al snel tot verzanding van het IJ en de vergrote Oude Waal.